Categoriearchief: Uit de nalatenschap

Momenteel werkt Mario Molegraaf aan de biografie van Hans Warren. Op zijn ontdekkingstocht door het leven van Warren stuit hij regelmatig op interessante vondsten. Op de eerste dag van elke maand deelt hij zo’n vondst met de bezoekers van onze website.

Uit de nalatenschap van Hans Warren 102 ~ Bataks doodkistje

Vroeger stond het op de vensterbank, nu is het verwezen naar een vitrine. Een doodkistje van de Batak, een volk dat in het noorden van Sumatra leeft. Foto’s zijn eigenlijk overbodig, Hans Warren leverde het hele plaatje in woorden: ‘Iedereen wordt geboeid: het is/ een bronzen doodkistje, met voor en achter/ een singa-masker, haast een prauw,/ en daarin ligt het kleine bronzen lijk/ van een Batak./ Niemand weet meer waartoe het ooit gediend heeft.’ De regels komen uit een van zijn bekendste gedichten, ‘Op een Bataks doodkistje’. Hij gaf het een prominente plaats, het werd het openingsgedicht van de bundel Winter in Pompeï (1975). Precies de plaats die programmatische poëzie hoort te hebben, want onder deze categorie valt het gedicht waarin een dichterlijk ideaal wordt geformuleerd:

            Zó een gedicht schrijven. Een fascinerend huls

            met daarin een geheim dat niet te duiden is

            maar blijft trekken, ook al is de tovenaar

            voorgoed verdwenen met zijn riten en zijn doel.

Sommige dichters schrijven vrijwel alleen poëzie over wat poëzie zou moeten zijn. Hans Warren komt in zijn werk zelden met zulke voorschriften. Je kunt er zelfs over twisten of in het in ‘Op een Bataks doodkistje’ uitgesproken ideaal strookt met de praktijk van zijn eigen poëzie. Maar het verband tussen kunst en werkelijkheid is duidelijk. De foto’s tonen die werkelijkheid van alle kanten. Op 26 november 1973, het was de tijd van de autoloze zondagen, kwam het Bataks doodkistje in zijn bezit. Leendert van Lier was op bezoek, de befaamde kunsthandelaar had wat schatten op zicht meegebracht. Ook hij, misschien wel de deskundigste verzamelaar van Batak-kunst, had nog nooit zoiets gezien. In de vakliteratuur vindt Hans Warren geen tweede exemplaar, maar op 5 februari 1974 schrijft hij zijn gedicht. ‘Haast een prauw,’ beweerde hij, begrijpelijk, maar in feite heeft het metalen kistje de vorm van de stenen sarcofagen van de Batak. Het mysterie is in 2021 nog steeds even groot. Hans Warren haalde het kistje soms van de vensterbank om het kleine bronzen lijk aan het leven te laten ruiken. Ik pak het voorwerp uit de vitrine en til de Batak even, even richting hemel.

MARIO MOLEGRAAF

Uit de nalatenschap van Hans Warren 101 ~ Maria de Roo

Elke dag kijkt ze me aan, Maria Lena de Roo, ofwel Miep de Roo zoals ze in Goes heette, ofwel Sibylle zoals Hans Warren haar noemde in Geheim dagboek. Ze kijkt niet met echte ogen, maar met ogen van klei, een beeld van de hand van Jan Wolkers, tussen 1947 en 1957 met haar getrouwd. Wolkers leerde haar kennen in Leiden. ‘Binnen een paar maanden was ze zwanger,’ vertelde hij in een interview in 2003. De opschepperige toon hoef je er nauwelijks bij te denken, want tegelijk vergeleek hij zijn prestaties met die van Hans Warren: ‘Ik geloof niet dat ze ooit gevreeën hebben, want hij keek altijd naar jongens’. Veel hoogte krijg ik niet van mooie Maria, je verwacht ook niet anders van een sibille. Ik heb haar nooit meegemaakt, anders dan Hans Warren, vóór Jan Wolkers haar geliefde en iets virieler dan deze opperde. In de jaren zeventig heeft Hans Warren een poging gedaan het contact met haar te herstellen. O, de magie van oude liefde, of je je jeugd opnieuw beleeft, je jonge ik weer terugkeert. Maar het bleef in zijn geval bij voorspel per brief én de dichtbundel ’t Zelve anders, een bijzondere onderneming, dat vonden destijds ook de besprekers. Een van hen, Karel Soudijn in NRC Handelsblad van 11 juli 1975, zei destijds iets wat aan Wolkers’ woorden doet denken: ‘Hans Warren beschrijft in de jaren 1942-1944 vrouwen vaak alsof het om tere bloemen gaat, die je voorzichtig kunt plukken, in een vaas zetten en bewonderen’. Maria de Roo stierf in 1993, 70 jaar oud. De datum was 19 december. Zoals Hans Warren, in 2001, op 19 december stierf. Te toevallig voor toeval. In 2008 publiceerden Ronny Boogaart en Eric de Rooij in het blad De Parelduiker een zeer lezenswaardig artikel over deze tere bloem, hard geraakt door het leven. Ze veronderstellen dat de twee elkaar na maart 1951 niet meer hebben ontmoet. In een dagboekaantekening van 11 juni 1994 herinnert Hans Warren zich een iets later weerzien: tijdens een feest waarop het tienjarig bestaan van het tijdschrift Podium werd gevierd, begonnen op zaterdagavond 22 mei 1954 en pas zondagochtend 23 mei voorbij. Ook dan blijft de rekensom angstaanjagend. Na al die jaren komen soms toch nog nieuwe stukjes van de sibille-puzzel tevoorschijn. In De Parelduiker viel al te lezen dat ze even als vertaalster uit het Engels actief was, een korte onderbreking van haar eeuwige lethargie. De auteurs vonden vier boeken. Ik stuitte op nog twee uitgaven waarin met kleine letters staat vermeld: ‘Nederlands van Maria de Roo’. De laatste keer was in 1964: haar weergave van een korte roman van H.E. Bates, Een kroon van wilde mirte. De een na laatste keer was in 1963: een pocket met de titel Is het liefdeleven zo noodzakelijk?, wie weet op haar latere leven toepasselijke woorden. Gerard Reve bewonderde haar schoonheid ook, blijkt uit een brief aan Jan Wolkers van 22 oktober 1959, vorig jaar geveild voor €1.252: ‘Ik ben weer door Maria’s schoonheid getroffen. Er ontbreekt wel iets, maar ze is verblindend mooi’. Er ontbreekt iets, is dat het raadsel in die blik van het beeld?

MARIO MOLEGRAAF

Uit de nalatenschap van Hans Warren 100 ~ Een Otter

Vanaf 1 maart 2012 presenteert biograaf Mario Molegraaf op onze website, elke eerste dag van de maand, een vondst uit de nalatenschap van Hans Warren. Vandaag presenteren wij met dank en trots aflevering 100, waarin hij teruggaat naar het prille begin van zijn relatie met Warren.

Ik was niet de enige. Er waren méér jongemannen die maar al te graag Hans Warren wilden leren kennen. Zo bood Willem Bijsterbosch zich aan, die later enige faam als schrijver zou verwerven. En een jongeman die in Geheim dagboek Jaap van Oeveren heet, Ko van der Weele in de realiteit, tegenwoordig bekend als Ιάκωβος βαν ντερ Βέιλε, want na zijn studie theoretische natuurkunde bij Nobelprijswinnaar Gerard ’t Hooft en een proefschrift op het gebied van chaostherie, Scaling and squeezing in nonlinear dynamics, is hij hoogleraar aan de wiskundige faculteit van de Universiteit van Patras in Griekenland geworden. Hans Warren noteerde Ko’s gegevens in zijn adresboekje. Net als die van mij. Na de kennismaking en na een verhuizing van Waalwijk naar Amsterdam zette ik een nieuw adres in zijn boekje. Zelf schreef hij er weer een telefoonnummer bij. Vreemd dat minstens drie jongemannen zich bereidwillig betoonden. Maar slechts één bleek zijn type, al twijfelde Hans Warren daar eerst ernstig over vanwege foto’s die ik had gestuurd. ‘Eén met baard, een jongen van zeventien!’ schreef hij in zijn dagboek. Toch ontstond er al voor er iets was een gedicht, ‘Voor Mario’ zoals de versie heet in Een otter in Americain: ‘Waarom lok je me uit mijn tent,/ stel je zonder enige gêne/ je jeugd, schoonheid,/ mogelijke beloftes voor de toekomst/ tegenover wat ik ben?’. Hij schrijft me ‘de medeplichtige grijns/ van een gevallen engel’ toe en besluit met de uitnodiging: ‘Kom dan maar om je lessen in liefde’. Een otter kende geen al te gelukkige geschiedenis. Eerst zou er een bundel De Zee komen. Die bleef uit, of duikt eigenlijk op in Een otter. Al snel kreeg de dichter spijt: drie jaar na verschijnen, in de Verzamelde gedichten 1941-1981, blijkt de bundel opgeheven. Er is nu een bundel De vondst in het wrak, vernoemd naar de cyclus waarmee Een otter opende. De vondst in het wrak ‘bevat de gehandhaafde gedichten uit Een otter in Americain,’ meldt de verantwoording. Er is één gedicht toegevoegd, ‘Winter’, maar de gedichten onder de noemers ‘Zee en schrijvers’, ‘Zee en schilders’, ‘Aan, op en boven zee’ zijn weggespoeld. Toch is Een otter me dierbaar. Zeker dit exemplaar. Met niet alleen de in alle exemplaren gedrukte opdracht ‘Voor Mario’,maar ook een opdracht in Hans Warrens handschrift: ‘Voor Mario, nu zeer medeplichtig, het eerste exemplaar op de dag van verschijnen, 21.11.’78.’ Wie van de drie?

MARIO MOLEGRAAF

Uit de nalatenschap van Hans Warren 99 ~ Demetrios

Schrijvers die over schrijven schrijven, saaier schrijven is er niet. Een uitzondering is Hans Warrens Demetrios. Wat je ook mag vinden van het boek, op het omslag indertijd aangeduid als ‘proza’, doods is dít schrijven over schrijven allerminst. ‘Demetrios, hoe moet het nu verder met je, en met je boek? Met je vlechtwerk van waarheid en verlangen, met je dubbelgangers, voorgangers, droomfiguren en geliefdes?’ vraagt de auteur zich af, als hij toe is aan het laatste deel van het boek. De lezer vraagt het zich óók af. Zoals die zich eveneens afvraagt of Demetrios een intelligente vergaarbak is dan wel een intuïtief mozaïek. Hans Warren is, afgaande op zijn dagboek, op 5 september 1966 aan Demetrios begonnen. Een paar jaar later zien we, in het aan hem gewijde nummer van Maatstaf, daarvan de resultaten. Maar in het eind 1976 verschenen boek grijpt hij nog verder terug, naar de in jaargang 7 (1959-1960) van hetzelfde Maatstaf in twee afleveringen verschenen tekst Tussen kleine oude dames, over zijn bezoek aan Isabelle Rivière. En nóg verder, bijvoorbeeld naar het verhaal ‘De bron in het park Alverà’, in 1947 opgenomen in Ad Interim. Na al het talmen was er ineens haast, vandaar dat de drukproeven slordig werden nagezien en vandaar het velletje met correcties. ‘Na lang aarzelen heeft Hans Warren zich aan een prozawerk van langere adem gewaagd,’ stond in november 1976 in de advertentie van uitgeverij Bert Bakker. Aarzeling was er ook bij de besprekers. Ze melden zich pas laat en weten zich nauwelijks raad met het boek. In 1983 publiceren dr. J. Pop en J.G.W. Gielen de bundel Verhaal en tekst met een zeer uitgebreide, zeer geleerde en zeer lovende beschouwing over Demetrios. Alleen hebben de grillen van het leven in de letteren ingegrepen – zoiets kan alleen bij een boek als dit. Er verschijnt in 1986 een aangepaste versie. Giovanni Nurchi is uit het bestaan van de schrijver verdwenen, de opdracht aan hem wordt geschrapt. Een zekere Mario is juist in Hans Warrens leven verschenen, daarom kan de ‘Mario’ uit het boek onmogelijk worden gehandhaafd. Het speciale exemplaar van de eerste druk, op 22 oktober 1978 aan mij geschonken, getuigt daarvan. Demetrios, literatuur die misschien nóóit eindigt, proza met maximaal veel persoon. Geen opwindender schrijven dan dit.

MARIO MOLEGRAAF

Uit de nalatenschap van Hans Warren 98 ~ Mai Spijkers

Aan uitgevers geen gebrek, goede en slechte (die ondanks hun stuitende gestuntel toch eeuwig blijven zitten), saaie en kleurrijke, uitgevers die het beweren te doen voor de hoge literatuur, uitgevers die het heimelijk doen voor het lage geld. Maar er is slechts één Mai Spijkers, onverwisselbaar en onmiskenbaar en ik denk ook onmisbaar, een man die zich nooit anders voordoet dan hij is. Ik ken hem al heel lang, zomer 1978 ging hij werken voor uitgeverij Bert Bakker, zomer 1978 verscheen ik in het leven van Hans Warren, Bert Bakker-auteur. In januari 2000 nam hij afscheid van zijn uitgeverij Prometheus, grotere zaken wachtten. Er was een feest met een welkomstlied, op de melodie van ‘Tulpen uit Amsterdam’. Hans Warren en ik waren erbij, zie zijn dagboek. Mai dankte, met naar alle waarschijnlijkheid de langste brief die hij ooit heeft geschreven. Een Mai-brief bestaat gewoonlijk uit aanhef, één zin, groet. Jean Pierre Rawie heeft verteld dat Mai hem eens meldde niet bij een boekpresentatie aanwezig te kunnen zijn, hij beloofde een brief. Die ook kwam: ‘Beste Jean Pierre, ik kan helaas volgende week niet aanwezig zijn. Vriendelijk, Mai’. Punt. Rawie’s relaas is te vinden in Ja hai, met Mai, samen met stukken van Herman Brusselmans, Gerrit Komrij, Tom Lanoye en uiteraard Hans Warren. Het boek, nooit in de handel geweest, werd uitgebracht ter gelegenheid van Mai’s afscheid. Dat geen echt afscheid was. Ongeveer voor hij het boek uit had, was hij weer terug. Als uitgever, of eigenlijk gewoon als de enige echte Mai Spijkers.

MARIO MOLEGRAAF