Categoriearchief: Uit de nalatenschap

Momenteel werkt Mario Molegraaf aan de biografie van Hans Warren. Op zijn ontdekkingstocht door het leven van Warren stuit hij regelmatig op interessante vondsten. Op de eerste dag van elke maand deelt hij zo’n vondst met de bezoekers van onze website.

Uit de nalatenschap van Hans Warren 62 – Mensje van Keulen

De titel is pover, de rest is geweldig. Zojuist verscheen Neerslag van een huwelijk, het dagboek dat Mensje van Keulen tussen 1977 en 1979 bijhield. Hans Warren speelt er een belangrijke rol in. Ze past op zijn woning wanneer hij op reis gaat: ‘Van werken zal niet veel komen in dit heerlijke huisje met al die vogels rondom, de chocoladebruine duiven die in een vertrek naast de zitkamer huizen.’ Ze wil óók zo’n huisje en vindt dat in het naburige Driewegen, op de hoek van de Baandijk en de Paulushoekseweg. De overeenkomsten tussen het huisje van Hans Warren en het hare (zie de uit het boek overgenomen foto) zijn frappant. Het werd geen gelukkige periode voor haar. Dat lag niet aan Driewegen maar aan Lon, haar trouweloze echtgenoot. Waarom is het zo’n indrukwekkend dagboek? Vanwege de eerlijkheid over haar instortende huwelijk en over een abortus die ze ondergaat. Maar zeker ook vanwege het einde met paukenslag. Ze wordt opnieuw zwanger, krijgt een zoon en besluit haar dagboek jubelend: ‘Ik kan mijn ogen amper van hem afhouden.’ Ze reist in deze jaren veel van Amsterdam naar Zeeland: ‘op weg naar Hans’ noemt ze het. Ergens halverwege duik ook ik op: ‘Hij is veertig jaar jonger dan Hans, maar heeft iets ouds, alsof hij geen jeugd heeft gekend.’ Hoezeer ze ook met zichzelf bezig was, ze bekijkt mijn achttienjarige ik aandachtig en vooral ook kritisch. Desondanks of misschien wel daarom ben ik blij met dit boek: het lanceert me veertig jaar terug in de tijd, even keert het verloren verleden weer. Toen ik het uit had, zei ik zachtjes: dank je wel, lieve Mensje.

Mario Molegraaf

 

Uit de nalatenschap van Hans Warren 61 – Lucebert

Ik riep nog net geen hoera toen ik de krant van de mat raapte. Mijn glas bourgogne smaakte die avond nog net iets lekkerder dan andere avonden. Noem het leedvermaak. De fascinerende biografie door Wim Hazeu over Lucebert. Hét nieuws van dat boek: de heftige nazisympathieën van de dichter, onderscheiden met de P.C. Hooftprijs en de Prijs der Nederlandse Letteren. Waarom dit ineens nieuws is en Wim Hazeu verbazing acteert, begrijp ik niet helemaal. Er gingen geruchten over, ik heb er met Wim Hazeu over gepraat en gemaild. Alleen kon ik hem het rokende geweer niet aanwijzen. Maar nu zijn de verpletterende bewijzen er dan. Brieven vol met dit soort uitspraken: ‘Sieg Heil und Heil Hitler!’ Hans Warren noteerde op 13 februari 1983 in zijn dagboek: ‘Gerrit (Komrij) heeft me op mijn aandringen eindelijk iets verteld over de smerige uitlatingen van Lucebert over mij in de Haagse Post: dat ik een soort hoerenjongen van de moffen was geweest. Zoiets kun je verwachten van iemand die zelf allesbehalve een smetteloos verleden heeft.’ Let op die tweede zin: wat nu groot nieuws is, wist Hans Warren vijfendertig jaar geleden al. Wat de eerste zin betreft: wéér ontbreekt het rokende geweer, ik kan de bron niet traceren, mogelijk heeft zegsman Gerrit Komrij dingen door elkaar gehaald. Even was alles mooi geweest tussen de twee dichters. In 1954 ontwierp Lucebert het omslag van Hans Warrens Leeuw lente, misschien het veelzeggendste commentaar op de bundel. Hans Warren jubelde in hetzelfde jaar: ‘Lucebert is in onze taal een grote vernieuwer; zijn poëzie neemt een vlucht op internationaal plan, schiet als een vrije reuzenboom omhoog in ’t meestal zo prutserige Nederlandse dichthofje. Zijn lover ruist van nieuwe, grootse, soms verschrikkende geheimen.’ Verschrikkende geheimen, inderdaad: Wim Hazeu verheldert de ware aard daarvan. Lees deze biografie. En lees daarna nog eens de poëzie van Lucebert. Met de nieuwe kennis, zo was mijn onthutsende ervaring, komt heel dit oeuvre als één grote vervalsing over. Al Luceberts gedichten wijken voor zijn woorden van destijds: ‘Eens wanneer alle Germaansche stammen verenigd zijn zal de Jood geen gelegenheid meer hebben bloed tegen gelijk bloed op te zetten.’ Als ik erover nadenk, smaakt ineens zelfs de beste bourgogne bitter. Het zou van goed fatsoen getuigen als die prestigieuze prijzen alsnog worden ingetrokken.

Mario Molegraaf

Uit de nalatenschap van Hans Warren 60 – Andreas Oosthoek/Yuranan

 

Daar is-ie! Andreas Oosthoek liet de wereld eerst lang wachten op zijn dichtersdebuut, zie zijn woorden in De bladen terug (1987). Afgezien van enkele gelegenheidspublicaties, zoals Tijger en lam (1993), werd het daarna wéér stil. Maar na nogmaals jaren wachten is er nu dan de omvangrijke verzamelbundel Witheet nadert de ijsberg. Andreas Oosthoek, vijfenzeventig inmiddels maar verwikkeld in een verbluffende literaire jeugd, speelde (en niet alleen via de Provinciale Zeeuwse Courant, waarvan hij een decennium hoofdredacteur was) een belangrijke rol in Hans Warrens bestaan. Andersom geldt iets dergelijks. Dat blijkt ook uit de recente boeken. In de roman Het relaas van Solle (2015) loopt Hans Warren zelfs in levenden lijve rond. Onder het aan de genealogie ontleende pseudoniem Menne Mennes. In de gedichten van Andreas Oosthoek komen we hem eveneens tegen, een enkele keer bij name genoemd, vaker heerst er een Warrensfeer en voor wie goed oplet méér. Lees de bundel vooral zelf, de inhoud is even fascinerend als de titel. Ik wil inmiddels de aandacht vragen voor Yuranan Panya-In. Aan hem, de man uit Thailand met wie de Zeeuwse schrijver het leven deelt, is Witheet nadert de ijsberg opgedragen. Yuranan was erbij, op de presentatie van de bundel in boekhandel ’t Spui te Vlissingen (niet zomaar een boekhandel, men heeft de enige echte Boekverkoper van het Jaar in huis). Niet op de eerste rij, maar (en dat kenmerkt hem) ergens in een ruimte opzij, druk bezig met de catering. Uitgeefster Eva Cossee haalde hem naar voren en las het gedicht ‘Yuranan’ voor met het slot: ‘Weinig is geschreven/ over de naam Yuranan/ Hij is genoemd,/ meer woorden zijn er niet.’ Yuranan is ook genoemd door Hans Warren, in diens dagboek. De verhalen gingen Yuranan vooraf, maar op 12 juli 1992 konden Hans en ik hem begroeten. Ik met de kreet: ‘Daar is-ie!’ En hij is er nog steeds, de stille kracht achter Andreas Oosthoek.

 

Uit de nalatenschap van Hans Warren 59 – Kavafis

Zoek de verschillen! Ik merk dat ik ongeduldig word. Het wachten is op de ‘nieuwe’ Kavafis, de vijfde editie van de vertaling die Hans Warren en ik maakten, hét symbool van hoe wij samen werkten, samen leefden. Het wachten is op de tweede week van januari, want pas dan verschijnt het boek. Met de gedichten van K.P. Kavafis (1863-1933) zijn wij in onze drieëntwintig jaar samen van begin tot einde bezig geweest. Steeds nieuwe versies, steeds nieuwe uitgaven. Het is bijna verbluffend hoe men bij uitgeverij Bert Bakker (inmiddels helemaal opgegaan in uitgeverij Prometheus) van min of meer dezelfde bundel steeds weer een heel ander boek heeft weten te maken. Zoek de verschillen! In 1984 verscheen de eerste editie, met een omslag van onvervalst Grieks blauw en belettering in even onvervalst Grieks wit. De derde editie van 1991 had op het omslag een geschonden, maar mooi gezicht van een Alexandrijnse koning. De vierde editie, kort na Hans Warrens dood maar nog mede onder zijn verantwoordelijkheid verschenen, had op het omslag dat verbluffende gedicht ‘Zoveel je kunt’. Nu in 2018, zestien jaar later, komt dus de opvolger, editie nummer vijf, met vele aanpassingen en aanvullingen, Kavafis helemaal compleet. Op het omslag deze keer, met bronvermelding, Afar, een foto uit 1907 van Fred Holland Day, de beroemde en in sommige kringen beruchte Amerikaanse uitgever en fotograaf die bijna dezelfde jaartallen heeft als Kavafis (in zijn geval 1864-1933). Ik heb de tweede editie, die van 1986, even overgeslagen. Deze uitgave heeft mijn favoriete omslag. Hans Warren en ik spraken van de ‘postzegeleditie’, want voor het omslag was, naar ik vrees zonder enige bronvermelding, gebruik gemaakt van een zegel die de Griekse post aan Kavafis had gewijd. Wat waren wij, op het gebied van de filatelie geheel onwetend, verrukt toen we de postzegel ontdekten. Pas sinds kort ken ik het hele verhaal van de zegel, op 11 juli 1983 uitgebracht. Kavafis had, zo blijkt, een heleboel gezelschap: liefst zeven andere in Griekenland bekende persoonlijkheden. We zien de hele club bij elkaar op twee eerste-dag-enveloppen. Probeer ze maar eens thuis te brengen. Naast Kavafis, op de postzegel van 27 drachme, zien we Nikos Kazantzakis, de Griekse prozaschrijver, inderdaad, de schepper van ‘Zorbas de Griek’. Behalve de postzegels bood de Griekse post, op de linkerkant van de envelop, als bonus een portrettengalerij, Kavafis weer voorop. Zoek de verschillen!

Mario Molegraaf

Uit de nalatenschap van Hans Warren 58 – Leendert van Lier

Was hij een aardige man? Leendert van Lier, de hofleverancier voor de kunstcollectie van Hans Warren. Wat reden we graag én gretig naar zijn huis aan de Torenlaan te Blaricum. Bij zijn crematie, in de eerste week van 1995, klonken er uiteraard louter lovende woorden. Hans Warren herdacht hem in zijn dagboek: ‘Ik heb een paar keer om hem gehuild, voor het laatst vanmiddag toen ik m’n hoofd boog voor zijn kist. Het was een edel verdriet om een bijzonder mens.’ Leendert van Lier, de tovenaar van de Torenlaan. Of was hij eerder de tiran van de Torenlaan? Aardig was hij in ieder geval niet voor zijn echtgenote Nelly, terwijl ze haar leven aan haar man wijdde. Ze stierf zeven jaar later, en werd net als hij gecremeerd in ‘Den en Rust’ te Bilthoven. Aardig was hij ook niet voor zijn dochter Tjarda, die toch haar leven goeddeels door haar vader liet bepalen. Ook zij is alweer jaren dood, en haar laatste reis voerde eveneens naar ‘Den en Rust’. Tjarda schonk me ooit een schilderij van haar vader, een schilderij met heftiger bloemen dan je ooit bij een bloemist zult vinden. Leendert van Lier was niet in de eerste plaats kunstenaar, al had hij dat misschien gewild, maar kunsthandelaar, een hele grote. Juist ook omdat hij een zelfgemaakte man was, zonder eigen middelen, afkomstig uit de Czaar Peterstraat in Amsterdam. Op zijn zestiende (volgens andere bronnen op zijn achttiende) kocht hij een magische staf van de Batak, misschien wel de mooiste die er bestaat, een soort heilige graal in de wereld van de etnografica. Dit voorwerp, zijn allereerste aankoop, was tevens het allerlaatste wat hij verkocht, aan Hans Warren en mij, op een ongezond warme zomerdag in 1994. Ik zal Leendert van Lier niet vergeten en ik kan hem onmogelijk vergeten, met zoveel dingen om mij heen die door zijn handen gingen. Was hij aardig? In ieder geval wél voor zijn prachtige, bezielde dingen. Ik herinner mij de blik, het strelende gebaar waarmee hij afscheid nam van de verkochte staf, en huiver. Hans Warren had gelijk: Leendert van Lier (1910-1995) was een bijzonder mens.

Mario Molegraaf