Aan uitgevers geen gebrek, goede en slechte (die ondanks hun stuitende gestuntel toch eeuwig blijven zitten), saaie en kleurrijke, uitgevers die het beweren te doen voor de hoge literatuur, uitgevers die het heimelijk doen voor het lage geld. Maar er is slechts één Mai Spijkers, onverwisselbaar en onmiskenbaar en ik denk ook onmisbaar, een man die zich nooit anders voordoet dan hij is. Ik ken hem al heel lang, zomer 1978 ging hij werken voor uitgeverij Bert Bakker, zomer 1978 verscheen ik in het leven van Hans Warren, Bert Bakker-auteur. In januari 2000 nam hij afscheid van zijn uitgeverij Prometheus, grotere zaken wachtten. Er was een feest met een welkomstlied, op de melodie van ‘Tulpen uit Amsterdam’. Hans Warren en ik waren erbij, zie zijn dagboek. Mai dankte, met naar alle waarschijnlijkheid de langste brief die hij ooit heeft geschreven. Een Mai-brief bestaat gewoonlijk uit aanhef, één zin, groet. Jean Pierre Rawie heeft verteld dat Mai hem eens meldde niet bij een boekpresentatie aanwezig te kunnen zijn, hij beloofde een brief. Die ook kwam: ‘Beste Jean Pierre, ik kan helaas volgende week niet aanwezig zijn. Vriendelijk, Mai’. Punt. Rawie’s relaas is te vinden in Ja hai, met Mai, samen met stukken van Herman Brusselmans, Gerrit Komrij, Tom Lanoye en uiteraard Hans Warren. Het boek, nooit in de handel geweest, werd uitgebracht ter gelegenheid van Mai’s afscheid. Dat geen echt afscheid was. Ongeveer voor hij het boek uit had, was hij weer terug. Als uitgever, of eigenlijk gewoon als de enige echte Mai Spijkers.
MARIO MOLEGRAAF