Op zijn zwerftocht door Nederland fotografeert Martin van der Kamp landschappen en gebouwen die verbonden kunnen worden met het leven en werk van Hans Warren. Deze maand: de Paulushoekse Dijk te Driewegen.
Geheim Dagboek 11 mei [1977] – In de tijd dat Mensje [van Keulen] op mijn huis paste, heeft ze het plan opgevat ergens in de buurt een tweede woning te kopen, zo goed is de Zak van Zuid-Beveland haar bevallen. Ze heeft iets in Driewegen op het oog. Ik bood aan mee te gaan kijken en bleek het huisje te kennen; een aardig stulpje op de hoek van de Paulushoekse dijk, bij de grote grenslinde tussen Driewegen en Borssele. Goed gerestaureerd, goed onderhouden, met een mooi aangelegde tuin, voor en achter. Helemaal vrij en fraai gelegen. Ik was er verrukt van. (…)
Het bewijs lijkt
onweerlegbaar. Achterop staat de datum 15.1.67. De foto moet toen of vóór die
dag zijn gemaakt. Ze hoorde bij een kleine en zeker ook fijne collectie Hans
Warren-uitgaven die ik laatst op de veilingsite Catawiki aanschafte. ‘Originele
zwart-witfoto. 8,8 x 8,5 cm. Met op de achterzijde een datumstempel 15.1.67.
Huiselijk kiekje van de schrijver, aan tafel, voor een wand met vele
wajangpoppen,’ luidde de begeleidende tekst. Januari 1967, Hans Warren was toen
45 en ik was een jongen van 6, leerling in de eerste klas van de Nassauschool.
Maar op de foto zie ik Hans Warren zoals ik hem kende, met het vest dat hij
droeg en droeg en droeg. En zit daar op zijn voorhoofd niet het litteken van
een dermatologische ingreep, uitgevoerd toen hij al een man op leeftijd was?
Maar wat valt er in te brengen tegen zulk hard bewijs als de datering? De foto
biedt een blik op de Oosterse kamer, en wat voor Oosters voorwerp staat daar
voor de dichter op tafel? Een bronzen sri yantra, Nepal, zeventiende-eeuws,
aangeschaft op de Antiekbeurs in Delft, bij Jaap Polak, bekend van het
tv-programma Tussen kunst en kitsch. Het is een complex geometrisch
diagram, bedoeld voor meditatie, op een versierd onderstuk, vier leeuwen op de
hoeken. Hans Warren vertelt over de aankoop in zijn dagboek, 13 oktober 1980. In
de Provinciale Zeeuwse Courant berichtte hij altijd uitgebreid over de Delftse
beurs, in zijn artikel van 11 oktober 1980 had hij de sri yantra ook
gesignaleerd: ‘een buitengewoon boeiend en ook nog zeer decoratief voorwerp’.
De foto moet nadien zijn gemaakt. Het bewijs lijkt onweerlegbaar. De voorkant van
de foto zegt iets heel anders dan de achterkant. Bewijs tegen bewijs, ongeveer
even ingewikkeld en duizelingwekkend als een sri yantra.
Toch weer samen op een
titelblad: een binnenkort te verschijnen boek met de vier werken van Plato
rondom het proces en de dood van Sokrates. Sokrates, martelaar van de filosofie
gaat het heten. En onder die titel dus de vertrouwde woorden ‘Vertaald door
Hans Warren en Mario Molegraaf’. De teksten, Euthyfron, Sokrates’
verdediging, Kriton en Faidon, vulden in 1995 de delen 3 en 4
van onze uitgave met Plato’s Verzameld werk. Prachtige literatuur! In
een nieuw nawoord heb ik toen en nu, 399 voor Chr. en 2019 na Chr., proberen te
verbinden. Ik heb nét het nazien van de drukproef afgerond. Vermoedelijk zullen
ze op de uitgeverij enigszins schrikken van het resultaat, heel wat correcties,
en allemaal in dezelfde trant. Ik ben en blijf tevreden over de vertaling van
Hans en mij, maar hier en daar kan het íets natuurlijker, kan normale
spreektaal nóg dichter worden benaderd. Er stond in onze vertaling van de
dialogen nog behoorlijk vaak ‘echter’, zo praat echter niemand, het wordt dus ‘maar’.
En al die keren ‘men’, men gebruikt dat woord nauwelijks in een gesprek, een
ongedwongen ‘je’ komt ervoor in de plaats. Sokrates praat met zijn vrienden.
Bij het correctiewerk lijkt het soms of ik nog praat met Hans. Ik schrap en schrap,
maar nooit kan een streep door die twee namen op het titelblad.
Op zijn zwerftocht door Nederland fotografeert Martin van der Kamp landschappen, graven en gebouwen die verbonden kunnen worden met het leven en werk van Hans Warren. Deze maand: het voormalige Volkenkundig Museum Justinus van Nassau (Rijksmuseum voor Volkenkunde), Kasteelplein 13 te Breda.
Geheim Dagboek 2 sep. [1973] – Zondag. – Deze middag zijn Mabel en ik naar Breda gegaan voor de tentoonstelling ‘Aziatische Schaduwspelen’ in het Rijksmuseum voor Volkenkunde. (…) We hebben er vele uren, tot sluiting, doorgebracht. (…) Een openbaring waren voor mij de grote Nang-schijven uit Thailand. (…) Het mooist en geheimzinnigst blijf ik de Javaanse en Balische wajangs vinden. De overige schaduwspelsoorten zijn voortbrengselen van volkskunst met weinig artistieke waarde
Op zaterdag 29 juli
1978, de dag dat ik Hans Warren leerde kennen, stond ook gewoon zijn wekelijkse
letterkundige kroniek in de Provinciale
Zeeuwse Courant. Het boek waarvoor hij op deze dag de aandacht vroeg, was
(je zou er bijna iets achter zoeken) Liefde
rond, liefde vierkant, een keuze uit zeven eeuwen Koreaanse poëzie,
vertaald en toegelicht door Frits Vos. Het was deel 7 uit ‘De Oosterse
Bibliotheek’, een prestigieuze reeks van uitgeverij Meulenhoff. ‘Een grote
aanwinst in deze prachtige serie,’ oordeelde Hans Warren. En hij kon het weten,
want het lijkt wel of hij erop had zitten wachten, op ‘De Oosterse Bibliotheek’
bedoel ik. Deel voor deel, met literatuur uit onder meer het oude India, China,
Japan, Arabië, werd door hem uitbundig en uitvoerig besproken. Om te beginnen
natuurlijk deel 1, De schending van
Soebadra, een Javaans schimmenspel, waarop hij in de krant van 27 november
1976 inging. Het artikel telt drie kolommen, in de derde roept hij zichzelf tot
de orde met een ‘Doch terzake’, in de eerste twee vertelt hij over zijn eigen
ervaringen met wajang: ‘Nooit zal ik het ogenblik vergeten dat ik voor het
eerst een wajangpop zag. Nooit ook dat ik voor het eerst de betoverende klanken
van de gamelan hoorde.’ Bij het boek had hij enige bedenkingen: ‘Zoiets alsof
je het libretto van een opera leest en er de rest maar bij verzinnen moet.’ Na
vierentwintig delen was het afgelopen. ‘Niet verder verschenen,’ meldt de
catalogus van de Koninklijke Bibliotheek over de reeks. Maar wat een tijden
waren dat, tijden die nooit meer terug keren. Tijden dat zulke veeleisende
boeken konden verschijnen, ze gelezen werden en minstens één bespreker er helemaal
in opging. Hans Warren zette al zijn zintuigen in bij ‘De Oosterse Bibliotheek’.
Zo kon hij de lezers van zijn krant over het eerste deel verzekeren: ‘De drukinkt
ruikt lekker.’ Ik ga deze boeken toch weer eens uit de kast halen. Snuif ik
daar de lucht van 29 juli 1978 op?