Uit de nalatenschap van Hans Warren 77 ~ Plato-vertaling

Toch weer samen op een titelblad: een binnenkort te verschijnen boek met de vier werken van Plato rondom het proces en de dood van Sokrates. Sokrates, martelaar van de filosofie gaat het heten. En onder die titel dus de vertrouwde woorden ‘Vertaald door Hans Warren en Mario Molegraaf’. De teksten, Euthyfron, Sokrates’ verdediging, Kriton en Faidon, vulden in 1995 de delen 3 en 4 van onze uitgave met Plato’s Verzameld werk. Prachtige literatuur! In een nieuw nawoord heb ik toen en nu, 399 voor Chr. en 2019 na Chr., proberen te verbinden. Ik heb nét het nazien van de drukproef afgerond. Vermoedelijk zullen ze op de uitgeverij enigszins schrikken van het resultaat, heel wat correcties, en allemaal in dezelfde trant. Ik ben en blijf tevreden over de vertaling van Hans en mij, maar hier en daar kan het íets natuurlijker, kan normale spreektaal nóg dichter worden benaderd. Er stond in onze vertaling van de dialogen nog behoorlijk vaak ‘echter’, zo praat echter niemand, het wordt dus ‘maar’. En al die keren ‘men’, men gebruikt dat woord nauwelijks in een gesprek, een ongedwongen ‘je’ komt ervoor in de plaats. Sokrates praat met zijn vrienden. Bij het correctiewerk lijkt het soms of ik nog praat met Hans. Ik schrap en schrap, maar nooit kan een streep door die twee namen op het titelblad.

MARIO MOLEGRAAF

Photography of commemorative Euro coins

Rijksmuseum voor Volkenkunde

Op zijn zwerftocht door Nederland fotografeert Martin van der Kamp landschappen, graven en gebouwen die verbonden kunnen worden met het leven en werk van Hans Warren. Deze maand: het voormalige Volkenkundig Museum Justinus van Nassau (Rijksmuseum voor Volkenkunde), Kasteelplein 13 te Breda.

Geheim Dagboek 2 sep. [1973] – Zondag. – Deze middag zijn Mabel en ik naar Breda gegaan voor de tentoonstelling ‘Aziatische Schaduwspelen’ in het Rijksmuseum voor Volkenkunde. (…) We hebben er vele uren, tot sluiting, doorgebracht. (…) Een openbaring waren voor mij de grote Nang-schijven uit Thailand. (…) Het mooist en geheimzinnigst blijf ik de Javaanse en Balische wajangs vinden. De overige schaduwspelsoorten zijn voortbrengselen van volkskunst met weinig artistieke waarde

Uit de nalatenschap van Hans Warren 76 ~ De Oosterse Bibliotheek

Op zaterdag 29 juli 1978, de dag dat ik Hans Warren leerde kennen, stond ook gewoon zijn wekelijkse letterkundige kroniek in de Provinciale Zeeuwse Courant. Het boek waarvoor hij op deze dag de aandacht vroeg, was (je zou er bijna iets achter zoeken) Liefde rond, liefde vierkant, een keuze uit zeven eeuwen Koreaanse poëzie, vertaald en toegelicht door Frits Vos. Het was deel 7 uit ‘De Oosterse Bibliotheek’, een prestigieuze reeks van uitgeverij Meulenhoff. ‘Een grote aanwinst in deze prachtige serie,’ oordeelde Hans Warren. En hij kon het weten, want het lijkt wel of hij erop had zitten wachten, op ‘De Oosterse Bibliotheek’ bedoel ik. Deel voor deel, met literatuur uit onder meer het oude India, China, Japan, Arabië, werd door hem uitbundig en uitvoerig besproken. Om te beginnen natuurlijk deel 1, De schending van Soebadra, een Javaans schimmenspel, waarop hij in de krant van 27 november 1976 inging. Het artikel telt drie kolommen, in de derde roept hij zichzelf tot de orde met een ‘Doch terzake’, in de eerste twee vertelt hij over zijn eigen ervaringen met wajang: ‘Nooit zal ik het ogenblik vergeten dat ik voor het eerst een wajangpop zag. Nooit ook dat ik voor het eerst de betoverende klanken van de gamelan hoorde.’ Bij het boek had hij enige bedenkingen: ‘Zoiets alsof je het libretto van een opera leest en er de rest maar bij verzinnen moet.’ Na vierentwintig delen was het afgelopen. ‘Niet verder verschenen,’ meldt de catalogus van de Koninklijke Bibliotheek over de reeks. Maar wat een tijden waren dat, tijden die nooit meer terug keren. Tijden dat zulke veeleisende boeken konden verschijnen, ze gelezen werden en minstens één bespreker er helemaal in opging. Hans Warren zette al zijn zintuigen in bij ‘De Oosterse Bibliotheek’. Zo kon hij de lezers van zijn krant over het eerste deel verzekeren: ‘De drukinkt ruikt lekker.’ Ik ga deze boeken toch weer eens uit de kast halen. Snuif ik daar de lucht van 29 juli 1978 op?

MARIO MOLEGRAAF

Jan Engelman

Op zijn zwerftocht door Nederland fotografeert Martin van der Kamp landschappen, graven en gebouwen die verbonden kunnen worden met het leven en werk van Hans Warren. Deze keer: Jan Engelman.

Johannes (“Jan”) Aloysius Antonius Engelman (Utrecht, 7 juni 1900 – Amsterdam, 20 maart 1972) was dichter, criticus en vertaler. Engelman werd op 23 maart bijgezet op de R.K. begraafplaats aan de Amstelveenseweg in Buitenveldert in het graf van partner Joanna Diepenbrock (10 augustus 1905 – 7 juni (!) 1966) en haar ouders, componist Dr. Alphons Diepenbrock (1862 – 1921) en jonkvrouw Wilhelmina Elisabeth Petronella Cornelia Diepenbrock de Jong van Beek en Donk (1860 – 1939).

Cf. Hans Heesen, Harry Jansen en Ed Schilders (1997), Waar ligt Poot? Over de dood en de laatste rustplaats van Nederlandse en Vlaamse schrijvers. De Prom, Baarn en Wikipedia.

Geheim Dagboek 11 sep. [1945] – In een bezopen bui aan Engelman gedichten ingezonden voor De Harp maar… met zo’n insolente en aanstellerige brief er bij dat ik me nu werkelijk dóodschaam; helaas heb ik alles gepost, er is geen redden meer aan. Ik kan enkel vurig hopen dat Engelman zo’n weerzin voelt dat hij het geheel, brief en verzen, in het vuur smijt en alles snel vergeet.

31 jan. [1956] – 20 uur. – Of Jan Engelman als dichter bekend zal blijven betwijfel ik. Daarvoor is het grootste deel van zijn werk te zwak, te gekunsteld, opgeschroefd. Maar als curiositeit zal het gedicht Vera Janacopoulos waarschijnlijk de tijd trotseren. Vera Janacopoulos, geen Griekse maar een Braziliaanse zangeres, is gestorven. Ik vraag me af hoe Engelman tot zijn cantilene kwam. Hoorde hij haar zingen, bezocht hij een van haar optredens?

Uit de nalatenschap van Hans Warren 75 ~ Warre

Op naar Warre! Er valt, geloof ik, niets te vertellen over dit plaatsje in de Ardennen, even ten noorden van Durbuy. Maar voor Hans Warren was het een openbaring, want de ‘stammoeder’ van de familie was Jacoba Warre (Vlissingen 1794 – Vlissingen 1840). Haar zoon Johannes Warre, vader onbekend, werd geboren in 1823. In zijn leven verschijnt geleidelijk de n achter de familienaam. Het was een vondst. Het verhaal van de ‘werkvrouw’ Jacoba Warre natuurlijk, die een heel ongewis bestaan leidde, maar zeker ook het bestaan van de plaats Warre. De datum was 25 mei 1997. Hans droomde van een ‘heerlijk rustige zondag thuis’, maar op mijn aandringen werd het een Ardennentocht. Zoals vaker, per Volvo lagen de Ardennen verrassend dicht bij Zeeland. ‘Mooie landschappen, een gehuchtje Warre ontdekt (…) Ergens een weiland dieproze van de koekoeksbloemen. Massa’s margrieten,’ noteerde Hans in zijn dagboek. Een jaar later, 11 mei 1998, keerden we terug met een missie: ‘M. heeft me uitvoerig gefotografeerd bij het naambordje van het dorp Warre’. Ziehier het resultaat. Weer volop voorjaar, de wei achter de ook al zeer gele borden knalt van de paardenbloemen. De andere foto met het richtingbord verhieven we tot wenskaart voor het nieuwe jaar 2000. De weg naar Warre, neem hem in mei.

MARIO MOLEGRAAF