Categoriearchief: Uit de nalatenschap

Momenteel werkt Mario Molegraaf aan de biografie van Hans Warren. Op zijn ontdekkingstocht door het leven van Warren stuit hij regelmatig op interessante vondsten. Op de eerste dag van elke maand deelt hij zo’n vondst met de bezoekers van onze website.

Uit de nalatenschap van Hans Warren – deel 10

Momenteel werkt Mario Molegraaf aan de biografie van Hans Warren. Op zijn ontdekkingstocht door het leven van Warren stuit hij regelmatig op interessante vondsten. Op de eerste dag van elke maand deelt hij zo’n vondst met de bezoekers van onze website.

Geloof me, de tijd heelt heus niet alle wonden. Ik wil geen films zien waarin Hans optreedt. Er zijn plaatsen waar ik nooit naar terug heb durven keren. Zo’n plaats is de ISPC, een horecagroothandel in De Krogten in Breda. Hans Warren en eten, er zijn vrees ik geen plaatjes van. Behalve dan deze ene afbeelding, het toegangspasje van de IPSC. Eten is belangrijk geweest in zijn bestaan, in ons bestaan, en dat bedrijf was een belangrijke leverancier. Maar als het eten op is, is het gedaan. Hoe was zijn eten, hoe verliep het dagelijkse maal? Hij leert zichzelf koken wanneer zijn moeder in het ziekenhuis belandt. Het leren gaat ‘heel snel, ik heb er kennelijk aanleg voor (…) Zelfs vleesschotels slagen al in perfectie,’ noteert hij op 13 oktober 1951 in zijn dagboek. Hij brengt zijn kookkunsten in praktijk nadat hij is getrouwd, nadat er kinderen zijn gekomen. Toch kookte hij niet graag voor gezelschappen, voor meer dan twee personen. Ingewikkeld waren zijn maaltijden ook niet, aan voorgerechten en desserts deden we nauwelijks. Kookboeken bezaten we in overvloed, maar hij werkte nooit naar recepten. Hij improviseerde met wat er beschikbaar was. Vooral improviseerde hij met de soepen die hij tussen de middag voor zichzelf bereidde met een restje dit en een overschotje dat. Ik sloeg over, ik at liever kroketten. Zijn ontbijt stelde weinig voor. Twee koppen koffie met veel melk, net gehaald van de boerderij. Een beetje geroosterd brood, besmeerd met boter. Om elf uur was het tijd voor sherry, en een uurtje later voor de soeplunch. De radio stond aan, afgestemd op de Vlaamse muziekzender, het programma ‘Tafelmuziek’ met zijn geliefde barokklanken. De lunch en het ontbijt gebruikte hij in zijn werkkamer. Maar voor het avondeten werd de tafel in de eetkamer gedekt. Zijn eten, ik mis het nog steeds. Wie maakte zulke frietjes? Hij gebruikte er rosevalaardappelen voor en sneed ze met de hand. Ze werden gebakken in de koekenpan met veel olijfolie. Wie had zulke lekkere appelmoes? Die bereidde hij met appels uit eigen gaard. De zwezerik, de zeetong, de zalige wijn. De ingrediënten kwamen vaak van de ISPC. Najaar 1986 stond er een advertentie in de krant. De bijbehorende bon stuurde hij in en al snel kregen we het begeerde pasje. De auto was pas in ons leven gekomen, en zo konden we al het heerlijks van Breda naar Goes transporteren. Hij zegt over het eerste bezoek in zijn dagboek: ‘Een verbijsterende belevenis, alles wat je aan spijs en drank kunt bedenken is hier uitgestald.’ Een paar weken later noteert hij na een maal met patrijsjes, cantharellen en een sorbet van ganzenlever: ‘Sinds we zoveel lekkers in Breda kunnen kopen, is het leven leuker.’ ISPC is een afkorting van International Sales and Promotion Company, duffer kan het niet. Maar voor mij is het een ander woord voor paradijs, voorgoed verloren.

Mario Molegraaf

Uit de nalatenschap van Hans Warren – deel 9

Momenteel werkt Mario Molegraaf aan de biografie van Hans Warren. Op zijn ontdekkingstocht door het leven van Warren stuit hij regelmatig op interessante vondsten. Op de eerste dag van elke maand deelt hij zo’n vondst met de bezoekers van onze website.

Ze dachten, geloof ik, dat kattenbakken zelfreinigend waren. Mijn luchtwegen protesteerden hevig en ook in andere opzichten had ik moeite met hun huishouding. De huishouding van Gerrit Komrij en Charles Hofman in Amsterdam. Charles maakte verschrikkelijke ruzies als hij dronk, en hij dronk vaak. De uren verliepen traag aan de Jacob van Lennepkade, alsof je bij een oma langs moest. Het eerste bezoek dat Hans Warren en ik aan hen brachten was in het weekend van 12 en 13 augustus 1978. Ik was zeventien, plus vijftig weken. Een boek dat ik van Gerrit kreeg, een herdruk van de door hem vertaalde roman Pausin Johanna, herinnert aan die eerste logeerpartij. Ook is er een aantekening in Hans’ dagboek, een verslag dat allerminst aan een bezoek aan grootmoeder doet denken. Van besmeurde kattenbakken en ruzies is ook al geen sprake. Misschien heeft mijn herinnering het allemaal erger gemaakt dan het was, want de prachtige vriendschap van Gerrit Komrij en Hans Warren kende een lelijk einde. Op deze foto, gemaakt door Wim Helm in de aula van de Zeeuwse Bibliotheek, is daarvan weinig te bespeuren. Het was de dag dat een grote tentoonstelling over Hans werd geopend, september 1996, Gerrit was een van de sprekers. De twee mannen zagen elkaar niet vaak meer, de verwijdering was al ingezet. De rollen leken een beetje anders verdeeld dan in het verleden. Vroeger was het de succesvolle Gerrit Komrij geweest en de veelbelovende Hans Warren. Nu zag hij dat zijn naamsbekendheid niet hielp: het werk van Hans, het Geheim dagboek vooral, werd beter verkocht dan Gerrits proza en poëzie. Dat moet hem onbewust hebben dwarsgezeten. Vooral ook omdat hij zoveel had gedaan om de roem van zijn vriend te bevorderen. Ik vergeet het niet, dat nare einde, ik kan het niet vergeten. Maar ik vergeet ook niet die wervende artikelen, die lieve brieven. De eerste brief, nog heel formeel, is deze uit 1969. Het literaire tijdschrift Maatstaf was net overgegaan naar De Arbeiderspers, de redactie bestond uit Martin Ros en Gerrit Komrij. In de loop van het jaar zou Tussen hybris en vergaan verschijnen, Hans’ dichtbundel die een wonderbaarlijke terugkeer in de literatuur inluidde. Hoe zou het met Hans Warren verder zijn gegaan als Gerrit Komrij niet op zijn weg was verschenen? Zoals alle vragen met als erin een zinloze vraag. Vast staat dat Gerrit in een beslissende fase een onmisbaar klankbord is geweest. Hij wakkerde de dichterlijke eruptie aan die Hans rond zijn vijftigste beleefde. En Gerrit en Charles waren in zijn leven, ook al was hij een kwarteeuw ouder, een ongelooflijk belangrijk voorbeeld: zo kon het ook, zo kon je ook als homo leven. Maar Hans Warren heeft ook iets teruggegeven: zijn vriendschap in ieder geval. Deze foto getuigt daarvan. Gemaakt op een ongeluksdatum, vrijdag de dertiende, maar wat zijn beide mannen gelukkig. Gelukkig met het weerzien, gelukkig met elkaar.

Mario Molegraaf


Uit de nalatenschap van Hans Warren – deel 8

Momenteel werkt Mario Molegraaf aan de biografie van Hans Warren. Op zijn ontdekkingstocht door het leven van Warren stuit hij regelmatig op interessante vondsten. Op de eerste dag van elke maand deelt hij zo’n vondst met de bezoekers van onze website.


De lezers van Geheim dagboek kennen hem als Willem, maar hij ging door het leven als Adrie Duvekot, of om volledig te zijn Adriaan Willem Duvekot (28 november 1920 – 28 februari 2004). De boerenzoon en Hans Warren zouden vrienden voor het leven worden. De vriendschap begon al op de lagere school, en zoals een bericht uit de krant van 19 juli 1935 leert, werden zij als enigen uit Borssele toegelaten tot de H.B.S. in Goes. Een paar jaar liepen hun levens parallel, tot in 1939 Hans Warren bleef zitten en Adrie Duvekot overging. Duvekot slaagde in 1940 voor het eindexamen, en ging vervolgens aan het Zeeuwsch Technisch Instituut studeren. Najaar 1942 mocht hij zich waterbouwkundige noemen. Pas een paar jaar later kreeg hij een baan, uitgerekend hij volgde de aan de kant gezette vader van Hans Warren op. Pijnlijk, maar wonderbaarlijk genoeg werd de vriendschap hierdoor niet weggespoeld. Wat hen bond was niet de waterbouwkunde, maar de kunst. Ook in dit opzicht had Adrie Duvekot aanvankelijk een voorsprong. Een wonderkind is te veel gezegd, maar al op jonge leeftijd was hij een goede tekenaar zoals een zelfportret van hem dat ik onlangs verwierf duidelijk maakt. Vanaf de tekening, gedateerd 16 mei 1937, kijkt een bebrilde jongen met krullen de beschouwer indringend aan. Jammer genoeg is het me niet gelukt het werk op enigszins aanvaardbare wijze te reproduceren, maar een zelfportret van wat later datum geeft ook een indruk van zijn talent. Hans Warren spreekt in zijn natuurdagboek op 31 december 1942 van ‘een vriendschap van kunstvrienden die mij grote rijkdommen en waarden schenkt’. Toch is het voor hem altijd een vriendschap onder voorbehoud geweest. Op 7 juni 1943 schreef hij een gedicht over zijn omgang met ‘A.W.D.’ en een andere jongeman uit Borssele. Die twee oordeelden druk over ‘boeken, geleerden’. Hans Warren voelde dan weliswaar ‘de angel der ijverzucht’ steken, maar hij besefte ánders te zijn: ‘Mijn geest werkt snel, ontledend koel/ Hoewel ik jullie heel vaak zie/ Merk ik, dat ik slechts sympathie/ Voor jullie, maar geen vriendschap voel.’ Zijn gevoel leidde hem zo fijn: ‘Dat ?k jullie zie, voor nu en later/ Dwars dóór die zwakke klaterschijn’. Zijn gevoel was juist. Adrie Duvekot had een voorspelbare loopbaan als ambtenaar, toen hij in 1982 afscheid nam was hij plaatsvervangend hoofd technische dienst bij waterschap Noord- en Zuid-Beveland. Maar Hans Warren zou slagen in de kunst en zijn voorlijke vriend ondanks nijver pogen niet.

Mario Molegraaf

Uit de nalatenschap van Hans Warren – deel 7

Momenteel werkt Mario Molegraaf aan de biografie van Hans Warren. Op zijn ontdekkingstocht door het leven van Warren stuit hij regelmatig op interessante vondsten. Op de eerste dag van elke maand deelt hij zo’n vondst met de bezoekers van onze website.



In het jongste nummer van De Parelduiker (in de betere boekhandel verkrijgbaar, of misschien heeft u wel een abonnement) vertel ik over de vriendschap van Hans Warren en Jac. P. Thijsse. Bij de eerste ontmoeting, eind oktober 1942, was Jac. P. Thijsse al 77, terwijl Hans Warren net zijn eenentwintigste verjaardag had gevierd. De drijfveer van Hans Warren was bewondering. Hij is geen nieuwe Jac. P. Thijsse geworden, al hebben sommigen daar wel op gehoopt. Maar de bewondering is altijd gebleven. Bewondering voor wat Thijsse schreef en deed, bewondering voor wie hij was en wat hij belichaamde, bovenal bewondering voor zijn ongelooflijke optimisme en verbazende vertrouwen in de mensheid. Hans Warren had dat niet bepaald, dat optimisme en dat vertrouwen in de mensheid, bedoel ik. Maar wanneer hij Thijsse ging lezen, diens boeken of de brieven die hij aan Hans Warren stuurde, wilde hij tegen beter weten in wél even geloven in de goede afloop, in het goede in de mens. Om zijn idool te gedenken liet hij in 1947 het dichtwerk In memoriam dr. Jac. P. Thijsse verschijnen. Het was niet de eerste keer dat hij in poëzie naar Thijsse verwees. In de cahiers waarin hij zijn geheim dagboek bijhield, schreef hij aanvankelijk ook zijn gedichten over. Tientallen gedichten, honderden gedichten. Op bladzijde 152 van het eerste cahier staat een gedicht ‘Dr. Jac. P. Thijsse’, samen met liefst vijf andere gedichten geschreven op 6 mei 1943. Het behoort niet bepaald tot zijn beste verzen, er ontstonden vermoedelijk té veel gedichten per dag, en de bewondering was misschien té groot. Sinds 1941 publiceerde Hans Warren over de natuur, al snel ook in het blad De Levende Natuur waarvan Thijsse hoofdredacteur was. Door die bijdragen was hun omgang niet eenzijdig. Jac. P. Thijsse reageerde en stimuleerde, liet weten wat hij ervan vond, gaf uitgebreide adviezen. Hans Warren werkte in het begin van zijn loopbaan in een enorm isolement. Maar uitgerekend in de man die hij zo bewonderde, vond hij zijn eerste echte lezer, zoals het hoort kritisch en nieuwsgierig tegelijk.

Mario Molegraaf

Uit de nalatenschap van Hans Warren – deel 6

Momenteel werkt Mario Molegraaf aan de biografie van Hans Warren. Op zijn ontdekkingstocht door het leven van Warren stuit hij regelmatig op interessante vondsten. Op de eerste dag van elke maand deelt hij zo’n vondst met de bezoekers van onze website.



Als u een lief kippetje heeft dat naamloos over het erf stapt, zou u het dier dan alstublieft Pauwtje willen noemen? Zo leeft Pauwtje, de favoriete kip van Hans Warren, nog even voort. ‘Pauwtje was mijn teddybeer, voor Pauwtje/ was ik lief en wreed, in Pauwtjes warme veren/ huilde ik, en met Pauwtje groeide ik op,’ schreef hij in een gedicht. Aan Hans Warrens geheim dagboek, begonnen in april 1942, ging een natuurdagboek vooraf, begonnen in januari 1938. Dáár weer voor komen twee schoolschriftjes, met waarnemingen en varia vanaf 1934. De jonge natuurliefhebber geeft er een overzicht in van alle vogels die hij al gevángen heeft: 37 soorten. Hij deelt rapportcijfers voor de avifauna uit: er valt één maal een 10, de boerenzwaluw krijgt dat cijfer voor ‘vaardigheid in ’t vliegen’, de merel wordt beloond met een 9 voor ‘zang’. En er is een catalogus van Hans Warrens pluimvee. Eenden met namen als Kofa, Klumba en Beer. Pauwtje en zijn collega-kip Grijsje. Er ging een streep door zo’n dier als het overleed. Op 26 juli 1936 moet het geliefde kippetje worden afgemaakt. Pauwtje † schrijft hij dan, met een dikke rouwrand eromheen. Ook tekent hij een grafje, ‘R.I.P. Pauwtje’ staat op de steen. Op 4 maart 1942 voert Hans Warren een operatie ‘Uit een oud schrift’ uit. De meest relevante dingen uit de schriftjes neemt hij over op een paar losse vellen. Als hij toekomt aan 26 juli 1936 kopieert hij niet, maar noteert hij zijn herinnering aan Pauwtjes dood. Zó is de laatste dag van zijn kippetje in 1996 ook in de uitgave Ik ging naar de Noordnol terechtgekomen. Van trouw aan de oorspronkelijke bron is geen sprake, maar wel van trouw aan Pauwtje, de enige kip ter wereld waarvan de naam driekwart eeuw na haar dood nog valt.

Mario Molegraaf