Op zijn zwerftocht door Nederland fotografeert Martin van der Kamp graven en gebouwen die verbonden kunnen worden met het leven en werk van Hans Warren.
Voor deze aflevering bezocht Martin van der Kamp het graf van de dichter J.C. Bloem (1887 – 1966) op het kleine kerkhof van Paasloo.
Geregeld schrijft Warren in zijn dagboek over Bloem. Hij heeft Bloem slechts één keer ontmoet, in 1947 in Den Haag bij een feest van uitgeverij Stols (‘lang met Jacques Bloem geboomd’). Enkele jaren later schrijft Warren, wanneer hij een pakket kleren cadeau doet aan Mohammed: “Het was geen offer, al was er een Zwitsers colbert bij met een literair souvenir: Bloem had, druk betogend over een patrijzenjacht ooit in de Van Citterspolder, met zijn sigaar een gat in de mouw gebrand.” (GD 1952 – 1953, p. 14 – 15)
Dat dit gebeurde tijdens het feestje bij Stols lezen we in 1977 als Warren naar aanleiding van de verschijning van Leven met J.C. Bloem van Clara Eggink herinneringen aan die gebeurtenis ophaalt: “Bloem was dronken en nam me terzijde uit het gedrang van een feestje, geanimeerd maar zacht sprekend. Hij hield me aldoor bij de arm en omdat ik nogal langer was dan hij, boog ik me naar hem over om hem beter te verstaan. Het viel me op wat een zachte, haast rimpelloze huid hij had, bleek en toch donker, mat. (…) Opeens een brandende pijn op mijn biceps. Bloems sigaar was door de mouw van mijn colbert heengeschroeid. Het drong niet tot hem door, zo dronken was hij, maar ik moest het wel even afkloppen. Ik vond hem beminnelijk en charmant.” (GD 1977 – 1978, p. 125 -126)
Over het werk van Bloem was Warren kritisch: “Het is mij onbegrijpelijk dat zovelen J.C. Bloem een groot dichter vinden.”