Martin van der Kamp zwerft langs plekken die in het leven en werk van Warren van belang zijn. In deze aflevering bezocht hij de Lakenhal in Leiden.
Zaterdag 6 oktober (1945)
Naar de Lakenhal, voornamelijk om Lucas van Leyden’s altaarstuk te bekijken. Er staat nog steeds met grote witte letters op de muren: Museum, een overblijfsel uit de oorlog. Ik was te vroeg, het ging pas om tien uur open, ik dwaalde wat door de straten. Plotseling barstte een draaiorgel los, met gierende uithalen, zware rollers, geklepper en zoet geneuzel. Het ontroerde me haast, maakte me blij.Het laatste oordeel: wat kleurig en helder is het. Heel licht blauw en groenig, heldere, frisse tinten. Veel ruimte, open lucht tussen de figuren, weldadig, zo heel anders dan het overvolle kruisberg altaarstuk van Engelbrechtsz.. Dat is donker, somber van wemelende, dooreengewonden gestalten in pompeuze kledij. Mooi de opgelegde brokaatbewerking van de kostbare kleding. (…)
Lucas’ werk is licht en klaar. Veel naakt, heel dun geschilderd, de blauwe ondertekening is overal, haast ontroerend, zichtbaar. De mannen, met kort gekruld, rosbruin haar zijn met meer liefde gedaan dan de vrouwen, die hebben nog al slappe, wezenloze gezichten. (…)