Categoriearchief: Uit de nalatenschap

Momenteel werkt Mario Molegraaf aan de biografie van Hans Warren. Op zijn ontdekkingstocht door het leven van Warren stuit hij regelmatig op interessante vondsten. Op de eerste dag van elke maand deelt hij zo’n vondst met de bezoekers van onze website.

Uit de nalatenschap van Hans Warren 99 ~ Demetrios

Schrijvers die over schrijven schrijven, saaier schrijven is er niet. Een uitzondering is Hans Warrens Demetrios. Wat je ook mag vinden van het boek, op het omslag indertijd aangeduid als ‘proza’, doods is dít schrijven over schrijven allerminst. ‘Demetrios, hoe moet het nu verder met je, en met je boek? Met je vlechtwerk van waarheid en verlangen, met je dubbelgangers, voorgangers, droomfiguren en geliefdes?’ vraagt de auteur zich af, als hij toe is aan het laatste deel van het boek. De lezer vraagt het zich óók af. Zoals die zich eveneens afvraagt of Demetrios een intelligente vergaarbak is dan wel een intuïtief mozaïek. Hans Warren is, afgaande op zijn dagboek, op 5 september 1966 aan Demetrios begonnen. Een paar jaar later zien we, in het aan hem gewijde nummer van Maatstaf, daarvan de resultaten. Maar in het eind 1976 verschenen boek grijpt hij nog verder terug, naar de in jaargang 7 (1959-1960) van hetzelfde Maatstaf in twee afleveringen verschenen tekst Tussen kleine oude dames, over zijn bezoek aan Isabelle Rivière. En nóg verder, bijvoorbeeld naar het verhaal ‘De bron in het park Alverà’, in 1947 opgenomen in Ad Interim. Na al het talmen was er ineens haast, vandaar dat de drukproeven slordig werden nagezien en vandaar het velletje met correcties. ‘Na lang aarzelen heeft Hans Warren zich aan een prozawerk van langere adem gewaagd,’ stond in november 1976 in de advertentie van uitgeverij Bert Bakker. Aarzeling was er ook bij de besprekers. Ze melden zich pas laat en weten zich nauwelijks raad met het boek. In 1983 publiceren dr. J. Pop en J.G.W. Gielen de bundel Verhaal en tekst met een zeer uitgebreide, zeer geleerde en zeer lovende beschouwing over Demetrios. Alleen hebben de grillen van het leven in de letteren ingegrepen – zoiets kan alleen bij een boek als dit. Er verschijnt in 1986 een aangepaste versie. Giovanni Nurchi is uit het bestaan van de schrijver verdwenen, de opdracht aan hem wordt geschrapt. Een zekere Mario is juist in Hans Warrens leven verschenen, daarom kan de ‘Mario’ uit het boek onmogelijk worden gehandhaafd. Het speciale exemplaar van de eerste druk, op 22 oktober 1978 aan mij geschonken, getuigt daarvan. Demetrios, literatuur die misschien nóóit eindigt, proza met maximaal veel persoon. Geen opwindender schrijven dan dit.

MARIO MOLEGRAAF

Uit de nalatenschap van Hans Warren 98 ~ Mai Spijkers

Aan uitgevers geen gebrek, goede en slechte (die ondanks hun stuitende gestuntel toch eeuwig blijven zitten), saaie en kleurrijke, uitgevers die het beweren te doen voor de hoge literatuur, uitgevers die het heimelijk doen voor het lage geld. Maar er is slechts één Mai Spijkers, onverwisselbaar en onmiskenbaar en ik denk ook onmisbaar, een man die zich nooit anders voordoet dan hij is. Ik ken hem al heel lang, zomer 1978 ging hij werken voor uitgeverij Bert Bakker, zomer 1978 verscheen ik in het leven van Hans Warren, Bert Bakker-auteur. In januari 2000 nam hij afscheid van zijn uitgeverij Prometheus, grotere zaken wachtten. Er was een feest met een welkomstlied, op de melodie van ‘Tulpen uit Amsterdam’. Hans Warren en ik waren erbij, zie zijn dagboek. Mai dankte, met naar alle waarschijnlijkheid de langste brief die hij ooit heeft geschreven. Een Mai-brief bestaat gewoonlijk uit aanhef, één zin, groet. Jean Pierre Rawie heeft verteld dat Mai hem eens meldde niet bij een boekpresentatie aanwezig te kunnen zijn, hij beloofde een brief. Die ook kwam: ‘Beste Jean Pierre, ik kan helaas volgende week niet aanwezig zijn. Vriendelijk, Mai’. Punt. Rawie’s relaas is te vinden in Ja hai, met Mai, samen met stukken van Herman Brusselmans, Gerrit Komrij, Tom Lanoye en uiteraard Hans Warren. Het boek, nooit in de handel geweest, werd uitgebracht ter gelegenheid van Mai’s afscheid. Dat geen echt afscheid was. Ongeveer voor hij het boek uit had, was hij weer terug. Als uitgever, of eigenlijk gewoon als de enige echte Mai Spijkers.

MARIO MOLEGRAAF

Uit de nalatenschap van Hans Warren 97 ~ Feest!

Het is pas echt feest als je er niet bent geweest, leek Hans Warren vaak te denken. ‘De val in Parijs heeft toch een paar goede gevolgen,’ noteerde hij op 18 december 1998 in zijn dagboek. ‘Anders zouden we nu op pad moeten om dat 40-jarig huwelijk van M.’s ouders te vieren’. Het is inmiddels, bijna een kwarteeuw later, de tijd dat het huis van mijn ouders wordt ontruimd, een tijd dat je onvermijdelijk teruggaat in de tijd. En zo bijvoorbeeld belandt in de tijd van het tot Hans Warrens vreugde gemiste feest. Zelfs de fax komt tevoorschijn die ik op de bewuste dag verstuurde via mijn mobieltje. Door mij ook met Hans’ naam ondertekend. Op 1 juni 1994 betoonde hij zich in zijn dagboek al even tevreden. Deze keer omdat hij verstek kon laten gaan op de begrafenis van mijn oma: ‘Ik ben zo blij dat ik niet mee hoef, M. verwacht het niet van me, hij weet hoe een hekel ik heb aan begrafenissen. Daarom zit ik vol goede voornemens, ik wil het hem naar de zin maken.’ Tot de door mij van mijn ouders geërfde stukken hoort ook een wijngidsje, Wijn van a tot z, met een etiketje van een boekhandel in Goes én met een brief door Hans Warren erin. Door hem ook met mijn naam ondertekend. Een brief waaruit blijkt dat hij toch heus zijn best deed. Desnoods op het verzinnen van een overtuigende smoes.

MARIO MOLEGRAAF

Uit de nalatenschap van Hans Warren 96 ~ Dagboek 1965

Het midden van Hans Warrens leven, het lijken wel duistere Middeleeuwen. Met af en toe de hoop, zoals hij het op 19 maart 1965, Tweede Paasdag, om 16 uur omschrijft: ‘Er is toch nog een renaissance mogelijk?’ Hij weerde, vast vanwege de verhaallogica, de notitie uit Geheim dagboek 1963-1970, terwijl die toch de essentie van deze periode samenvat. Een periode van stilte: bijna geen gedichten en ook bijna geen dagboek. In het gedrukte Geheim dagboek lijkt het of de draad enigszins behouden blijft, door het binnensmokkelen van aantekeningen uit andere bronnen. Een belangrijke bron blijken zijn zakagenda’s, die hij niet gebruikt voor notities vooraf maar voor notities achteraf. Het is verbazend hoeveel hij in deze mini-dagboekjes kwijt kan. Maar in het ‘echte’ dagboek, cahier nummer 11 in dit geval, zie je het zijden draadje. De 288 pagina’s lopen vanaf 20 november 1956 tot en met 11 april 1974. Vanaf 1958 tot en met 1970 grijpt hij zelden naar zijn cahier. En als hij er wél naar grijpt, is het of hij beschaamd in de spiegel kijkt. ‘Ik dreig hoe langer meer in het moeras te zinken,’ begint hij de aantekening van 1 oktober 1962, 9 uur ’s morgens, in zeer afgezwakte vorm in Geheim dagboek opgenomen. De originele tekst is onthutsend. Hij beseft ‘onmachtig’ te zijn: ‘Niet alleen dat ik geen poëzie meer schrijf, ik doe helemaal niets meer. M’n enige werk bestaat uit: wat in ’t huishouden scharrelen, één keer per week een boek bespreken voor de krant en duiven fokken’. Zijn hersenen, zo meent hij, ‘verkalken en verstoffen’. ‘In plaats van de ruwheid en de scherpe kanten van vroeger is er nu een soort venijnige melancolia’ die ‘zelfvergiftigend’ werkt. De mensheid kan het zich eigenlijk niet veroorloven ‘zulke onproductieve experimenten als ik 40 jaar en meer in leven te houden’. Hij zegt in alle opzichten op Helen te drijven, zoals hij vroeger op zijn ouders dreef. Het erfenisje van zijn vader is inmiddels ‘helemaal opgeconsumeerd’ en ‘een arbeidersjongen net van school verdient meer dan ik’. Het jaar 1964 biedt niet één aantekening en 1965 levert één notitie op, die van Tweede Paasdag. Er is geen vlucht en geen uitkomst meer, stelt hij vast. ‘En toch, die renaissance waar ik op doelde, is er een mogelijkheid?’ Wij kennen het antwoord: een volmondig ja. Maar in de Middeleeuwen van Hans Warren leek het nee, nee, nee.

MARIO MOLEGRAAF

Uit de nalatenschap van Hans Warren 95 ~ Dialect

Ze staart, dat wil zeggen haar buste, de voorbijgangers aan op de hoek van de Schelpweg en de Voorthuijzenstraat in Domburg. Rika Ghijsen, ofwel dr. H.A.C.M. Ghijsen (1884-1976). Ze was de schrijfster van Dapper vrouwenleven, een biografie over een andere grote Zeeuwse, Betje Wolff. Hans Warren besprak dat boek indertijd, de opdracht in kreupelrijm herinnert daaraan. En aan de zomerdag een halve eeuw geleden dat zij op bezoek kwam in het huis aan het Pijkeswegje. Ze sprak niet alleen met Hans Warren en ‘zijn lieve vrouw’, maar ook met de tuinman. In en over het Zeeuwse dialect, een andere specialiteit van haar, zie haar geweldige Woordenboek der Zeeuwse dialecten. Hans Warren staat, als scholier uit Borssele, bij de medewerkers vermeld. Het dialect van zijn dorp, zijn streek heeft hem altijd geboeid. In zijn natuurdagboek verzamelde hij in november 1939 volksnamen voor vogels, de scholekster heet in Borssele ‘zeeikster’, ofwel ‘zee-ekster’, vanwege de kleurstelling. Hans Warren sprak het (misschien mag ik wel zeggen zíjn) dialect graag. Eén keer heeft hij in het Zeeuws geschreven. De tekst staat in een boek met de logische titel Dialect op Zuid-Beveland: ‘’t Was verhemes moeilik om Bossels te lêêre, mè ʼk è ’t elêêrd, en hoed ok.’ Nee, ik geef lekker geen vertaling in ABN.

MARIO MOLEGRAAF