Categoriearchief: Uit de nalatenschap

Momenteel werkt Mario Molegraaf aan de biografie van Hans Warren. Op zijn ontdekkingstocht door het leven van Warren stuit hij regelmatig op interessante vondsten. Op de eerste dag van elke maand deelt hij zo’n vondst met de bezoekers van onze website.

Uit de nalatenschap van Hans Warren – deel 13: Toch prijzen

Momenteel werkt Mario Molegraaf aan de biografie van Hans Warren. Op zijn ontdekkingstocht door het leven van Warren stuit hij regelmatig op interessante vondsten. Op de eerste dag van elke maand deelt hij zo’n vondst met de bezoekers van onze website.

Hoezo geen prijs? Wanneer ik een doos opentrek, zit daarin een aardig hoopje medailles en komt een berg eerbewijzen tevoorschijn. Hans Warren behaalde al deze onderscheidingen niet met zijn boeken, maar met zijn duiven. Hij was een tijdlang een vooraanstaande fokker van sierduiven. Sierduiven moet je niet verwarren met postduiven. Bij sierduiven gaat het niet om oriëntatievermogen, maar om schoonheid, schoonheid volgens vaste criteria die juryleden op tentoonstellingen beoordelen. De prijzen en eerbewijzen zijn voor de mooiste dieren, of liever gezegd voor de eigenaren ervan die het vaardigst vaders en moeders hebben gecombineerd. Toen ik in Hans Warrens leven kwam, hield hij zich niet meer met het fokken bezig. Maar de duiven waren er nog steeds en zijn tot mijn laatste dag op het Pijkeswegje gebleven. Prachtige, bijzondere dieren, maar veel vreugde viel er niet aan te beleven. Roofvogels zorgden voor dreiging, torenvalken drongen bruut het hok binnen, sperwers eisten iedere winterdag hun bloederige tol. De Saksische witstaarten zijn toen ik wegging uit het huis, waar hun ruime hok een onderdeel van was, naar een buurtgenoot gegaan. Veel eerder had Hans Warren zelf de vinkduiven aan een medefokker overgedaan. In 1957 was hij teruggekomen naar Zeeland, de woelige Parijse jaren had hij letterlijk en figuurlijk achter zich gelaten. Een huisvader was hij voortaan, die zich toelegde op een huiselijke passie. Sierduiven dus. Denk niet dat het een vriendelijke hobby was, hij beoefende het op een niveau van wrede topsport. Zijn geheim dagboek hield hij niet meer bij, met des te meer aandacht noteerde hij in zijn duiven-fokboeken. Huiveringwekkende literatuur, voor de goede verstaander tenminste. Zomaar wat notities uit 1963 die duidelijk maken hoe het toegaat in deze ‘sport’. Over de duif met ringnummer 16971 noteert Hans Warren: ‘geslacht, een qua kleur eenvoudig onmogelijk dier.’ Nummer 15858 ‘werd erg paars, geslacht 11 aug.’ De biografie van nummer 17457: ‘9 dec. door rat doodgebeten en afgeknaagd. Was niet heel fraai’. Hans Warren fokte allerlei soorten sierduiven. Een van zijn grote specialiteiten was de vinkduif in alle kleurslagen. Nóg een onverwachte kant van Hans Warren: hij, de man die nooit voorzitter wilde zijn, was van 1964 tot 1970 voorzitter van de Nederlandse Vinkduivenclub.

Mario Molegraaf



Uit de nalatenschap van Hans Warren – deel 12: Geen prijs

Momenteel werkt Mario Molegraaf aan de biografie van Hans Warren. Op zijn ontdekkingstocht door het leven van Warren stuit hij regelmatig op interessante vondsten. Ook in 2013 zal hij op de eerste dag van elke maand zo’n vondst delen met de bezoekers van onze website.

Het blijft toch steken: Hans Warren is de enige Nederlandse schrijver zonder prijs. Over hoe het zo ver heeft kunnen komen, kun je alleen speculeren. Maar ze ontgingen hem allemaal. De Prijs der Nederlandse Letteren. De P.C. Hooftprijs, terwijl hij die voor alle drie de smaken waarin die bestaat, poëzie, proza, essay, had kunnen krijgen. En zelfs de Constantijn Huygensprijs. Het is een beetje een smet op de erelijst van zeg de P.C. Hooftprijs. Zeker als je ziet dat de dorre dichtwerken van H.C. ten Berge, de slome stukjes van Kees Fens en de nijvere pogingen van andere mindere goden wél werden bekroond. Helemaal zonder prijs? Toch niet, zo kreeg Hans Warren de Zeeuwse Prijs voor kunsten en wetenschappen. Op 20 oktober 1971, zijn vijftigste verjaardag. Al op z’n vijftigste! Zo jong nog! Menigeen vond dat destijds onverantwoord. De Zeeuwse Prijs is namelijk niet zomaar een prijs. Zoals de Encyclopedie van Zeeland het formuleert: ‘De prijs wordt met opzet niet jaarlijks en alleen in bijzondere gevallen toegekend, waardoor zij tot nu toe van devaluatie verschoond is gebleven.’ Op 1 oktober 1971 kwam iemand bij Hans Warren thuis de zaak bespreken. Op 11 oktober stuurde het Provinciaal Bestuur van Zeeland een officiële brief over de toekenning. Al negen dagen later was dus de plechtigheid. Die draaide om de staande heren op de kleurenfoto. Rechts zien we J. van Aartsen, tussen 1958 en 1965 minister geweest en vervolgens benoemd tot Commissaris der Koningin in Zeeland. Links glundert Hans Warren. Op zijn revers zit de gouden draagpenning met kleurig lint van de Zeeuwse Prijs, net aan hem uitgereikt. De penning en alle documenten die aan 20 oktober 1971 herinneren, liggen in een lade in de kluis van de Zeeuwse Bibliotheek. Foto’s, een receptieboek met handtekeningen van de aanwezigen, het menu van het feestdiner. De Zeeuwse Prijs is vooral een kwestie van eer, je gaat voortaan als Sier-Zeeuw door het leven. Maar de dag nadien voelde Hans Warren zich allerminst zo, maakt het Geheim dagboek duidelijk. Zijn echtgenote had het toen de laatste gast was vertrokken tijd gevonden voor de mededeling: ‘Ik denk erover toch voorgoed naar Engeland terug te gaan.’ De dagboekschrijver: ‘Er volgde de ergste ruzie die we ooit hadden.’ Zelfs aan Hans Warrens enige grote prijs kleefde zo toch vooral grote spijt.

Mario Molegraaf


Uit de nalatenschap van Hans Warren – deel 11

Momenteel werkt Mario Molegraaf aan de biografie van Hans Warren. Op zijn ontdekkingstocht door het leven van Warren stuit hij regelmatig op interessante vondsten. Ook in 2013 zal hij op de eerste dag van elke maand zo’n vondst delen met de bezoekers van onze website.



Dit pas begonnen jaar is het jaar van Kavafis. Het is zelfs door de UNESCO bekrachtigd. K.P. Kavafis, de befaamde Griekse dichter, werd honderdvijftig jaar geleden, op 29 april 1863, geboren te Alexandrië. Op zijn zeventigste verjaardag, 29 april 1933, overleed hij in dezelfde stad. Ik ontdekte Kavafis al voor ik Hans Warren kende. Maar ik deed de ontdekking wél via hem. Achterin de bundel Zeggen wat nooit iemand zei had hij namelijk vertalingen van twee verbijsterende gedichten van Kavafis opgenomen, ‘Op de trap’ en ‘De verbonden schouder’. Jaren van ons leven samen zouden in het teken van Kavafis staan. Hans Warren en ik besloten zijn poëzie in het Nederlands te vertalen. Als je geïnteresseerd bent in het werk van een schrijver, raak je vanzelf ook geïnteresseerd in diens persoon. Zo kwam het dat we vanaf 27 november tot en met 15 december 1983 een reis ondernamen in het voetspoor van Kavafis, een reis die ons onder meer naar Athene, Alexandrië en Istanbul voerde. Hans hield tijdens de reis een dagboek bij, verdeeld over twee opschrijfboekjes. Ik maakte, ondanks mijn beperkte talent in die richting, foto’s. Natuurlijk ook van het graf van Kavafis. ‘Dichter’ staat er onder zijn naam. Op Hans Warrens graf liet ik onder zijn naam welbewust ook ‘dichter’ zetten. Op een andere foto zien we Hans Warren achter het bureau van Kavafis. Er was een grote expositie over hem in Athene, daar stond het gevaarte opgesteld. De samenwerking tussen Hans Warren en mij was begin 1983 voor het eerst zichtbaar geworden. In het colofon van de bibliofiele bundel Twaalf Gedichten staat weliswaar het jaartal 1982, maar de officiële verschijningsdatum is 11 februari 1983. Meesterdrukker Ger Kleis kwam het boekje zelf in Zeeland brengen, in het gezelschap van Gerrit Komrij en Charles Hofman. We schonken Gerrit en Charles nummer één. Het geschenk werd verkocht, niet zo’n chique geste, op de grote Komrij-veiling in november 2012 voor een dure € 475. In Hans Warrens poëzie waart de schim van Kavafis regelmatig rond. Bijvoorbeeld in het gedicht ‘In Alexandrië’ waarin de vertaler spreekt: ‘Waar is de stem, het sonoor geluid waarin het moet worden gezegd.’

Mario Molegraaf

Uit de nalatenschap van Hans Warren – deel 10

Momenteel werkt Mario Molegraaf aan de biografie van Hans Warren. Op zijn ontdekkingstocht door het leven van Warren stuit hij regelmatig op interessante vondsten. Op de eerste dag van elke maand deelt hij zo’n vondst met de bezoekers van onze website.

Geloof me, de tijd heelt heus niet alle wonden. Ik wil geen films zien waarin Hans optreedt. Er zijn plaatsen waar ik nooit naar terug heb durven keren. Zo’n plaats is de ISPC, een horecagroothandel in De Krogten in Breda. Hans Warren en eten, er zijn vrees ik geen plaatjes van. Behalve dan deze ene afbeelding, het toegangspasje van de IPSC. Eten is belangrijk geweest in zijn bestaan, in ons bestaan, en dat bedrijf was een belangrijke leverancier. Maar als het eten op is, is het gedaan. Hoe was zijn eten, hoe verliep het dagelijkse maal? Hij leert zichzelf koken wanneer zijn moeder in het ziekenhuis belandt. Het leren gaat ‘heel snel, ik heb er kennelijk aanleg voor (…) Zelfs vleesschotels slagen al in perfectie,’ noteert hij op 13 oktober 1951 in zijn dagboek. Hij brengt zijn kookkunsten in praktijk nadat hij is getrouwd, nadat er kinderen zijn gekomen. Toch kookte hij niet graag voor gezelschappen, voor meer dan twee personen. Ingewikkeld waren zijn maaltijden ook niet, aan voorgerechten en desserts deden we nauwelijks. Kookboeken bezaten we in overvloed, maar hij werkte nooit naar recepten. Hij improviseerde met wat er beschikbaar was. Vooral improviseerde hij met de soepen die hij tussen de middag voor zichzelf bereidde met een restje dit en een overschotje dat. Ik sloeg over, ik at liever kroketten. Zijn ontbijt stelde weinig voor. Twee koppen koffie met veel melk, net gehaald van de boerderij. Een beetje geroosterd brood, besmeerd met boter. Om elf uur was het tijd voor sherry, en een uurtje later voor de soeplunch. De radio stond aan, afgestemd op de Vlaamse muziekzender, het programma ‘Tafelmuziek’ met zijn geliefde barokklanken. De lunch en het ontbijt gebruikte hij in zijn werkkamer. Maar voor het avondeten werd de tafel in de eetkamer gedekt. Zijn eten, ik mis het nog steeds. Wie maakte zulke frietjes? Hij gebruikte er rosevalaardappelen voor en sneed ze met de hand. Ze werden gebakken in de koekenpan met veel olijfolie. Wie had zulke lekkere appelmoes? Die bereidde hij met appels uit eigen gaard. De zwezerik, de zeetong, de zalige wijn. De ingrediënten kwamen vaak van de ISPC. Najaar 1986 stond er een advertentie in de krant. De bijbehorende bon stuurde hij in en al snel kregen we het begeerde pasje. De auto was pas in ons leven gekomen, en zo konden we al het heerlijks van Breda naar Goes transporteren. Hij zegt over het eerste bezoek in zijn dagboek: ‘Een verbijsterende belevenis, alles wat je aan spijs en drank kunt bedenken is hier uitgestald.’ Een paar weken later noteert hij na een maal met patrijsjes, cantharellen en een sorbet van ganzenlever: ‘Sinds we zoveel lekkers in Breda kunnen kopen, is het leven leuker.’ ISPC is een afkorting van International Sales and Promotion Company, duffer kan het niet. Maar voor mij is het een ander woord voor paradijs, voorgoed verloren.

Mario Molegraaf

Uit de nalatenschap van Hans Warren – deel 9

Momenteel werkt Mario Molegraaf aan de biografie van Hans Warren. Op zijn ontdekkingstocht door het leven van Warren stuit hij regelmatig op interessante vondsten. Op de eerste dag van elke maand deelt hij zo’n vondst met de bezoekers van onze website.

Ze dachten, geloof ik, dat kattenbakken zelfreinigend waren. Mijn luchtwegen protesteerden hevig en ook in andere opzichten had ik moeite met hun huishouding. De huishouding van Gerrit Komrij en Charles Hofman in Amsterdam. Charles maakte verschrikkelijke ruzies als hij dronk, en hij dronk vaak. De uren verliepen traag aan de Jacob van Lennepkade, alsof je bij een oma langs moest. Het eerste bezoek dat Hans Warren en ik aan hen brachten was in het weekend van 12 en 13 augustus 1978. Ik was zeventien, plus vijftig weken. Een boek dat ik van Gerrit kreeg, een herdruk van de door hem vertaalde roman Pausin Johanna, herinnert aan die eerste logeerpartij. Ook is er een aantekening in Hans’ dagboek, een verslag dat allerminst aan een bezoek aan grootmoeder doet denken. Van besmeurde kattenbakken en ruzies is ook al geen sprake. Misschien heeft mijn herinnering het allemaal erger gemaakt dan het was, want de prachtige vriendschap van Gerrit Komrij en Hans Warren kende een lelijk einde. Op deze foto, gemaakt door Wim Helm in de aula van de Zeeuwse Bibliotheek, is daarvan weinig te bespeuren. Het was de dag dat een grote tentoonstelling over Hans werd geopend, september 1996, Gerrit was een van de sprekers. De twee mannen zagen elkaar niet vaak meer, de verwijdering was al ingezet. De rollen leken een beetje anders verdeeld dan in het verleden. Vroeger was het de succesvolle Gerrit Komrij geweest en de veelbelovende Hans Warren. Nu zag hij dat zijn naamsbekendheid niet hielp: het werk van Hans, het Geheim dagboek vooral, werd beter verkocht dan Gerrits proza en poëzie. Dat moet hem onbewust hebben dwarsgezeten. Vooral ook omdat hij zoveel had gedaan om de roem van zijn vriend te bevorderen. Ik vergeet het niet, dat nare einde, ik kan het niet vergeten. Maar ik vergeet ook niet die wervende artikelen, die lieve brieven. De eerste brief, nog heel formeel, is deze uit 1969. Het literaire tijdschrift Maatstaf was net overgegaan naar De Arbeiderspers, de redactie bestond uit Martin Ros en Gerrit Komrij. In de loop van het jaar zou Tussen hybris en vergaan verschijnen, Hans’ dichtbundel die een wonderbaarlijke terugkeer in de literatuur inluidde. Hoe zou het met Hans Warren verder zijn gegaan als Gerrit Komrij niet op zijn weg was verschenen? Zoals alle vragen met als erin een zinloze vraag. Vast staat dat Gerrit in een beslissende fase een onmisbaar klankbord is geweest. Hij wakkerde de dichterlijke eruptie aan die Hans rond zijn vijftigste beleefde. En Gerrit en Charles waren in zijn leven, ook al was hij een kwarteeuw ouder, een ongelooflijk belangrijk voorbeeld: zo kon het ook, zo kon je ook als homo leven. Maar Hans Warren heeft ook iets teruggegeven: zijn vriendschap in ieder geval. Deze foto getuigt daarvan. Gemaakt op een ongeluksdatum, vrijdag de dertiende, maar wat zijn beide mannen gelukkig. Gelukkig met het weerzien, gelukkig met elkaar.

Mario Molegraaf