Ilja Leonard Pfeijffer heeft bij de Arbeiderspers zijn stukken over poëzie gebundeld in Het geheim van het vermoorde geneuzel. In het boek is ook opgenomen Pfeijffers bespreking van de Verzamelde gedichten van Warren. Het stuk verscheen eerder, op 29 november 2002, in NRC Handelsblad onder de titel “Gevoelens waar gevoel op staat”. Warren is onder andere bekend – en geprezen – als vertaler (met Molegraaf) van Kavafis. Het ligt dus (erg) voor de hand om in een bespreking van Warrens eigen poëzie deze te vergelijken met de Kavafis-vertaling. Net zoals Hunink in Ons Erfdeel (Nieuws 16 juni jl.), moet Pfeijffer dan wel concluderen dat Warren in zijn eigen werk niet het niveau haalt van het door hem bewonderde voorbeeld. (Maar welke dichter haalt dat wel?) Volgens Pfeijffer is het cruciale probleem van Warrens poëzie dat hier “grote gevoelens” expliciet worden benoemd. Het zijn twee misverstanden in één: dat poëzie over grote gevoelens moet gaan en dat je om de grote gevoelens op te roepen, de grote gevoelens alleen maar bij name hoeft te noemen. Pfeijffer citeert een paar regels waarin Warren inderdaad de woorden liefde, eenzaamheid, en geluk gebruikt, alsof gedichten waarin die woorden voorkomen, alleen maar slechte gedichten kunnen zijn. Op 26 februari 1999 schreef Warren een stuk in de PZC onder de titel: “De oudheid is al lang voorbij. Nu Pfeiffer nog!”.