Categoriearchief: Uit de nalatenschap

Momenteel werkt Mario Molegraaf aan de biografie van Hans Warren. Op zijn ontdekkingstocht door het leven van Warren stuit hij regelmatig op interessante vondsten. Op de eerste dag van elke maand deelt hij zo’n vondst met de bezoekers van onze website.

Uit de nalatenschap van Hans Warren – deel 37: Hans Verhagen

Momenteel werkt Mario Molegraaf aan de biografie van Hans Warren. Op zijn ontdekkingstocht door het leven van Warren stuit hij regelmatig op interessante vondsten. Op de eerste dag van elke maand deelt hij zo’n vondst met de bezoekers van onze website.


In ‘Voor een jonge dichter’ verheugt Hans Warren zich op bezoek. Hij kreeg aardige brieven van de jonge dichter, verzen met ‘iets’, maar het was vooral een telefoontje dat de fantasie prikkelde: ‘Je stem klonk warm, geraffineerd’. In zijn verbeelding ontstaat een jongen die aan zijn ideaal beantwoordt: ‘bruin, met donzige oren, en brede/ sleutelbeenderen in een open hemd/ – een ruige vreemdeling, schrijf je ergens.’ We weten uit Geheim dagboek wie de jonge dichter was: Hans Verhagen. Toen deze in 1963 debuteerde – hij was pas 24 – werd hij meteen befaamd. In 1956 had hij contact met Hans Warren gezocht. Zomer 1956 was hij bij hem op bezoek in Borssele, najaar 1956 in Frankrijk. ‘Ik heb me meesterlijk geamuzeerd,’ schrijft hij vervolgens aan ‘Monsieur Hans Warren, 10 Avenue de Bellevue, Lozère sur Yvette.’ De dagboekschrijver moet melden dat de zeventienjarige bezoeker tegenviel: ‘een bril met dikke glazen, vuile tanden, nog vuiler nagels, niet goed gebouwd.’ Weg dromen over een ruige vreemdeling! In de dichtbundels die Hans Verhagen publiceerde, kom je de ruige vreemdeling nergens tegen. Maar de oude Hans bewaarde de brieven en verzen die de jonge Hans hem stuurde. En jawel, in ‘Nobody weeps for me’, een van die vergeten gedichten, duikt hij toch nog op. ‘Daarom ben ik als een andere wereld,/ daarom als een ruige vreemdeling,’ dichtte Hans Verhagen. De rest heeft Hans Warren tussen de regels gelezen.

Mario Molegraaf

Uit de nalatenschap van Hans Warren – deel 36: D.A.F. de Sade

Momenteel werkt Mario Molegraaf aan de biografie van Hans Warren. Op zijn ontdekkingstocht door het leven van Warren stuit hij regelmatig op interessante vondsten. Op de eerste dag van elke maand deelt hij zo’n vondst met de bezoekers van onze website.

‘Wat is het schandelijkste boek dat je kent?’ vroeg uitgever Bert Bakker sr. eens aan Hans Warren. ‘De 120 dagen van Sodom,’ antwoordde die. ‘Dat moet je dan voor me vertalen,’ reageerde de ander. Zo gebeurde het ook, in september 1969 verscheen de eerste druk, in een oplage van tienduizend exemplaren. Het omslag was bedeesd, in veel schaduw is heel misschien iets van een borst te onderscheiden. Het grote succes van De 120 dagen van Sodom in ons taalgebied kwam pas toen de roman van deze opzwepende cover werd voorzien. Salonsadisme, maar D.A.F. de Sade (1740-1814) leent zich niet voor de salon. Hij vond ook zelf zijn geschrift ‘het schandaligste verhaal dat ooit verteld is sinds het begin van de wereld.’ Ik betwijfel of Warren en Sade gelijk hadden. De Koran is een aanzienlijk giftiger en gemener boek, helaas nog dagelijks in de praktijk gebracht ook. En later bleek Mein Kampf wreder en gevaarlijker danDe 120 dagen van Sodom. Maar ongetwijfeld verdient Sades roman een plaats op de top tien van meest verontrustende boeken aller tijden. Hans Warren zou nog veel meer proza van hem vertalen, soms met tegenzin, vanwege de manische monotonie van de auteur, maar zijn enthousiasme voor dit werk is altijd gebleven. Op 24 oktober 1956 blikt hij in zijn dagboek terug op zijn vijfendertigste verjaardag: ‘Van Mabel kreeg ik het boek waar ik al lang naar verlang maar dat je niet dikwijls aantreft: Les 120 Journées de Sodome van Sade, in de driedelige editie van Pauvert, aardige zwarte bandjes’. Onlangs stond ik op de weergaloze expositie Sade. Marquis de l’ombre, prince des Lumières oog in oog met het manuscript van De 120 dagen van Sodom, de beroemde en beruchte rol van ruim twaalf meter lang en elf centimeter breed, door Sade vanaf 22 oktober 1785 in de avonduren heimelijk volgeschreven in de Bastille. Mijn eerste gedachte: had hij maar, had Hans dit maar kunnen zien. Ook om andere reden is de confrontatie met dit schandalige manuscript ontroerend. Sade waande zijn levenswerk verloren en weende des larmes de sang (tranen van bloed) om het verlies. Pas aan het begin van de twintigste eeuw bleek iemand de rol te hebben gered. Maar daarmee was l’incroyable épopée d’un manuscrit(het ongelooflijke epos van een manuscript), zoals Gérard Lhéritier het noemt, nog lang niet voorbij. Met tact en geld (zeven miljoen euro) loste dezelfde zeer omstreden Lhéritier de kwestie voorlopig op, sinds maart 2014 is de mythische rol in het bezit van zijn Musée des Lettres et des Manuscrits. Gaat dat zien, en denk dan niet alleen aan de schrijver maar ook even aan zijn Nederlandse vertaler.

Mario Molegraaf


Uit de nalatenschap van Hans Warren – deel 35: Seks in de biografie

Momenteel werkt Mario Molegraaf aan de biografie van Hans Warren. Op zijn ontdekkingstocht door het leven van Warren stuit hij regelmatig op interessante vondsten. Op de eerste dag van elke maand deelt hij zo’n vondst met de bezoekers van onze website.

In december 2014 wijdde het Nieuw Letterkundig Magazijn, een uitgave van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, een nummer aan het thema ‘Seks in de biografie’. Mario Molegraaf droeg aan de aflevering het onderstaande artikel bij, onder de titel ‘Mei is een slappe maand. Seks in de biografie van Hans Warren’. De afbeeldingen werden niet eerder gepubliceerd.

In de meeste biografieën word je adequaat over de liefde volgens de burgerlijke stand geïnformeerd, maar blijft het duister in de geheime kamers. Terwijl in menig bestaan lust niet slechts een prettige bijkomstigheid is, maar een drijfveer achter beslissende keuzes. Een verborgen drijfveer, moet ik erbij zeggen. Want we willen weliswaar álles over het seksleven van anderen weten, minstens even groot is de wens dat anderen níets te weten komen over ons erotische bestaan. Dat laatste fnuikt uiteraard de biograaf.

In de biografie van Hans Warren zullen de schijnwerpers juist uitgebreid op de liefdesbedden en de varianten daarvan worden gericht. Sterker nog, hij heeft het licht zelf aan gedaan. In zijn Geheim dagboek en in zijn gedichten. De bundel Behalve linde, tamarinde en banaan (1978) biedt een poëtisch overzicht van zijn geliefden en daarmee een seksuele autobiografie. In gedichten als ‘Anthon’ en ‘Catharina’ uit de afdeling ‘Kinderspelen’ gaat het over de eerste erotische ervaringen, opgedaan in de prehistorie van Hans Warren, de jaren voor hij het vooral ook over deze zaken openhartige dagboek bijhield. Daarin blikt hij later wel terug op zijn avonturen met de jongen en het meisje die in werkelijkheid Adri Rottier en Toos Priester heetten.

‘Wat gaat dat lekker hè? Wat gaat dat lekker!’ riep hij toen hij twaalf of dertien was tegen Toos uit, zo herinnert hij het zich tenminste op 5 juni 1944. Eén dag voor de befaamde D-day in de militaire geschiedenis beleefde Hans Warren zijn persoonlijke D-day. Seks was voor hem geen vreugde meer, maar een verschrikking. Op deze dag, een paar maanden voor zijn drieëntwintigste verjaardag, zag hij wanhopig de waarheid onder ogen: ‘Ik ben niet helemaal geslachtelijk normaal.’ De volgende dag heeft hij het niet alleen over de invasie, maar ook over zijn eigen situatie: ‘Ik wil zo graag gezond worden en normaal.’

Er waren al uitgescheurde dagboekbladzijden geweest, verliefdheden op jongens die hij argeloos voor vriendschap had versleten, maar op 26 juni 1944 valt in het oorspronkelijke dagboek – uiteraard dient dát de bron voor de biograaf te zijn en niet de gedrukte versie – voor het eerst het woord dat voor zijn leven en zijn werk zo belangrijk is, het woord dat een vonnis lijkt en veel later een verlossing blijkt, het woord ‘homosexueel’. Heel vaak zal hij in zijn Zeeuwse isolement het woord niet zijn tegengekomen. Wanneer men het in de krant bezigde, was het in ongunstige zin. De Zeeuw berichtte op 2 juli 1943 naar aanleiding van de aanslag op het bevolkingsregister te Amsterdam: ‘Nog vijf daders waren half Jood of hadden Joodsch bloed. Twee der voornaamste daders waren homo-sexueel.’ Ook vóór de bezetting had de term in de Zeeuwse pers steevast een criminele connotatie. In De Zeeuw van 3 april 1939 stond een artikel waarin men ervoor pleitte niet alleen tegen ‘deze misdadigers’ zelf op te treden, maar ook om mensen die begrip vroegen voor homoseksualiteit ‘bij de kraag’ te vatten. Men zag graag ‘een wetswijziging, waarbij met opzending naar Veenhuizen worden bedreigd allen, die op de boven gesignaleerde wijze ons volk vergiftigen.’

Hans Warren stelt op 26 juni 1944 vast: ‘Ik weet niet of ik ooit genezen kan. Ik ben wel zo grondig homosexueel dat een vrouwenlichaam mij niets doet.’ Toch heeft hij een vriendin, Miep de Roo, mooi en gelet op de toespelingen bereidwillig. Al bij hun eerste afspraakje zingt zij teksten als ‘Ich möchte so gerne, ich weiß nur noch nicht was’. Hij houdt onervaren en angstig de boot af. In plaats van harde seks krijgt ze van hem halfzachte poëzie, zo van: ‘Wat zij mij is, zo onbegrijpelijk teer/ Dat ik haar nader in een bevend schromen.’

Zij wil geen bevend schromen, maar hij krijgt nauwelijks een stijve. ‘Je mag het leed niet weten (…)/ Heel mijn strijd moet uitgestreden/ Alleen en ongekend,’ dicht hij op 25 april 1944 in een ‘Vrouwenlied’. In juli 1944 biecht hij haar op wat hem mankeert en dat helpt. In zijn dagboek noteert hij: ‘In heerlijke overgave volvoerden wij de daad.’ Nadat hij ook nog eens naar een dokter is geweest, schrijft Miep de Roo in een brief aan hem blij te zijn dat ‘het “geval” inmiddels is ineengeschrompeld tot een gevalletje”.’ Een misrekening. Wanneer eind 1944 Hans Warrens gevoelens voor jongemannen zich tot één jongeman concretiseren, de Britse bevrijder Timothy Yearwood, maakt zij een eind aan de relatie.

Kort voordien kon Hans Warren, in een dagboekaantekening van 9 december 1944, de erotische boekhouding met Miep opmaken. Dat gaat zo: ‘Eerste nacht als ik me goed herinner eerst tegen de morgen een mislukte coïtus, tweede nacht coïtus met volle orgasmus. Einde november reprise, eerste nacht coïtus tegen de morgen, vol, doch ik moest terugtrekken wegens bevruchtingsgevaar, tweede nacht zeer vlug en zeer snel c., later nog veel “spel” en coïtus zonder ejaculatie, die Miep evenwel de volste orgasmus van haar hele leven deed gevoelen.’

Hij is altijd een erotische boekhouder gebleven. In zijn dagboek maakte hij aan het eind van een jaar regelmatig de seksuele balans op, op de bijbehorende onemotionele, administratieve toon. Hij zette een kruisje in zijn zakagenda wanneer hij klaarkwam, en zo kon hij op 26 december 1996 natellen dat hij in het bijna voorbije jaar 23 keer was klaargekomen, met als topdag 20 januari toen hij twéé kruisjes kon zetten. Maar de oude dag bracht ook in dit opzicht aftakeling en neergang. Het jaar 1997, waarin hij zesenzeventig was geworden en een reeks bestralingen had ondergaan, leverde slechts 18 kruisjes op. Naar aanleiding van deze twee jaren stelt hij vast: ‘Wonderlijk genoeg is mei een slappe maand: in beide jaren niet één keer.’

En de laatste keer? In het dagboek over 2001, Hans Warrens sterfjaar, wordt nog enkele malen op het onderwerp ingegaan. Hij meent, meldt hij op 16 oktober, nooit meer ‘een zaadlozing’ te zullen krijgen: ‘Dit hele jaar heb ik er nog geen gehad. Er was zelfs slechts één- of tweemaal een vermoeden van een stijve, een lichte zwelling. De laatste ejaculatie was vermoedelijk vorig jaar, ik heb dat wel genoteerd.’ Dat klopt. Op 15 september 2000 deed hij voor het eerst in de nieuwe eeuw en voor het laatst in zijn bestaan de daad: ‘Het was niet overweldigend, maar toch lekker. Ik piepte nogal, stootte ook zaad uit.’

Een biografie zonder seks, dat is als een maaltijd waarbij voorgerecht en dessert worden gepasseerd. Of misschien nog erger, een maaltijd waarbij niet één gerecht op tafel komt. In mijn biografie van Hans Warren zal geen gang ontbreken, en natuurlijk horen er ook een aperitief en een digestief bij. Het komt allemaal aan de orde: de eerste seks, de laatste seks en alle seks daar tussenin.

Mario Molegraaf

Uit de nalatenschap van Hans Warren – deel 34: Augusta Peaux

Momenteel werkt Mario Molegraaf aan de biografie van Hans Warren. Op zijn ontdekkingstocht door het leven van Warren stuit hij regelmatig op interessante vondsten. Op de eerste dag van elke maand deelt hij zo’n vondst met de bezoekers van onze website.

Peauxezie noemde iemand het tijdens de presentatie in Nijmegen op 29 november jl. Gevierd werd het verschijnen van De wilgen, de velden, het water met de poëzie van Augusta Peaux (1859-1944). De bundel is ook een beetje een postuum werk van Hans Warren. Hij noemt haar voor het eerst in zijn dagboek op 26 februari 1977. Hij werkt aan de Spiegel van de Nederlandse poëzie en stuit dan op haar gedicht ‘Eenzaam kerkhof’. Hij noemt het ‘een erg goed vers, bevlogen, met iets mysterieus. Het is niet zozeer geschreven als wel gedicteerd. Hier is van echte inspiratie sprake, die stamelen deed, tot een extase voerde. De bundel bevat meer prachtige verzen, maar “Eenzaam kerkhof” maakt dat ik alles wat Augusta Peaux geschreven heeft ga lezen.’ Het bleef niet bij lezen, hij ging ook op onderzoek uit. Op 25 april 1984 heeft hij in dit kader een ontmoeting met de medicus Arnold Rijpperda Wierdsma (1906-1988), die de dichteres vanaf 1936 tot haar dood heeft behandeld. Hij had een kleine huisartspraktijk en was geneesheer-directeur van ‘Berkenoord’, een tehuis voor geesteszieken waarin Augusta Peaux enige tijd opgenomen is geweest. Rijpperda Wierdsma leest voor van zijn dokterskaarten, drie stuks, Hans Warren noteert. De arts schenkt ook Peaux’ dichtbundels en enkele brieven van haar broer. Belangrijke stukjes voor de Peaux-legpuzzel. In november 1987 bedenkt schrijver en specialist in vergeten auteurs Jeroen Brouwers, die van de naspeuringen heeft vernomen, Hans Warren met een fraai portretje van Augusta Peaux, door haar gesigneerd. Al in 1983 vernemen we in Geheim dagboek dat men bij uitgeverij Bert Bakker mogelijk iets voelt ‘voor een heruitgave van deze bijna vergeten schrijfster’. Het is er nooit van gekomen, maar heel veel later is het dus toch gelukt, met dank aan Liverse, de uitgeverij van Henk Verweerd uit Dordrecht, waar de poëzie, genre in het nauw, zoveel ruimte krijgt.

Mario Molegraaf

Uit de nalatenschap van Hans Warren – deel 33: Kathleen Ferrier

Momenteel werkt Mario Molegraaf aan de biografie van Hans Warren. Op zijn ontdekkingstocht door het leven van Warren stuit hij regelmatig op interessante vondsten. Op de eerste dag van elke maand deelt hij zo’n vondst met de bezoekers van onze website.


Hij heeft haar gezien. En vooral ook gehoord. Hans Warren heeft Kathleen Ferrier gezien en gehoord. Iets om enorm jaloers op te zijn. Onuitstaanbaar genoeg houdt hij de ervaring vrijwel helemaal voor zichzelf. Kathleen Ferrier (1912-1953), misschien wel de beste zangeres ooit, puur talent, nauwelijks opleiding. Haar loopbaan duurde kort, ze overleed aan borstkanker. Maar de Engelse zangeres is vaak in Nederland geweest. Zij hield van ons, wij hielden van haar. De recensenten kwamen in hun stukken bijna klaar. De Tijdvan 27 november 1950 had het naar aanleiding van een optreden in het Concertgebouw over ‘een door de goden gekuste jonge vrouw, stralend in haar geest’. Het ging ook nog over ‘haar gratie (…) en haar noblesse, incarnatie van de “gentlewoman” die haar toehoorders in alle staten van geluk brengt’. Alle toehoorders, op eentje na blijkbaar, uitgerekend Hans Warren. Al snel was Kathleen Ferrier in Amsterdam terug, in de Stadsschouwburg, voor een gastrol in de opera Orfeo van Gluck. ‘Twee maal gezien met Kathleen Ferrier als Orfeo. Hoe mooi ze ook zingt: jammer, zo’n travestierol,’ lezen we in de aantekening van 13 januari 1951 in Geheim dagboek. Het waren ongelooflijk volle dagen geweest: 23 december 1950 kwam hij aan in Amsterdam, 12 januari 1951 was hij terug in Borssele. In zijn zakagenda hield hij zeer haastig en ongetwijfeld met veel omissies zijn dagprogramma’s bij. Door alle drukte is voor de fantastische Ferrier slechts een bijrol weggelegd. Op maandagmorgen 8 januari 1951 tien uur was het zo ver: ‘Generale Orfeo met Kathleen Ferrier, Greet Koeman en Nelly Duval.’ Dat is één keer. De tweede keer vereist veel speurzin en wat fantasie, of eigenlijk andersom. ‘De dansen waren Superbe,’ noteert hij op dinsdag 9 januari in de agenda. Dat kan, denk ik, moeilijk slaan op ‘Casablanca’, een uitgaansgelegenheid aan de Zeedijk in Amsterdam. Maar in Orfeo heb je onder meer de ‘Danse des Champs Elysées’. Hij heeft haar gehoord en gezien.

Mario Molegraaf