Uit de nalatenschap van Hans Warren 92 ~ Het debuut

Zijn debuut als natuurschrijver valt precies te plaatsen: april 1941, hij zat nog op de HBS in Goes, een artikel ‘Overwinteren in 1939-1940’, vooral over het overwinteren van kluten in Zeeland, in het tijdschrift In weer en wind. Maar wanneer liet Hans Warren zich voor het eerst zien als literaire auteur? We hebben het op deze plaats wel eens gehad over De Trekker. In 1942 stuurde hij poëzie in naar dat tijdschrift, maar het blijft een raadsel of het ooit tot publicatie is gekomen. In ieder geval waren najaar 1944 gedichten van hem te lezen. Maar welk blad was toen het eerst? De aflevering van Maecenas met Hans Warrens ‘Stanzen’ verscheen in november 1944. In dezelfde maand verscheen óók het betreffende nummer van Parade der Profeten. Het is onduidelijk wie de eer mag opeisen, maar Hans Warren was via Maecenas en redacteur Willem Karel van Loon tot Parade doorgedrongen. In de inhoudsopgave zien we dan ook (M) achter zijn naam staan, dat betekent ‘Medewerker van de Maecenas-groep’. Het nummer van Parade, een zeldzaam en belangrijk literair-historisch document, begint met pagina 177 en eindigt op pagina 296 met een colophon. Hans Warren is met vijf gedichten vertegenwoordigd: ‘Calandpolder’ staat op pagina 203, ‘Laatste lied’ (een eerdere versie van ‘Laatst herfstlied’) en ‘De boot’ (verdwenen uit het oeuvre) op pagina 204, ‘Landelijke herfst’ op pagina 205, en op een ‘207 a’ genummerde pagina verschijnt ‘Stanzen’. Om trouwens in een februari 1945 verschenen tweede herziene druk weer te verdwijnen, zoals meer gedichten en zelfs hele dichters verdwijnen. Deze keer loopt het geheel van bladzijde 1 tot en met 102, Hans Warrens werk staat op bladzijde 70, 71 en 72. ‘Calandpolder’ is abusievelijk omgedoopt tot ‘Callandpolder’ en van een verrassend toepasselijke illustratie voorzien, of misschien toch niet zo verrassend, want de houtsnede is van de Zeeuwse kunstenaar Joost Baljeu, in 1925 te Middelburg geboren. Het ging oorspronkelijk om een driedubbele aflevering (nr. 7-8-9) van het sinds mei 1944 verschijnende tijdschrift. Van begin af aan gebruikten de medewerkers, schrijvers en beeldende kunstenaars, hun eigen naam. Vanwege de uitvoering – gestencild en met ingeplakte illustraties – maakt het geheel een wat schoolkrantachtige indruk. Maar men heeft, zie het colophon, bibliofiele pretenties, er verschijnt zelfs een luxe editie, alle exemplaren zijn genummerd (Hans Warren kreeg nummer 47) en door de redacteuren Carla Scheidler, Jan Praas en Ad. Van Noppen gesigneerd. In het poëzienummer vinden we naast vergeten dichters bekende namen, Ad den Besten en Guillaume van der Graft, Willem Frederik Hermans (in een eerdere aflevering van Parade gedebuteerd) en Paul Rodenko. Achteraf gezien zijn Rodenko’s gedichten de opmerkelijkste, ze nopen tot een herschrijving van de literatuurgeschiedenis waarin men over het hoofd zag dat de eerste ‘Vijftiger’ al in 1944 tot een eruptie kwam. C.A.G. Planije en Jan Praas droegen een uitvoerig essay bij, ‘Verengde kringen’, waarin de nieuwste poëzie wordt overzien. Ze gaan uitgebreid in op het werk van Hans Warren, een ‘moderne Griek, die (althans voorlopig) zijn eden schijnt te hebben gevonden’. Zijn werk is ‘stoer en onwrikbaar’, heeft ‘een harde, soepele zegging’, en de dichter onderscheidt zich ‘sterk van de intellectuele, veelal overbeschaafde poëzie’. De top-vier van ‘de opmerkelijkste en tot nu toe belangrijkste dichters van deze generatie’ bestaat volgens hen uit W.J. van der Molen, Guillaume van der Graft, Eb van de Beld en Hans Warren. Of deze Parade werkelijk zijn debuut bevatte? Hoe dan ook, het begin van zijn literaire loopbaan beloofde wat.

MARIO MOLEGRAAF

Naar de tandarts met Hans Warren

Op zijn zwerftocht door Nederland fotografeert Martin van der Kamp landschappen en gebouwen die verbonden kunnen worden met het leven en werk van Hans Warren. Deze keer de voormalige tandartspraktijk van Hans Stam aan de F. den Hollanderlaan 16 te Goes (tegenwoordig: osteopathiepraktijk Beter).

Uit Geheim Dagboek:
9 juli. [1972] – (…) Ik kon ‘s-nachts niet slapen van de pijn. Om acht uur Hans Stam opgebeld, die bleek met vakantie. Ik kon om kwart voor elf bij zijn vervanger Hage terecht. (…)
29 april [1982] – Ongelooflijk opgelucht. Na ruim twee jaar móest ik naar de tandarts: mijn gedeeltelijke gebitje was geknapt, een kies afgebroken, een vulling uit een hoektand los. Het is allemaal gemaakt. ‘Het restant houdt zich goed,’ zei Hans Stam bemoedigend. Ik ben in jubelstemming. (…) 
10 jan. [1983] – 12.50 – Om elf uur moest ik bij de tandarts zijn om te ‘happen’ voor een nieuw partieel bovengebit. Het oude was net voor de kerstdagen geknapt, maar nog wel bruikbaar als ik voorzichtig at. (…)
19 okt. [1984] – 10.30 – (…) Eergisteren en gisteren naar de tandarts geweest. De opening tussen tanden en gebitje was inderdaad te groot. (…)
18 april [1985] – 20 uur – Het viel niet mee bij de tandarts. De kies moest eruit, en dat werd een marteling. Twee wortels waren nog heel sterk, de derde bleek verrot. (…)
11 dec. [1986] – 11.30 – Om naar Hans Stam te gaan had ik me gisteren als slachtoffer voorbereid. Gebaad, m’n beste kleren aan, de ruïnes geborsteld. Precies om zes uur leverde M. me af. (…)
14 sep. [1988] – 11 uur – (…) bij het avondeten brak een hoektand. Ik at een stukje Parmezaanse kaas en dacht dat er een kiezelsteen in zat. De tand was al lang verkleurd en gebarsten. Ik besloot meteen een briefje bij Hans Stam te brengen. Hij deed zelf open en hij is meteen aan het werk gegaan. (…)
14 feb. [1990] – 10 uur- Gisteren erge kiespijn, M. bleef drammen dat ik de tandarts moest opbellen. Ik zag geen uitweg, straks kan ik bij Hans Stam terecht. (…)

Het huis van Maria de Roo

Op zijn zwerftocht door Nederland fotografeert Martin van der Kamp landschappen, graven en gebouwen die verbonden kunnen worden met het leven en werk van Hans Warren. Deze keer het huis van Maria “Sibylle” de Roo (1923 – 1993), Kreukelmarkt 2 in Goes (thans: Soit Conceptstore).

Uit Geheim Dagboek:
17 juli. [1943] – Gisteren ben ik bij Sibylle geweest! Ik heb lang geaarzeld en gewacht (…).Ik beklom de hardstenen stoep en belde aan. Een dienstbode liet me binnen in een rijk gemeubileerde kamer, waarin niemand aanwezig was. Er lag een boeket lamsoorbloemen op tafel, van nervositeit nam ik het op, en stond er wel heel dwaas mee in m’n handen toen ik lichte voetstappen op de trap hoorde, de deur zwaaide open en Sibylle kwam binnen. (…)
3 jan, [1944] – De eerste en tweede januari naar Sibylle geweest; gezellige dagen, prettige sfeer, wat te veel en te lang binnen zitten en te weinig buiten zijn, te weinig alleen met haar ook (behalve ik logeerden er nog een vriendin, een nichtje en een andere dame). Er kwam veel visite. In dat huis merk je wat het eten betreft totaal niets van de oorlog. Ze hebben de onwaarschijnlijkste dingen, als krenten en rozijnen in oliebollen, je kreeg oude port, allerlei andere dranken. Gebak, uitgebreide menu’s van voortreffelijk voedsel; iedere gast had een stuk uitstekende toiletzeep, onbegrijpelijk maar heerlijk. (…)
14 maart. [1944] – Jongstleden zondag naar Goes geweest. Ik kwam tegen twaalven bij Sibylle aan; na de lunch begon het te regenen, en pas om ongeveer vier uur konden we gaan wandelen (…).

Uit de nalatenschap van Hans Warren 91 ~ Julien Green

Arie Jan Gelderblom deed onlangs een bijzondere ontdekking in het dagboek van Julien Green (1900-1988): Hans Warren was hier, niet bij naam, maar toch onmiskenbaar. Hij vertelde erover op deze site. Het was zoiets als een moord oplossen zonder lijk – zo spannend kan literatuurhistorie zijn – want hij beschikte slechts over Greens aantekening van 4 februari 1947 en zijn speurdersinstinct. Niet over de brief uit Nederland waarnaar Green verwijst: ‘Ce matin, une lettre de Hollande’. In Hans Warrens gepubliceerde dagboek over deze periode is er volop aandacht voor Greens journaal, de 25-jarige dichter uit Borssele geniet van het boek, al vindt hij het teleurstellend ‘een decent-naakte Green’ te zien te krijgen. Van een brief aan Green is in het gedrukte dagboek geen sprake, maar op zondag 26 januari 1947 heeft Hans Warren die wel degelijk geschreven. Kijk maar in zijn zakagenda op die datum: ‘Ce soir écrit à Julien Green’. Nog meer bewijs biedt de kladversie. Green blijkt een zorgvuldig overschrijver: het lange citaat in diens dagboek stemt vrijwel letterlijk overeen met wat we in Hans Warrens opzet lezen. Green nam de aantekening op in zijn Journal 1946-1950, voor het eerst verschenen in 1951. Die vaart zegt veel over de veilige aard van Julien Greens dagboek. Zoals het ook veel zegt dat Hans Warren het boek waarin hij opduikt als ‘un jeune inconnu’ is ontgaan: hij verloor zijn interesse voor de ‘decent-naakte’ dagboekschrijver weer snel. Wie weet is Arie Jan Gelderbloms fraaie vondst aanleiding nog eens een selectie uit de dagboeken van Julien Green in het Nederlands uit te brengen. Maar dan zorgvuldig gekozen en behoorlijk vertaald – want Greetje van den Bergh, die de ‘Nederlandse’ aantekening van 4 februari 1947 negeerde en denkt dat je ‘gant’ (handschoen) met jas moet vertalen, verdient geen complimenten voor haar uitgave uit 1981. Hans Warrens beheersing van het Frans was, zie zijn brief, jaloersmakend goed. Hij hoopte op antwoord. ‘Quelques mots à un jeune homme,’ schrijft hij aan het slot. Die reactie kwam niet, of op deze indirecte manier toch eigenlijk wel.

MARIO MOLEGRAAF

Uit de nalatenschap van Hans Warren 90 ~ Isabelle Rivière

Isabelle Rivière (1889-1971) lijkt een soort schrijversweduwe in het kwadraat. Ze was de zus van de wereldberoemde schrijver Alain-Fournier en de echtgenote van de in Frankrijk bekende letterkundige Jacques Rivière, overleden in 1925. Najaar 1950 ging Hans Warren – geïnteresseerd in alles wat te maken had met Alain-Fournier, dus zeker in de vrouw aan wie Le Grand Meaulnes was opgedragen – bij haar logeren in Dourgne, een dorp in het Zuid-Franse departement Tarn. Hij onderhield al een jaar of vijf per post contact met haar, hij ontving vrome wensen van haar voor de feestdagen, boeken met opdracht, steevast met ‘pax’ en een kruisje erbij. Er valt van alles over Isabelle Rivière te zeggen, maar ze was een schrijfster van betekenis, onder meer vanwege Le Bouquet de Roses Rouges, een voor het eerst in 1935 verschenen boek. Volgens een bespreking in de Boekenschouw van de ‘geautoriseerde’, maar anonieme Nederlandse vertaling ging het om ‘de liefde- en levensroman van Jacques Rivière en van de schrijfster zelf’. Zonder moeite kun je Agathe, haar broer Sylvain, en haar man Michel herkennen. Vandaar dat ze in het in 1948 aan Hans Warren geschonken exemplaar heeft geschreven: ‘afin qu’il connaître un peu mieux encore ses amis’. Isabelle Rivière gaf op omstreden wijze het nagelaten werk van haar echtgenoot uit, ze zou dat met een Rooms-katholieke saus hebben overgoten. Maar ze sloeg terug in een eveneens in het Nederlands vertaald boekje, Op het spoor van God, verschenen in een reeks met de al even veelzeggende titel Bekeerlingen uit de twintigste eeuw. Volgens de schrijfster ‘hebben de godsdiensthaters – Gide vooral – geen moeite gespaard om het gerucht te verspreiden, dat Jacques Rivière uiteindelijk zijn geloof heeft verloochend’. Niet waar volgens haar, hij zou ‘tot de laatste dagen van zijn leven’ zijn blikken steeds ‘naar God’ hebben gericht, ‘de Vader en de Redder’. In deze sferen belandt Hans Warren in Dourgne. Hij speelt het spel mee, niet uit overtuiging maar blijkbaar overtuigend genoeg: er komen ook later nog zendingen uit Dourgne, zoals begin 1953 het boek Comme votre Père céleste. Die titel is aan Mattheus 5:48 ontleend, ‘Jullie moeten dus volmaakt worden, zoals jullie hemelse vader volmaakt is’. Nu Hans Warren is getrouwd, richt Isabelle Rivière de opdracht aan ‘Mr. et Mme. Hans Warren, avec mes meilleurs voeux pour que Dieu leur donne une belle et heureuse année 1953’. De lezer van het Geheim dagboek over deze periode zal betwijfelen of de oproep tot vrome volmaaktheid aan Mme., laat staan aan Mr. Warren was besteed.

MARIO MOLEGRAAF