Categoriearchief: Uit de nalatenschap

Momenteel werkt Mario Molegraaf aan de biografie van Hans Warren. Op zijn ontdekkingstocht door het leven van Warren stuit hij regelmatig op interessante vondsten. Op de eerste dag van elke maand deelt hij zo’n vondst met de bezoekers van onze website.

Uit de nalatenschap van Hans Warren – deel 40: De juffrouw

Momenteel werkt Mario Molegraaf aan de biografie van Hans Warren. Op zijn ontdekkingstocht door het leven van Warren stuit hij regelmatig op interessante vondsten. Op de eerste dag van elke maand deelt hij zo’n vondst met de bezoekers van onze website.

Kennen we ze nog, de juffrouwen en de meesters? De eerste juffrouw bijvoorbeeld. Voor ik mijn oude rapportenboekje erbij haal, weet ik geen naam te verzinnen. O ja, ik had in de eerste klas juffrouw Franken. Maar mijn geheugen heeft geen gezicht of andere bijzonderheden bewaard. Hans Warren zat anders in elkaar, hij herinnerde zich zulke dingen verbazend precies. In zijn dagboek uit april 1986 staat hij stil bij de recente dood van Jannetje de Krijger: ‘88 jaar oud. M’n eerste onderwijzeres op de lagere school in Borssele.’ Hij heeft een onsmakelijke herinnering aan haar: ‘Hoe ze bij het zingen, als ik naar haar opkeek, vieze speekseldraden tussen onder- en bovengebit had.’ Ze ging ‘weldra’ naar Indië, noteert Hans Warren ook nog, ‘volgens mijn moeder “om aan de man te komen”. Wat niet is gelukt.’ Ze keerde even ongetrouwd als ze was gekomen terug. Jannetje de Krijger, geboren in 1897, was de dochter van een Borsselse winkelier en winkelierster. In september 1920 was ze op school benoemd, per 1 oktober 1929 nam ze ontslag ‘wegens aanstaand vertrek naar Ned. Indië’. Ze had Hans Warren in de eerste klas les gegeven, 1928/1929, en in het eerste kwartaal van het volgende schooljaar. ‘Ik stuur jou een kaart met een aap erop,’ had ze hem beloofd. En ze hield zich aan haar woord. Dit is het bewijs, voorkant en achterkant. Een aap die keurig geborsteld poseert. Fascinerende poststempels: Pengalengan 13 januari 1930, Bandoeng 14 januari 1930. Als afzender slechts ‘De Juffrouw’. Alsof ze wist dat ze voor Hans Warren onvergetelijk was.

Mario Molegraaf


Uit de nalatenschap van Hans Warren – deel 39: Jan Vermeulen

Momenteel werkt Mario Molegraaf aan de biografie van Hans Warren. Op zijn ontdekkingstocht door het leven van Warren stuit hij regelmatig op interessante vondsten. Op de eerste dag van elke maand deelt hij zo’n vondst met de bezoekers van onze website.

Hans Warren, superboekhouder van zijn eigen leven, maakte de wonderlijkste balansen op. Op 1 september 1946 stelde hij een lijst samen van ‘de personen van wie ik het meeste houd en gehouden heb’. Hij splitste ze nog eens op in ‘mogelijkheden’ en ‘onmogelijkheden’. Bij de ‘mogelijkheden’ staat onder meer Jan V. – dat moet, valt uit een volgend overzicht op te maken, Jan Vermeulen zijn. Op 5 oktober 1945 hebben ze elkaar leren kennen. Vermeulen draagt op zijn kamer in Leiden, zo meldt Hans Warren, ‘dichtbundels aan (…). Clandestien gedrukte bundels, sommige geheel door hemzelf verzorgd.’ Misschien zal Jan Vermeulen (1923-1985) vooral in die hoedanigheid de geschiedenis ingaan: als boekverzorger. De boekjes die hij toonde, moeten van zijn Molenpers zijn geweest, in mei 1944 van start gegaan met Morendo van de door hem bewonderde Gerrit Achterberg. Dat boekje zag er naar zeggen van Vermeulen zelf ‘nogal dilettantistisch’ uit. Maar hij leerde snel bij, zoals te zien is aan de bundel Het ontoereikende, met eigen poëzie van Jan Vermeulen, en al helemaal aan De terugtocht, ook met gedichten van hemzelf. Het bleef niet bij kijken voor zijn nieuwe Zeeuwse vriend. Deze mocht een exemplaar van Het ontoereikende mee terug nemen naar Borssele, met opdracht. Bijzonder was dat hij op een dag ook nummer II kreeg van De terugtocht. Het was het exemplaar dat Vermeulen had gereserveerd voor Hartwig Runolt, aan wie de bundel was opgedragen. Van Hartwig Runolt (eigenlijk Julius Seiwert geheten), een discipel van Stefan George, vermeldt de catalogus van de Deutsche Nationalbibliotheek twee boeken, een in 1933 uitgegeven toneelstuk en een gedichtenbundeltje uit 1935. Hij belandde als onderofficier in Nederland, op een dag kwam hij in de boekwinkel waar Vermeulen werkte om de gedichten van Albert Verwey vragen. De twee zagen elkaar daarna elke dag, vertelde Jan Vermeulen aan Lisette Lewin, ‘stiekem. Hij was in uniform en hij vond het beter voor me dat we niet met elkaar werden gezien. Mij kon het niks schelen (…) Ik vereerde hem en hield van hem.’ Runolt werd naar het Oostfront gestuurd en raakte daar vermist. Voorin De terugtocht had Vermeulen voor zijn Duitse vriend een gedicht van Hugo von Hofmannsthal uit december 1891 overgeschreven. ‘Einem der vorübergeht’ heet het sterk homoerotisch geladen gedicht, daarboven stond oorspronkelijk nog ‘Herrn Stefan George’, Hofmannsthal schreef het na hun eerste ontmoeting. Het gedicht en het verhaal over de vriendschap tussen Vermeulen en Runolt lieten Hans Warren niet onberoerd, ze spelen een belangrijke rol in zijn Steen der hulp. Je zou door dit alles vermoedens krijgen, maar die zijn niet terecht. Jan Vermeulen trad ook op als Hans Warrens redacteur. In die rol maakte hij aantekeningen in de marge van een romanmanuscript. ‘Hij lachte om zijn vrees homosexueel te zijn. Die gevoelens kwamen voort uit een geweldig gemis aan het ware’, had Hans Warren geschreven. Waarmee hij zichzelf verloochende. Jan Vermeulen ziet de grote leugen als grote waarheid: ‘Hier raak je eindelijk de kern.’ Zo zijn er nog een paar opmerkingen die van misbegrip getuigen. Zie ze als een soort antwoord. Jan Vermeulen was door Hans Warren in het verkeerde rijtje gezet: hij hoorde heel beslist bij de ‘onmogelijkheden’.

Mario Molegraaf


Uit de nalatenschap van Hans Warren – deel 38: Henk Kranenkamp

Momenteel werkt Mario Molegraaf aan de biografie van Hans Warren. Op zijn ontdekkingstocht door het leven van Warren stuit hij regelmatig op interessante vondsten. Op de eerste dag van elke maand deelt hij zo’n vondst met de bezoekers van onze website.


Vanaf 1987 speelde hij een rol in Hans Warrens leven en dagboek: Henk Kranenkamp van galerie Semar aan de Schiedamseweg in Rotterdam. Een geweldige, dwaze winkel zoals hij een geweldige, dwaze man was. Op de benedenverdieping verkocht hij wierook in duizend bedwelmende soorten, sieraden voor een paar dubbeltjes, Boeddhabeelden vers uit de fabriek. Via een steile trap bereikte je een etage met het echte werk, maskers, beelden en juwelen waaraan ook beroemde handelaren zich vergaapten. Nog weer hoger bereikte je zijn woonvertrekken en uiteindelijk een zolder met geheime kisten vol wonderbaarlijke wajangpoppen. Hij werd een soort hofleverancier, we schaften vele prachtige voorwerpen uit Indonesië bij hem aan. Misschien de bijzonderste staan op deze plaatjes, maar ga ze vooral in het echt bekijken in de wonderkamers van het Zeeuws Museum te Middelburg waar ze een tijdelijk thuis hebben. De figuur met de woeste pruik kreeg vanwege de uiterlijke gelijkenis al snel de bijnaam ‘Boudewijn Büch’. In werkelijkheid stelt het beeld uit Bali, bijna levensgroot, de gulzige Cupak voor. De aapjes, vermoedelijk uit de achttiende eeuw daterend, zijn door Henk Kranenkamp zelf meegebracht uit Madiun, Oost-Java. Ze vormden onze eerste aankoop bij hem, meteen bij de eerste ontmoeting in augustus 1987. Wat een kennis van zaken had hij, ik heb ongelooflijk veel van hem geleerd. Maar hij beschikte ook over allerlei andere talenten, zijn stadstuin was een oase, hij knutselde de fraaiste kerststallen in elkaar, de rijsttafels die hij bereidde waren verrukkelijk. En dan zijn sublieme verhalen, bijvoorbeeld over de aap Popov die hij ooit als huisdier hield maar de huisraad niet eerbiedigde. Wat verschrikkelijk dat ik over Henk Kranenkamp in de verleden tijd moet spreken, onlangs is hij overleden, in Rotterdam, de stad waar hij in 1943 werd geboren. Kort na Hans Warrens dood ging ik bij hem langs en hij vond precies de juiste woorden. Het toppunt van troost waren nieuwe, nog grappiger versies van de verhalen over Popov. De jaren daarna bleven de bezoeken aan de Schiedamseweg speciale momenten. Nooit meer Henk Kranenkamp, het is bitter. Zo veel kon hij en zo weinig kreeg hij van het leven terug. Ik zou afscheid van hem willen nemen met de laatste woorden die Hans Warren aan hem wijdde, in een dagboekaantekening van 18 oktober 2001: ‘Arme goeie Henk, je zou hem zo graag een plezier doen.’

Mario Molegraaf

Uit de nalatenschap van Hans Warren – deel 37: Hans Verhagen

Momenteel werkt Mario Molegraaf aan de biografie van Hans Warren. Op zijn ontdekkingstocht door het leven van Warren stuit hij regelmatig op interessante vondsten. Op de eerste dag van elke maand deelt hij zo’n vondst met de bezoekers van onze website.


In ‘Voor een jonge dichter’ verheugt Hans Warren zich op bezoek. Hij kreeg aardige brieven van de jonge dichter, verzen met ‘iets’, maar het was vooral een telefoontje dat de fantasie prikkelde: ‘Je stem klonk warm, geraffineerd’. In zijn verbeelding ontstaat een jongen die aan zijn ideaal beantwoordt: ‘bruin, met donzige oren, en brede/ sleutelbeenderen in een open hemd/ – een ruige vreemdeling, schrijf je ergens.’ We weten uit Geheim dagboek wie de jonge dichter was: Hans Verhagen. Toen deze in 1963 debuteerde – hij was pas 24 – werd hij meteen befaamd. In 1956 had hij contact met Hans Warren gezocht. Zomer 1956 was hij bij hem op bezoek in Borssele, najaar 1956 in Frankrijk. ‘Ik heb me meesterlijk geamuzeerd,’ schrijft hij vervolgens aan ‘Monsieur Hans Warren, 10 Avenue de Bellevue, Lozère sur Yvette.’ De dagboekschrijver moet melden dat de zeventienjarige bezoeker tegenviel: ‘een bril met dikke glazen, vuile tanden, nog vuiler nagels, niet goed gebouwd.’ Weg dromen over een ruige vreemdeling! In de dichtbundels die Hans Verhagen publiceerde, kom je de ruige vreemdeling nergens tegen. Maar de oude Hans bewaarde de brieven en verzen die de jonge Hans hem stuurde. En jawel, in ‘Nobody weeps for me’, een van die vergeten gedichten, duikt hij toch nog op. ‘Daarom ben ik als een andere wereld,/ daarom als een ruige vreemdeling,’ dichtte Hans Verhagen. De rest heeft Hans Warren tussen de regels gelezen.

Mario Molegraaf

Uit de nalatenschap van Hans Warren – deel 36: D.A.F. de Sade

Momenteel werkt Mario Molegraaf aan de biografie van Hans Warren. Op zijn ontdekkingstocht door het leven van Warren stuit hij regelmatig op interessante vondsten. Op de eerste dag van elke maand deelt hij zo’n vondst met de bezoekers van onze website.

‘Wat is het schandelijkste boek dat je kent?’ vroeg uitgever Bert Bakker sr. eens aan Hans Warren. ‘De 120 dagen van Sodom,’ antwoordde die. ‘Dat moet je dan voor me vertalen,’ reageerde de ander. Zo gebeurde het ook, in september 1969 verscheen de eerste druk, in een oplage van tienduizend exemplaren. Het omslag was bedeesd, in veel schaduw is heel misschien iets van een borst te onderscheiden. Het grote succes van De 120 dagen van Sodom in ons taalgebied kwam pas toen de roman van deze opzwepende cover werd voorzien. Salonsadisme, maar D.A.F. de Sade (1740-1814) leent zich niet voor de salon. Hij vond ook zelf zijn geschrift ‘het schandaligste verhaal dat ooit verteld is sinds het begin van de wereld.’ Ik betwijfel of Warren en Sade gelijk hadden. De Koran is een aanzienlijk giftiger en gemener boek, helaas nog dagelijks in de praktijk gebracht ook. En later bleek Mein Kampf wreder en gevaarlijker danDe 120 dagen van Sodom. Maar ongetwijfeld verdient Sades roman een plaats op de top tien van meest verontrustende boeken aller tijden. Hans Warren zou nog veel meer proza van hem vertalen, soms met tegenzin, vanwege de manische monotonie van de auteur, maar zijn enthousiasme voor dit werk is altijd gebleven. Op 24 oktober 1956 blikt hij in zijn dagboek terug op zijn vijfendertigste verjaardag: ‘Van Mabel kreeg ik het boek waar ik al lang naar verlang maar dat je niet dikwijls aantreft: Les 120 Journées de Sodome van Sade, in de driedelige editie van Pauvert, aardige zwarte bandjes’. Onlangs stond ik op de weergaloze expositie Sade. Marquis de l’ombre, prince des Lumières oog in oog met het manuscript van De 120 dagen van Sodom, de beroemde en beruchte rol van ruim twaalf meter lang en elf centimeter breed, door Sade vanaf 22 oktober 1785 in de avonduren heimelijk volgeschreven in de Bastille. Mijn eerste gedachte: had hij maar, had Hans dit maar kunnen zien. Ook om andere reden is de confrontatie met dit schandalige manuscript ontroerend. Sade waande zijn levenswerk verloren en weende des larmes de sang (tranen van bloed) om het verlies. Pas aan het begin van de twintigste eeuw bleek iemand de rol te hebben gered. Maar daarmee was l’incroyable épopée d’un manuscrit(het ongelooflijke epos van een manuscript), zoals Gérard Lhéritier het noemt, nog lang niet voorbij. Met tact en geld (zeven miljoen euro) loste dezelfde zeer omstreden Lhéritier de kwestie voorlopig op, sinds maart 2014 is de mythische rol in het bezit van zijn Musée des Lettres et des Manuscrits. Gaat dat zien, en denk dan niet alleen aan de schrijver maar ook even aan zijn Nederlandse vertaler.

Mario Molegraaf