Restaurant L’Orage

Op zijn zwerftocht door Nederland fotografeert Martin van der Kamp landschappen, graven en gebouwen die verbonden kunnen worden met het leven en werk van Hans Warren. Deze maand: restaurant L’Orage, tot 2009 gevestigd aan de Oude Delft 111 in Delft.

Geheim Dagboek 12 mei [1995] – 15.20 – (…) we zijn daarna in L’Orage in Delft gaan eten, een klein restaurant met een Deense kokkin, Jannie Munk, vorig jaar uitgeroepen tot Lady-chef-of-the-year. Aanvankelijk was alles heerlijk, de krabloempia bijvoorbeeld. Maar toen het druk werd, ging het mis. Het hoofdgerecht was ronduit slecht, een hoopje murwe parelhoen op een ander onsmakelijk hoopje.

Uit de nalatenschap van Hans Warren 117 ~ Indigo

Hans Warren keek niet met plezier naar het boekje. Ik merk ook iets te moeten overwinnen als het Indigo betreft. Terwijl hij aanvankelijk zo tevreden was over de novelle. Op 16 september 1992 noteerde hij: ‘Ik ben er nogal opgewonden over, vind het vrij geslaagd, popel om het aan M. te laten lezen, maar dat mag toch pas als ’t echt àf is.’ Hij zei ook: ‘Het blijft een maakwerk, maar ik heb er toch wel een en ander van mezelf in gestopt.’ Ik (ofwel M.) was enthousiast volgens de dagboekschrijver: ‘Ik heb het M. laten lezen en hij vindt het voortreffelijk. Daarover zit ik nu zo’n beetje innerlijk te juichen’. De 71-jarige schrijver Hans had zich voor het verhaal over de 71-jarige schrijfster Laura op uiteenlopende bronnen gebaseerd. De gevorderde Warren-lezer zal in het begin van de novelle (op de foto het manuscript daarvan) het fictieve reisverhaal Op de Solex door Algerië herkennen en aan het einde ervan de realistische reisnotities uit eind 1983 over Egypte. Maar grote invloed op Indigo hadden ook (de afgebeelde) artikelen die hij in 1990 uit de niet al te verheven krant France-Soir had geknipt. Het uiterlijk van Laura lijkt terug te gaan op een portret van een flamboyante oudere vrouw, dat hij uit het blad Allerhande knipte. Maar het genoegen in het boekje werd bedorven door Peter Brinkers, tussen 1980 en 2004 verantwoordelijk voor de boekenafdeling bij De Bijenkorf. In het kader van ‘De Literaire Boekenmaand’ vroeg Brinkers onder anderen Adriaan van Dis en Harry Mulisch een speciale uitgave te verzorgen. In mei 1992 benaderde hij Hans Warren om ‘een soortgelijk boekje’ te schrijven. Maar in maart 1993 verscheen bij De Bijenkorf in plaats van Indigo door Hans Warren het even eerder ontdekte Dagboek van een gymnasiast door Godfried Bomans. Heeft de Bomans-vondst het Warren-boekje verdrongen? Of werd Dagboek van een gymnasiast van de reservebank gehaald? Als je de documenten doorneemt, ga je de eerste optie vermoeden. Brinkers, die Indigo in eerste instantie had aanvaard en daarop later terugkwam, haalt uiteindelijk bakzeil: de overeengekomen vijftienduizend gulden werd betaald en Hans Warren ging toch signeren in de filialen van De Bijenkorf. En Indigo werd gewoon gepubliceerd, niet met de aanduiding ‘De Bijenkorf’ maar met de aanduiding ‘Uitgeverij Bert Bakker’. Een overwinning voor de auteur, maar met zo’n bittere bijsmaak dat hij een hekel kreeg aan zijn eigen boek. Lees het, zoals ik heb gedaan, en je ontdekt wel degelijk een alleraardigst Hans Warrenverhaal.

MARIO MOLEGRAAF

Hens van der Spoel

Op zijn zwerftocht door Nederland fotografeert Martin van der Kamp landschappen, graven en gebouwen die verbonden kunnen worden met het leven en werk van Hans Warren. Deze maand: Hendrik (‘Hens’) Marinus van der Spoel (8 oktober 1905 – 7 juli 1987), Warren’s tekenleraar aan de H.B.S. te Goes, begraven in Bilthoven.

Geheim Dagboek 10 okt. [1942] – 10.30 – (…) Van mijn zestiende tot mijn achttiende heb ik de geslaagdste vogeltekeningen gemaakt. Aanvankelijk tobde ik met de achtergronden, vele schetsboeken getuigen daar van. De vogel is gelukt, de achtergrond verknoeit het geheel omdat hij niet even goed doorwerkt is als het vogellichaam. Zelf had ik dat niet in de gaten. Als Willem of Van der Spoel zeiden: ‘Wat jammer, die achtergrond is weer helemaal mis, dat bederft alles’ zag ik dat niet zo. (…)

Als ik een enkele keer hun peil benaderde kreeg ik van Van der S. en W. te horen: ‘Dat is niks, dat gaat te veel op een Verkadeplaatje lijken!’ (…)

7 dec. [1942] – Gisteren naar Van der Spoel geweest om hem mijn nieuwe werk te laten zien. (…) V.d.S. zelf was juist de kachel in zijn atelier aan het aanmaken, om te gaan werken. Ik wilde weggaan, maar hij zei grootmoedig dat het zo erg niet was, dat hij voor iemand waar hij belang in stelde het wel over had. Hij was prettig verrast door mijn werk, mijn vorderingen. ‘Je bent eindelijk losgekomen,’ zei hij, ‘ik was bang dat je er nooit uit zou komen, dat je in die vogeltjes was verstard.’ Hij keek me met een levendige blik aan, ik merkte hoe zijn vertrouwen me tegemoetkwam, dat hij me voor het eerst au sérieux nam. (…)

We aten, en daarna liet V.d.S. me nog wat van zijn eigen werk zien. Ik vind zijn schilderijen interessant, zowel van opbouw als van kleur en inhoud. (…)

3 feb. [1943] – Gister weer naar Van der Spoel geweest. Tegen drieën kwam ik er aan. (…)

Na een kop thee gingen we naar het atelier, waar mevrouw ook speciaal de kachel aangestoken had, een vermeldenswaardige handeling in deze tijd. Het was er beslist erg koud, en V.d.S. is kouwelijk.

‘Kom op met je spullen,’ zei hij. Ik droeg ze een voor een aan, zette ze in zo passend mogelijke lijsten, en V.d.S., achterstevoren op een stoel zittend, oordeelde. Het viel niet mee. Wat had ik verwacht? Ik had gehoopt hem te verrassen, had graag een enthousiast woord gehoord, het bleef uit. Hij prees mijn gevoel voor kleuren en kleurcombinaties, maar mijn werk miste ruggegraat, pit, het was allemaal te dromerig. (…)

8 maart. [1944] – Een anekdote over Van der Spoel: zijn bijnaam is ‘Zak’, en wel omdat hij als een zak op zijn fiets zit. Hij houdt de armen stijf aan het stuur, en zakt dan helemaal door in het schoudergewricht, een stijfkomieke houding omdat hij zwaarlijvig is. Elke fietsende schooljongen doet het hem na als hij in de buurt is. Hij heeft ook altijd zo’n idioot ‘gezondheidszadel’, hij beweert dat ‘het klokkenspel dan lekker vrij hangt’. (…)

3 april. [1954] – 9 uur. Gistermiddag tegen drie uur werden we verrast door een bezoek van H.M. van der Spoel (…). Van der Spoel is een van de weinige mensen in Nederland die zich Guys-kenner mag noemen. Door zijn invloed ben ik op deze tekenaar en aquarellist attent gemaakt. (…)

21 juni. [1954] – (…) De afgelopen week ben ik tweemaal bij Van der Spoel geweest en ik heb het grootste gedeelte van zijn schilderijen bekeken. Zijn atelier in De Groe onder ‘s-Gravenpolder schudt op de grondvesten van de vogelzang. (…) Ik vind het genoeglijk bij hem. Ook op zijn vrouw, de keramiste Nel Houtman ben ik bijzonder gesteld. (…)

23 juli. [1954] – 14 uur. – Maandagavond ben ik naar de Van der Spoels gegaan om over Constantin Guys te praten. Ik heb bij hen overnacht. Zij hebben me voorgesteld hen te tutoyeren. Ik voel dat voorlopig als iets ongepasts. De afstand is te groot zowel in leeftijd als in positie – ik ben in dit opzicht blijkbaar ouderwets opgevoed. Overigens was ik vereerd door het voorstel. (…)

15 nov. [1954] – 10 uur. – (…) Gisteren was ik van twee tot acht bij de Van der Spoels. Hens gaf me een gouache ten geschenke met een opdracht ter gelegenheid van de geboorte van onze dochter.  (…)

10 juli [1987] – 10.30 – Vanmorgen het bericht dat Hens van der Spoel is overleden, 82 jaar. Wat voel ik? Hij was op een of andere manier een geestelijk vader. Zijn invloed op mij is groot geweest. Daarna moest ik hem kwijt, zoals je een echte vader moet kwijtraken, met afkeer en afwijzing. (…) Ik vergaapte me aan zijn werk en aan zijn levensstijl. Nu zie ik pijnlijk scherp dat hij een weinig getalenteerde imitator was. (…)
Cf. Geheim Dagboek 1956-1957.

Bertus Aafjes

Op zijn zwerftocht door Nederland fotografeert Martin van der Kamp landschappen, graven en gebouwen die verbonden kunnen worden met het leven en werk van Hans Warren. Deze keer: Lambertus Jacobus Johannes (Bertus) Aafjes (Amsterdam, 12 mei 1914 – Swolgen, 22 april 1993), begraven in Swolgen.


Geheim Dagboek 9 feb. [1947] – Enigszins tot mijn verbazing merk ik dat ik het lezen van onze hedendaagse letterkunde, dus zeg van 1946-47, vrijwel opgegeven heb. De enige oudere dichter die me nog interesseert is Gerrit Achterberg. Bertus Aafjes is een handige rijmelaar, Koos Schuur niets. (…)
25 nov. [1987] – 10.30 – (…) We ontkwamen niet aan het Meulenhoff-feestje [in Amsterdam]. O, wat heb ik een hekel aan dergelijke bijeenkomsten. Ik heb er met een paar mensen gepraat. Als eerste met Sem Dresden, (…). Daarna met Renate Rubinstein, maar dit gesprek werd bruut afgebroken doordat Bertus Aafjes zich tussen ons in wrong. (…)21 juni [1992] – 22 uur – Vanavond schreef ik een gedicht over Toetanchamon: ‘In Londen keek je me aan / met een smeltende vrouwenblik.’ ik dub alleen nog over de slotstrofe. Het moest omdat we door de weigering van Bertus Aafjes in de poëziekalender voor 1993 geen gedicht over Caïro hebben. (…)

Uit de nalatenschap van Hans Warren 116 ~ eerste brief

De doos staat op de bovenste plank in de kelder van de Zeeuwse Bibliotheek. De doos met de brieven van Hans Warren en mij. De doos waarin ik lang niet heb durven kijken. Ik herinner me beschroomd en beschaamd mijn zeventienjarige zelf. Maar nu kan ik er niet meer onderuit. Gêne genoeg, onder meer vanwege handschrift en handtekening van mijn eerste brief aan hem, gedateerd 3 februari 1978. In de envelop zit ook nog een gedicht dat ik liefst zou laten opgaan in het grote niets, een gedicht opgedragen aan Hans Warren en nagedaan van Hans Warren. Mario die voor Super Mario wil doorgaan en eigenlijk een Mini Mario is, of zoiets. Er kwam al snel een vriendelijk antwoord waarin we Giovanni Nurchi zien opduiken. ‘Het is wel een wonderlijke speling van het lot dat de dichter van deze regels terwijl ik je dit briefje tik mijn morning-koffie brengt! Hij is een Sard, en enige tijd hier,’ typte Hans Warren. Het begin van veel meer brieven tussen Pijkeswegje en Van Berckenrodelaan. Ik lees ze met schaamrood en toch ook vertedering. In mijn brieven vertel ik meer, steeds meer over mijzelf. Hans Warren biedt raad en troost. Onmiskenbaar hebben we beiden bijbedoelingen. Op een correspondentiekaart van 9 mei 1978 zegt Hans: ‘Schrijf gerust, stort je hart uit, kom zelfs gerust (…) Alleen (of is het een grapje in je gedicht?) je bent toch niet àl te mooi – je kent mijn werk toch, dus ook… mij?’

MARIO MOLEGRAAF