Momenteel werkt Mario Molegraaf aan de biografie van Hans Warren. Op zijn ontdekkingstocht door het leven van Warren stuit hij regelmatig op interessante vondsten. Op de eerste dag van elke maand deelt hij zo’n vondst met de bezoekers van onze website.
Een brief uit Hongarije! Zo’n brief krijg ik niet iedere dag. De afzendster studeert aan de Universiteit van Debrecen, waar ze er een Vakgroep Nederlands op na houden. Mooi zo. De briefschrijfster is bezig met haar afstudeerscriptie, gewijd aan een Hongaarse auteur die over Nederland schreef, Áron Kibédi Varga, en aan een Nederlander die over Hongarije dichtte, Hans Warren. Diens bundel Schetsen uit het Hongaarse volksleven is ongetwijfeld het vrolijkste onderdeel van zijn werk. De logische vraag van de briefschrijfster: was Hans Warren ooit in Hongarije en zo ja, wanneer dan? Nee, Hans Warren was nooit in Hongarije. Of misschien toch wel, in 1855, welgeteld zesenzestig jaar voor zijn geboorte. De reis maakte hij niet per vliegtuig, maar per boek. Laten we eerst eens naar zijn eigen boekje kijken. Het was lang zoeken naar een exemplaar van de oorspronkelijke uitgave. Maar zoals dat altijd gaat vond ik er een in de laatste hoek van de laatste la, een speciale editie nog wel. Heel veel meer dan wat mooie woorden in het/de colofon (mag allebei van het Witte Wonder, de nieuwste versie van de Van Dale) plus een signatuur behelst dat in dit geval trouwens niet. Bibliofielen kunnen hun hart wél ophalen aan het boek achter dit boekje. Hans Warren liet zich namelijk inspireren door een werk van Gabriel von Prónay, Skizzen aus dem Volksleben in Ungarn, en dan vooral door de verrukkelijke plaatjes daaruit. Het is, zo begrijp ik, een gezocht boek. Een Canadese antiquaar biedt momenteel een exemplaar aan voor omgerekend ruim €2.500. ‘Extremely important for its accurate depiction of the people of Hungary, their activities, costume, etc., during the early 19th century,’ meldt de begeleidende tekst. Hans Warren verwende zich voor zijn negenendertigste verjaardag met een exemplaar, vernemen we uit zijn dagboek, 20 oktober 1960, en betaalde daarvoor honderd gulden. Zo’n tien jaar later, op 5 januari 1971, begon hij met het schrijven van de gedichten. Hoe pakte hij het precies aan? Hoe wist hij te bereiken dat de lezer meteen ook naar Hongarije wil, het Hongarije van 1855 wel te verstaan? Daarover een volgende keer. Maar nu alvast de prent van het openingsgedicht, de bruiloftsstoet op weg naar de kerk. Let op de bruidegom. De dichter zag: ‘Hij is al eerlijk zat, hij zwaait/ de veldfles.’