Categoriearchief: Uit de nalatenschap

Momenteel werkt Mario Molegraaf aan de biografie van Hans Warren. Op zijn ontdekkingstocht door het leven van Warren stuit hij regelmatig op interessante vondsten. Op de eerste dag van elke maand deelt hij zo’n vondst met de bezoekers van onze website.

Uit de nalatenschap van Hans Warren – deel 28: Gommert de Kok

Momenteel werkt Mario Molegraaf aan de biografie van Hans Warren. Op zijn ontdekkingstocht door het leven van Warren stuit hij regelmatig op interessante vondsten. Op de eerste dag van elke maand deelt hij zo’n vondst met de bezoekers van onze website.

‘Ce vieux est formidable!’ oordeelde Giovanni Nurchi, de Sardijnse vriend van Hans Warren, over Gommert de Kok. Ofwel: ‘Die ouwe is me er eentje!’ Zoals veel van de mooiste verhalen staat het niet in de boeken. In dit geval niet in Gommert de Kok. Journalist, de pas verschenen en zeer lezenswaardige biografie door Eric-Jan Weterings (€16,50, uitgeverij Den Boer/De Ruiter, Vlissingen). Nurchi was vooral onder de indruk van de talenten als imitator van Gommert de Kok, die blijkbaar minutenlang precies kon praten als allerlei bekende personen. Echt ‘vieux’ was Gommert de Kok niet, drie jaar jonger dan Hans Warren. Het verhaal moet dateren uit 1976, toen Hans Warren vierde dat hij vijfentwintig jaar voor de Provinciale Zeeuwse Courant werkte. Hij bleef daar maar zitten, terwijl de hoofdredacteuren kwamen en gingen. Gommert de Kok, die tussen 1961 en 1978 de krant leidde, staat in het lijstje precies in het midden. Vóór hem werkte Hans Warren onder Gerard Ballintijn en Willem Leertouwer, na hem onder het duo Dieleman & Van der Maas en Andreas Oosthoek. Al zal het van beide kanten zelden als ‘werken onder’ zijn ervaren. De Kok was sinds 1947 aan de PZC verbonden en had voor hij hoofdredacteur werd al regelmatig met Hans Warren te maken. De eerste nog bekende brief dateert uit 1956. De toon van de correspondentie is hoffelijk, maar irritatie is nooit ver weg. In een van zijn wijdlopige brieven zegt Gommert de Kok zelfs: ‘Indien wij in een tijdvak leefden, dat enige honderden jaren geleden reeds werd afgesloten, dan zou ik U uitgedaagd hebben tot een tweegevecht ergens op een wei buiten schrabbekerke bij het krieken van de dag’. In Hans Warrens brieven draait het vooral om het vragen van voorschotten en het verzoeken om opslag. Wanneer hij eind 1967 een aanbod krijgt om een letterkundige rubriek in het Algemeen Dagblad te beginnen, wijst hij Gommert de Kok fijntjes op het veel hogere honorarium. De gewenste aanpassing volgt al snel. Eric-Jan Weterings signaleert in Gommert de Koks brieven aan Hans Warren zelfs een voor hem ‘niet gebruikelijke meegaandheid (…) alsof hij zijn best doet om een lastige klant niet op zijn tenen te trappen’. Maar de biograaf kleurt het beeld al te zwart bij. Hij citeert gretig Hans Warrens dagboek van 19 mei 1977 over Gommert de Koks matige klavecimbelspel, maar laat een bepaald niet onbelangrijke opmerking van dezelfde datum weg: ‘Ik hoop dat hij de Zeeuwse Prijs krijgt, ik heb dat balletje eens opgegooid en het wordt doorgespeeld. Als iemand die verdient is hij het.’ Een jaar later kreeg Gommert de Kok inderdaad de Zeeuwse Prijs, zeven jaar nadat Hans Warren deze voor slechts een enkeling weggelegde onderscheiding had gekregen. De twee formidabele planeten van de PZC, zo mag je ze wel noemen. Stilzwijgend besloten ze zoveel mogelijk uit elkaars baan te blijven.

Mario Molegraaf

Uit de nalatenschap van Hans Warren – deel 27: Kitty Koorevaar

Momenteel werkt Mario Molegraaf aan de biografie van Hans Warren. Op zijn ontdekkingstocht door het leven van Warren stuit hij regelmatig op interessante vondsten. Op de eerste dag van elke maand deelt hij zo’n vondst met de bezoekers van onze website.




Kitty Koorevaar, een naam als uit een boek, maar zij is werkelijkheid. Eigenlijk moet ik zeggen: was werkelijkheid. Enig speurwerk leert namelijk dat zij in 1988 is overleden. Ze heeft óók een boekennaam, want ze komt in Hans Warrens dagboek voor. Daarin heet ze Cynthia. Waar zal ik de historie van Kitty Koorevaar beginnen? Bij Herman Klomp (1920-1985), uiteindelijk hoogleraar dierecologie aan de Landbouwhogeschool te Wageningen geworden. In de gedrukte versie van Geheim dagboek, waarin hij éven een grote rol speelt, heet hij Hein Kaasjager. Zijn verloofde, in werkelijkheid was haar naam Jeanne A. Kerper, werd door de dagboekschrijver tot Marianne omgedoopt. Hein/ Herman schrikt wanneer hij hoort dat het uit is tussen Sibylle, in het echt Miep de Roo geheten, en zijn goede vriend Hans Warren. Hij voegt daaraan in zijn brief van 12 juni 1945 toe: ‘M’n zus Nel is nog vrij; dat zou ik nou nog eens verdomd leuk vinden.’ Verder dringt hij niet aan, maar Marianne/Jeanne is bij een volgende koppelpoging daadkrachtiger dan haar aanstaande. Op 27 september 1945 stuurt ze een brief naar Borssele waarin ze haar beste vriendin Kitty aanbiedt, een maand jonger dan Hans: ‘Ze (…) heeft een dergelijke teleurstelling achter de rug als jij.’ Een paar dagen later verstrekt Herman een wervend signalement, ‘een mannelijk oordeel’ noemt hij het. Hij beschrijft haar als ‘slank, goed figuur, lieve snuit’ en meldt dat ze ‘een exotische indruk’ maakt. Jeanne heeft aan Hans gevraagd: ‘Schrijf haar eens, misschien worden jullie vrienden. En jij kunt de dingen zoo fijn zeggen.’ Vrijwel onmiddellijk doet Hans Warren een poging de dingen eens fijn te zeggen, een kladversie van dat bericht bleef bewaard. Er komt snel bericht terug uit Ommen (Overijssel), uit het Evacuatiekamp ‘Arriën’ waaraan Kitty als sociaal werkster is verbonden. Op grond van Geheim dagboek zou je zeggen dat spoedig een ontmoeting is gevolgd. ‘Reeds de eerste seconde wisten we allebei nee,’ staat er. Maar het geschreven dagboek kent in deze tijd een chaotische periode, waardoor de aantekening in het gedrukte dagboek op een verkeerde plaats is beland. Bijna een jaar na het begin, op 18 september 1946 schrijft Kitty: ‘’k Vind ’t fijn om je eens te zien en te spreken. Ik zal geen luchtkastelen bouwen.’ In haar eerste brief had ze meteen het verhaal van haar leven verteld, een heel treurig verhaal. Later kreeg dat, zo begrijp ik, alsnog een gunstige draai. Ze leefde misschien niet lang maar wel gelukkig. Adieu, Kitty Koorevaar.

Mario Molegraaf

Uit de nalatenschap van Hans Warren – deel 26: Mensje van Keulen

Momenteel werkt Mario Molegraaf aan de biografie van Hans Warren. Op zijn ontdekkingstocht door het leven van Warren stuit hij regelmatig op interessante vondsten. Op de eerste dag van elke maand deelt hij zo’n vondst met de bezoekers van onze website.

Mensje van Keulen, als ze me nog eens ziet, doet ze alsof ze me niet ziet. Dat alles omdat de vriendschap tussen haar en Hans Warren zo pijnlijk eindigde. Ze was boos over een recensie, boos over het Geheim dagboek. Het begon allemaal zo mooi in augustus 1974, zoals uit hetzelfde dagboek valt op te maken. ‘Voor Mensje voelde ik direct een grote sympathie,’ schrijft Hans Warren. ‘Hoe was het mogelijk dat die briljante vrouw, half engel, half heks, neiging voelde over die kleinburgerlijke typen te schrijven?’ Er is een contra-dagboek, heel interessant, Alle dagen laat haar journaal over 1976 dat Mensje van Keulen in 2000 publiceerde. ‘De hartelijke man verandert in een lelijke, vieze vent als hij drinkt,’ noteert ze op 25 augustus. ‘Ik ben stomdronken geworden en herinner me vrijwel niets,’ schrijft Hans Warren over hetzelfde avondje Amsterdam. Zij voelt enig wantrouwen, schrijft ze later: ‘Het komt misschien door de manier waarop hij over zijn kinderen spreekt.’ En terwijl Hans maar blijft jubelen over Giovanni Nurchi, concludeert zij over de man: ‘Alles wat hij zegt is dom (…) zijn gezicht heeft meestentijds de uitdrukking van een oud, chagrijnig wijf.’ In één alinea weet ze heel de toverwereld van het Pijkeswegje op te roepen, de kamer waarin Hans Warren en zij winter 1978 zijn gefotografeerd. ‘Oude prenten, een zestiende-eeuws beeld, een erotisch schilderij, Perzische kleden en kussens, diepe inpandige kasten vol boeken (en drank), wajangpoppen, met de hand beschilderde doosjes, Louis XV-stoelen, een licht zoet parfum, klavecimbelmuziek: het huis van Hans.’ Ook de volgende keer dat ze haar toneelstukje opvoert, lach ik dankbaar naar Mensje van Keulen terug.

Mario Molegraaf


Uit de nalatenschap van Hans Warren – deel 25: Anthonie de Roo

Momenteel werkt Mario Molegraaf aan de biografie van Hans Warren. Op zijn ontdekkingstocht door het leven van Warren stuit hij regelmatig op interessante vondsten. Op de eerste dag van elke maand deelt hij zo’n vondst met de bezoekers van onze website.



Een biografie gaat niet slechts over één mens, maar eveneens over een heleboel mensen uit diens omgeving. Ze kunnen zich niet verschuilen, de goeden en de slechten, de dapperen en de lafaards, en natuurlijk alle tinten persoon daar tussenin. Mijn held bij het schrijven van Hans Warrens biografie is Anthonie de Roo (Vrouwenpolder 1898 – Kampen 1990) geworden, de vader van Maria de Roo, in Geheim dagboek Sibylle geheten. Lees vooral de indringende reconstructie van haar leven in het blad De Parelduiker (2008/4, helaas uitverkocht) door Ronny Boogaart en Eric de Rooij. Maar nu gaat het dus over haar vader, de schoonvader van Jan Wolkers en de net-nietschoonvader van Hans Warren. De verleiding is groot om aan deze moedige man onevenredig veel aandacht te besteden. Hij, de zoon van een wagenmaker, was allerminst voor waaghals in de wieg gelegd. Toen hij in 1919 trouwde, was hij journalist. Maar het grootste deel van zijn leven werkte hij als accountant, in 1922 begon hij een kantoor in Goes. Verder was hij actief in de plaatselijke politiek, liberaal maar vooral conservatief. Een man die veel te verliezen had, zijn positie, zijn rijkdom, zijn gezin. In de zomer van 1941 worden op een nacht vernielingen gepleegd in de winkel in Goes van de Nederlandsche Unie. De plaatsvervangende burgemeester De Roo treedt hard op. In het Kringhuis van de NSB worden de gestolen spullen teruggevonden. Bij de NSB schakelen ze vlug hun Duitse vriendjes in, maar hij wijkt niet. Zelfs niet wanneer eind 1941 in Goes een NSB-burgemeester wordt geïnstalleerd. In een zaal vol NSB’ers en belangrijke vertegenwoordigers van de bezetters zegt hij wat hij meent te moeten zeggen. Het verhaal over zijn koelbloedige optreden in het woelige hol van de leeuw kwam gek genoeg gewoon in de krant. Inclusief zijn slotwoorden. Hij zegt tegen de ongewenste burgemeester dat ‘de Goesche gemeenschap in zijn geheel van U mag eischen, dat gij het als uw onverbrekelijke plicht zult beschouwen, die gemeenschap op de beste wijze, die mogelijk is, te dienen.’ De NSB’ers in de zaal onderbraken hem regelmatig met kreten als ‘Laten we zijn gezicht dichtslaan’, maar dat haalde de krant niet. Kort nadien moet hij letterlijk en figuurlijk ondergronds. Anthonie de Roo, de grote held van de kleine stad.

Mario Molegraaf

Uit de nalatenschap van Hans Warren – deel 24: 1 februari 1953

Momenteel werkt Mario Molegraaf aan de biografie van Hans Warren. Op zijn ontdekkingstocht door het leven van Warren stuit hij regelmatig op interessante vondsten. Ook in 2014 deelt hij op de eerste dag van elke maand zo’n vondst met de bezoekers van onze website.

Onderstaande bijdrage verscheen eerder, op zaterdag 25 januari jl., in de Provinciale Zeeuwse Courant, maar zonder deze afbeeldingen.

Hans Warren was erbij, min of meer toevallig misschien, maar hij heeft met eigen ogen het water gezien, met eigen handen in de klei gegraven, met eigen oren de storm gehoord die zaterdag 31 januari 1953 opstak. Onverwacht, de PZC van die dag waarin van zijn hand een letterkundige kroniek over vier verschillende dichtbundels stond, voorzag slechts ‘een tot krachtig of hard toenemende wind’. Omstreeks middernacht maakte hij een wandeling, bang ‘onder al die scheefhangende bomen’ en vanwege de ‘neerratelende dakpannen’, maar zonder enig idee over de gruwelijke gevolgen.

Na de dood van zijn moeder, juni 1951, was hij geleidelijk het ouderlijk huis in Borssele aan het verlaten. Dat huis was inmiddels een nieuwbouwwoning in het dorp, Zuidsingel 24, niet meer het beroemde huis op de Zeedijk. Zijn vader, Piet Warren, had zijn baan als waterbouwkundig ambtenaar verloren en daarmee de dienstwoning. Een gevolg van zijn houding in de oorlog. Hij was onder meer lid van het Technisch Gilde geweest, maar vooral had hij een conflict gehad met de dorpsveldwachter, ongelukkig genoeg meteen na de bevrijding tot wachtmeester van de Koninklijke Marechaussee gepromoveerd. Deze positie benutte hij door wraak te nemen op zijn vijand Warren.

Hans Warren heeft het nooit goed met zijn vader kunnen vinden. Toch heeft diens lot hem altijd beziggehouden. Zijn leven lang worstelde hij met schaamte, zijn leven lang vocht hij voor eerherstel. Als Piet Warren in maart 1959, 68 jaar oud, overlijdt, zorgt zijn zoon voor een lovende necrologie in de PZC: ‘Tijdens en na de ramp heeft de heer Warren grote activiteiten ontplooid; hij had o.m. een groot aandeel in het herstel van de beschadigde zeewering. In 1937 werd de dijk bij Borssele op zijn advies zodanig verhoogd, dat het water tijdens de ramp in 1953 niet nóg meer schade kon aanrichten.’
Ook de aantekeningen uit februari 1953 zoals die in het in 1984 gepubliceerde Geheim dagboek terecht zijn gekomen, staan in het teken van zijn vader die na alle vernedering ineens weer nodig is, ineens weer aanzien geniet. Laat eerst gezegd zijn: het klopt allemaal. Piet Warren, een ongelooflijke vakman, had het gevaar voorzien. Indertijd werd druk over de enorme kosten van de werken gediscussieerd. De reservekas van het waterschap, in 1928 nog ongeveer vierhonderdduizend gulden, raakte in een paar jaar leeg. Maar als hij in de jaren dertig de zeewering bij Borssele, een zeer riskant punt, niet had versterkt, zou de ramp van 1953 nog veel rampzaliger gevolgen hebben gehad. Hij was er trots op, een album met ‘Photo’s vanaf 1931’ bevat familiekiekjes, maar begint met een indrukwekkende reportage van de dijkwerken.

Waar is ook dat men in 1953 Piet Warren te hulp riep. Zijn inzet leverde hem onmiddellijk nieuw werk op, hij werd waterbouwkundige in Ellewoutsdijk. Het eerste geld na jaren van armoede wordt goed besteed, vindt zijn zoon: ‘Hij heeft een Solex gekocht waarop ik, als hij thuis is, ook mag rijden.’ Voor de financiën van Hans Warren zelf is de ramp niet goed, de PZC verschijnt in een noodeditie en kan veel minder artikelen van hem plaatsen. Wel verdient hij wat bij als controleur-dijkwacht.

Later krijgt Piet Warren de technische leiding van grote werken bij Waarde. In 1956 schrijft hij aan zijn zoon: ‘Het kan toch gek gaan in de wereld hè Hans? Nu willen ze me overal hebben al heb ik pensioen’. Hij kan een Opel Rekord kopen: ‘Alleen de verkeerstekens moet ik nog eens leren’. Er komt een televisie, al kan hij ‘Holland’ nauwelijks ontvangen omdat de dichtstbijzijnde mast in Lopik staat.

Maar wat vertrouwde Hans Warren in februari 1953 toe aan zijn dagboek, cahier nummer negen, toen hij nog geen overzicht had? Hij wijdde vele bladzijden aan wat hij de ‘Nationale Ramp’ noemde. Literair gesproken is het prachtig: de verstoten vader die de held van het dorp wordt. Maar die visie is pas dertig jaar later op geraffineerde wijze op de oorspronkelijke tekst gelegd. ‘Hoewel de chauffeurs me vriendelijk en soms zelfs bijna onderdanig groetten, voelde ik me een nietsnutte fietser op die weg,’ schrijft hij in zijn cahier over een tochtje als ramptoerist. Daarvan maakte hij in de boekuitgave (heel slim is het stukje tussen haakjes): ‘Hoewel de chauffeurs me vriendelijk en soms bijna onderdanig groetten (de zoon van meneer Warren, het straalde een beetje op me af), voelde ik me onnut, onbehaaglijk op die weg.’

Hans Warren meldt over de toestand in Borssele: ‘Wel tweeduizend man waren aan de dijk, tienduizenden zandzakken waren al in de gaten opgestapeld’. Overbodige inspanningen naar zijn oordeel, ondanks de beschadigingen aan de dijk en de diepte van het water. ‘Ik wist van te voren dat als niemand een vinger uitgestoken had naar de Borsselse zeedijk, die dag, dat er dan toch geen overstroming plaatsgevonden zou hebben. Want ik ken de dijk en de Schelde, de wind en ’t water zo’n beetje,’ noteert hij in zijn cahier. In het boek uit 1984 voegde hij daaraan toe: ‘Ik wist dat mijn vader in de tijd van zijn beheer de dijk zeer verzwaard en versterkt had.’

Deze aanpassingen doen weinig af aan Hans Warrens unieke en fascinerende ooggetuigenverslag. Hij was niet alleen een ramptoerist, als een van de eersten meldde hij zich zondagochtend 1 februari 1953 op het plein: ‘met een spa, want ik wilde bij de werklui zijn en niet een administratief baantje opknappen.’ Er wordt gezwoegd: ‘We hebben de taaie klei en zoden gespit, zakken gevuld, de loodzware zakken getorst, in kettingen doorgegeven de dijk op, die hier en daar voor driekwart weggeslagen was aan de buitenkant. We zakten tot aan onze knieën in de modder, onze gezichten zaten vol moddervlekken, onze handen waren grijze kleiklompen. En wat deed m’n eczeemhuid pijn op m’n vingers, en in m’n palmen had ik blaren.’

De volgende dagen blijft hij thuis, vol wroeging. In plaats van heldhaftig te hulp te snellen bakt hij ‘boterkoeken met wat vanille’. Ondanks de verbodsborden gaat hij naar de Kaloot, zijn geliefde natuurgebied. Hij is gedesoriënteerd: ‘Het hele beeld is veranderd doordat de duintjes volkomen verdwenen, platgeslagen zijn. Ze zijn niet aangevallen of afgebrokkeld zoals vroeger. Nee, ze bestaan eenvoudig niet meer.’

Op 6 februari, hij schrapte het in de gedrukte versie van het dagboek, schrijft hij: ‘Opeens wist ik, hoe ik tòch wat zou kunnen doen, een bundel Zeeuwse gedichten samenstellen en m’n honorarium beschikbaar stellen voor het Rampenfonds. Gisteren heb ik heel de dag gewerkt als een bezetene. Ik was geïnspireerd en haalde de verzen (die in aanleg goed waren) aanmerkelijk op. Samen met de sonnetten voor moeder werd het een bundel van 25, die ik Haar kamer in het najaar noemde.’

Hij stuurt het geheel naar de Wereldbibliotheek en verheugt zich bij voorbaat op het gevoel dat hij ‘een grote bijdrage zal hebben geleverd voor het herstel van ons land’. Helaas zegt de uitgeverij nee, men wil ‘alle krachten’ inspannen, bericht men Hans Warren per brief, voor ‘de uitgave DE RAMP, het fotoboek waarvan U ongetwijfeld heeft gelezen’.

In de beoogde bundel verwijst Hans Warren niet naar de overstroming, maar opnieuw naar een persoonlijke catastrofe: de dood van zijn moeder. Het geheel is aan haar nagedachtenis opgedragen, en het voornaamste onderdeel is de navrante reeks ‘Grafkrans’. Hij staat in het sonnet ‘Zomerstorm’ aan haar graf in Borssele: ‘boomkruinen kraken, wilde golven draven/ als tomeloze paarden langs de kust/ (…)/ Machteloos sta ik naar de storm te horen/ voor mij is dit wat rest, de rest verloren,/ geen god, geen klacht, geen kus die je nog wekt.’

In het oorspronkelijke dagboek spreekt hij op 4 februari 1953 tegen haar portret op de piano: ‘Je zou trots zijn op Pa deze dagen, moeder, hij is veel beter dan ik – ik ben niets. Maar moeders gezicht keek niet kwaad of vals zelfs, het straalde van goedheid.’ Wie weet omdat ze ook trots zou zijn geweest op haar zoon, die op allerlei manieren streed om de nagedachtenis van zijn ouders te zuiveren. De storm van 1 februari 1953 mengt zich op een ongelooflijke wijze met de storm van Hans Warrens leven.

Mario Molegraaf