Hans Warren gebruikte aanvankelijk de geheim dagboek-cahiers niet alleen voor dagboekaantekeningen. Hij schreef er bijvoorbeeld ook gedichten in over. Dagboekcahier nummer 3 was multifunctioneel: behalve als dagboek diende het als werkboek, met opzetten van brieven en kladversies van andere teksten. Maar het merkwaardigste geval is cahier nummer 4 dat hij voor twee dingen inzette. Aan de ene kant, de voorkant, ging hij er zijn geheim dagboek in bijhouden. Vanaf 1 januari 1947, of is het nog net 31 december 1946? ‘Tim, de scheepsfluiten blazen. Is het de overgang naar het nieuwe jaar? Ik weet het niet. Onze klokken zijn allemaal achter, die op de schoorsteen wijst 10 voor twaalf. Maar ik hoor een kanon dreunen, en het schip blaast door, telkens hortend. Mijn gedachten zijn bij jou, enkel bij jou, daarginds in Bexhill-on-Sea. Jij, die aan zee woont gelijk ik, denk je even aan me?’ Woorden die in gedachten zijn gericht tot zijn gedroomde geliefde Timothy Yearwood. Aan de andere kant van het cahier begint hij, in maart 1947, aan een roman Een Stem van over de Zee, voorloper van Een vriend voor de schemering. De teksten van voorzijde en achterzijde gaan elkaars richting op en op een dag raken ze elkaar. Er blijft geen bladzijde leeg, geen regel blanco. De laatste zin van het prozawerk: ‘Albertine moest telkens in die ogen kijken, het hinderde haar dat het haar zo gelukkig maakte’ en de datering 11 Mrt, ±9 uur. En ondersteboven de dagboekaantekening van 1 mei 1947, begonnen om halftwaalf: ‘De krampachtigheid om dit schrift deze nacht nog vol te schrijven, tegen de gestrande roman aan, rug aan rug. In vier maanden is het volgeschreven. Het begon met Tim. Tim is verbleekt – eindelijk, het werd tijd. Armoede. Het heeft de sensatie van Gino gekend – ook dat hoogtepunt is voorbij. Dan is er Max – bijna schreef ik: het pad daalt af, maar dan voel ik mij zo gruwelijk eenzaam en hopeloos dat ik me vastklamp aan die kleine, onzinnige liefde als aan een stuk kantelend wrakhout, en bovendien, het rekproces is voldoende, want zie, de taak van heden is volbracht; rug nadert rug, een halfslachtig dagboek kust een halfgebaarde roman en stellig ik kan niet zeggen of dat boek ooit afkomt.’ Was de schrijver zo zuinig? Of was het papier indertijd erg schaars? In elk geval kussen dagboekschrijver Hans Warren en romanschrijver Hans Warren elkaar.
MARIO MOLEGRAAF