Categoriearchief: Uit de nalatenschap

Momenteel werkt Mario Molegraaf aan de biografie van Hans Warren. Op zijn ontdekkingstocht door het leven van Warren stuit hij regelmatig op interessante vondsten. Op de eerste dag van elke maand deelt hij zo’n vondst met de bezoekers van onze website.

Uit de nalatenschap van Hans Warren 125 ~ Carel Fabritius

Middenbeemster is niet alleen het dorp van Betje Wolff, maar ook van Carel Fabritius. Vlak naast de pastorie waar de grote schrijfster ooit woonde, staat sinds een paar jaar een buste van de grote schilder, in Middenbeemster geboren, de precieze datum is niet bekend, wel staat vast dat hij op 27 februari 1622 werd gedoopt. Je herkent de buste direct, vanwege het befaamde Zelfportret, een van de favoriete schilderijen van Hans Warren. Op 26 november 1947 staat hij voor het eerst oog in oog met het Zelfportret. In het gedrukte Geheim dagboek wekt hij de indruk dat het om een weerzien gaat, dat is dus niet het geval. Wel had hij ‘reproducties tot hallucinatie […] bestudeerd en ingedronken’. Op 30 mei 1943 ontstond zelfs een lang gedicht ‘Carel Fabritius’. Geen al te geslaagd gedicht misschien van de toen 21-jarige Hans Warren, maar zeker een getuigenis van zijn bewondering voor de man uit Middenbeemster, op 12 oktober 1654 (‘hij werd slechts twee en dertig jaren oud’) omgekomen bij de Delftse donderslag, de ontploffing van het kruithuis in de binnenstad van Delft.     

CAREL FABRITIUS
 
 
Het zelfportret toont ons de trotse norse man
Die jong het leed van ’t leven heeft doorschouwd
Hij schilderde het een tijd voor zijn dood
Hij werd slechts twee en dertig jaren oud.
 
Het leven was hem steeds een bittre vrucht
Zijn grote roem hem een vergissing
Van ’t volk, dat te begrijpen dacht,
’t Geluk een gril, die hem voorbijging.
 
Als andren eerst het leven gaan beginnen
 – Hij was pas een en twintig jaar –
Sterven zijn jonge vrouw en een der kinderen
Keerde hij weer uit Amsterdam als weduwnaar,
 
Naar ’t Beemsterland en ’t ouderhuis
Hij dwaalde ver over de vlakke weiden
Als in zijn eerste jeugd, zag de welvaart
Van ’t rijke land, de vele lustverblijven.
 
Hier had hij eens gewerkt als timmerman
– Zijn vader liet hem ’t deugdlijk ambacht leren
Hij zag zijn zoon te veel artist voor streng studeren –
Die trots de naam Fabritius aannam.
 
Hier mocht hij dra zijn laatste kind begraven.
Soms trok hij nog een tijd naar Amsterdam
Naar Rembrandts atelier, naar d’oude vrienden
Tot nieuwe liefde voor zijn ogen kwam.
 
De Delftse tijd bracht hem zijn grote roem
Zijn rijke werk; ’t bracht hem maar zwak geluk
Zo heeft hij eens zijn hele ziel gegeven
In ’t zelfportret, dat voor zichzelf hij schiep.
 
Hooghartig heeft hij zich daar weergegeven
Met ongekamde haren, vuile kiel
Maar in de hoogmoed staat het leed geschreven
Om ’t hele leven dat zo bitter tegenviel.
 
De ontploffing van het kruithuis trof den meester
Voor d’ezel; zes uur lag hij half bezwijmd
Onder het stoffig puin van zijn verwoeste woning
Leegbloedend, half gevoelloos van de pijn.
 
Hij leefde nog toen men na uren graven
Hem en de zijnen vond, de andren waren dood
Stervend werd hij door d’ ingestorte straten
Onder het herfstig loof naar ’t oud Gasthuis gedragen.
 

Uit de nalatenschap van Hans Warren 124 ~ Woningnood

Zomer 1957 verhuist Hans Warren met zijn gezin van Frankrijk naar Zeeland. De Franse droom was een nachtmerrie geworden. Het eerste ‘Parijse’ adres was 71 Rue des Rosiers, Nanterre geweest, een woning die werd gehuurd van de familie Desbauve (Vidal is de schuilnaam in Geheim dagboek). Maar per 1 oktober 1955 moet de familie Warren het appartement verlaten. Paniek bij de dagboekschrijver die zich net zo voelt ‘als in de oorlog toen we uit ons huis werden gezet en niet wisten waarheen te gaan.’ Dakloos? De eerste week van oktober logeren de Warrens in de ‘Maison de Mexique’, eigenlijk bedoeld voor Mexicaanse studenten in Parijs. Afgaande op een bericht van 3 december 1955 van zuster Roberte Marie van Les Petites Soeurs de la Consultation ofwel de l’Assomption (Maria-Tenhemelopneming), een congregatie van nonnen die zich op sociaal werk richtten, is er ook nog een verblijf bij hen geweest: ‘Nous garderons un excellent souvenir de votre séjour à Puteaux-Nanterre.’ Tenslotte vindt Hans Warren een onderkomen in Lozère sur Yvette, 10 Avenue de Bellevue, beschikbaar gesteld door de familie Ringart. Ook weer geen definitieve oplossing, het huisje is ‘niet meer dan een atelier met twee kleine vertrekken, een cave, bergruimte en wat afdaken’. Er moet verder worden gezocht. Dat leidt tot nieuwe documenten, zoals een brief van de burgemeester van Palaiseau waarin hij verwijst naar de ‘crise du logement’. Woningnood, alleen de verhuiswagen richting Pijkeswegje kan redding brengen.

MARIO MOLEGRAAF

Uit de nalatenschap van Hans Warren 123 ~ Weer Warren

Als je in de elektronische telefoongids van Nederland zoekt, kom je slechts zeventien keer de naam Warren tegen. Des te opmerkelijker is het dat ik voor de tweede keer het leven met een Warren deel. Eerst waren er de jaren met Hans Warren, nu is Pieternel Warren in mijn bestaan gekomen. Weer in mijn bestaan gekomen, moet ik zeggen. De nieuwste liefde was ook mijn oudste liefde. Zíj was het die mij er lang geleden toe bracht uit de kast vol dichtbundels van de bibliotheek in mijn woonplaats Waalwijk die van Hans Warren te kiezen. Indertijd leefden ze niet lang en gelukkig. Zij was – en is – de kleindochter van Hans Warrens oom Freek en tante Nel. Hans Warrens vader, Piet, werd geboren in 1890. Bij diens halfbroer (dezelfde vader, een andere moeder) Freek hoort het jaartal 1906. Allebei kregen ze slechts één zoon, Hans en Ben, de vader van Pieternel. De band tussen Piet Warren en Freek Warren, volgens zijn huwelijksakte uit 1930 ‘waterbouwkundig opzichter’, was hecht. Toen er grote werken aan de zeedijk bij Borssele werden uitgevoerd, was Freek Warren naast zijn halfbroer tijdelijk opzichter. Zijn kleindochter Pieternel verschijnt onder de schuilnaam Rosalind een paar keer in Geheim dagboek. Slechts in één geval in eigen persoon: als ze op 12 april 1986 een signeersessie bezoekt. Het bijbehorende boek, de gedichten van Kavafis met de handtekeningen van Hans Warren en mij bestaat nog. Een onderdeel van haar Hans Warren-collectie, waarvan je op de foto’s een indruk krijgt. Haar vader en Hans Warren hebben slechts één gemeenschappelijke grootouder, Johannes Warren, aannemer in Vlissingen. Weinig gedeelde genen, maar de trots op de achternaam verdoezelt dat een beetje. Waarin een kleine familie groot kan zijn.     

MARIO MOLEGRAAF

Uit de nalatenschap van Hans Warren 122 ~ Scheiden

‘Scheiden doet lijden’ wil een bekend lied van een eeuw geleden. Ik kan erover meepraten. ‘Lang kan het duren/ Eer je vergeet/ Iets wat je lief was/ Gaat van je heen,’ vervolgt de liedtekst. En dan het schuldgevoel over wat je hebt uitgehaald. Terwijl je de grootste moeite hebt om deze emotieorkaan te doorstaan, wordt ook nog eens een enorm beroep gedaan op je praktische vaardigheden. Hans Warrens echtscheiding verliep anders dan andere echtscheidingen. Er waren dan misschien tranen en vermoeienis toen Helen Warren-Ferguson vertrok, maar je bespeurt bij haar (ex-)man niets van de scheiden-doet-lijden stemming. Zij maakte het hem bovendien zeer eenvoudig, ze regelde alles en liet de echtelijke woning aan hem over. Hij hoefde niets in zijn leven te veranderen, er waren alleen wat geliefde voorwerpen verdwenen. Op een stuk of tien kladblaadjes maakte Hans Warren notities over de verdeling van de inboedel. Helen bleef in het bezit van onder meer juwelen, auto en wasmachine. Aan het begin van hun huwelijk, 28 mei 1952, hadden Hans A.M. Warren en Helen M. Ferguson een kaartje laten drukken. Het huwelijk eindigde stilletjes op 1 augustus 1975. De documenten van de scheiding zijn er nog, geproduceerd door de rechtbank en door de advocaat van Helen, mr. Vermaas, die de gij-vorm bezigt. En natuurlijk is er de opmerking in Hans Warrens dagboek toen zij vertelde te willen scheiden: ‘Ik kan wel dansen, maar ik houd voorlopig mijn trieste masker op.’ Ook door die houding lijkt zijn scheiding de simpelste scheiding uit de wereldgeschiedenis te zijn geweest.

MARIO MOLEGRAAF

Uit de nalatenschap van Hans Warren 121 ~ Martien Beversluis

Buikpijn bij de biograaf. Ik voel me, als biograaf van Hans Warren, ongemakkelijk over een passage uit de onlangs verschenen biografie van Martien Beversluis, bekend (of eigenlijk nauwelijks bekend) als foute schrijver en door de nazi’s geïnstalleerde burgemeester van Veere en Vrouwenpolder. Het ongerijmde leven van Martien Beversluis heet het boek dat Lo van Driel aan de rijmelaar wijdde. Een lezenswaardige en méér dan afstandelijke biografie: de auteur heeft geen sympathie voor de mens Beversluis en geen waardering voor diens werk. Datzelfde gold voor Hans Warren, dat weet ik wel. Maar ik weet geen raad met de alinea op bladzijde 308 van het boek, gebaseerd op een brief die Beversluis volgens de eindnoot schreef op 21 januari 1953. Hij citeert zijn opponent gedetailleerd en mede daardoor geloofwaardig. Maar zijn de heftige woorden wel de woorden van Hans Warren? Een bizarre vraag, maar Beversluis was een bizar geval. Hans Warren heeft zich in het openbaar zelden over hem uitgelaten. Wél verschenen kort voor de brief van 21 januari 1953 twee afwijzende besprekingen in de PZC. Op 20 september 1952 schrijft Hans Warren uitvoerig over Beversluis’ De Hamer Gods, een drama in verzen over de boetprediker Savonarola. De recensent zegt veel over de persoon Savonarola, niets over de persoon Beversluis. Maar hij acht diens werk ‘een volledige mislukking (…) Welgeteld 134 voetnoten verduidelijken de tekst, maar de spelers kunnen die wijsheden moeilijk even achter ’t handje de toeschouwers toeroepen, zodat aan de niet voorbereide en ingewijde bezoeker minstens 134 details dreigen te ontgaan’. Even later, op 30 september 1952, bericht hij even vernietigend over Beversluis’ bundel Echo der Liefde: ‘Met poëzie heeft dit alles niets te maken en de echo van deze liefde klinkt dan ook zeer gemaakt en hol’. Begrijpelijk dat Beversluis boos was. Maar waar zijn de woorden die hem nopen tot de uithaal: ‘Niemand zet dezen blaag hier recht’? Heeft hij waarheid en verzinsel vermengd, waarbij hij bij het pijnlijkste verhaal uit Hans Warrens leven uitkwam, het verhaal van diens vader in en na de bezettingsjaren? De biograaf suggereert, maar niet meer dan dat, een verband tussen het stuk over De Hamer Gods en de brief. Beversluis verwijst naar ‘de krant waarin hij zoo vuil over mij schreef’. Maar in geen enkele krant is de op pagina 308 aan Hans Warren toegedichte tekst terug te vinden. Zie ik iets van groot belang over het hoofd? Bijvoorbeeld correspondentie die onder ogen van de beledigde Beversluis is gekomen? Vandaar de buikpijn bij de biograaf.

MARIO MOLEGRAAF