Categoriearchief: Uit de nalatenschap

Momenteel werkt Mario Molegraaf aan de biografie van Hans Warren. Op zijn ontdekkingstocht door het leven van Warren stuit hij regelmatig op interessante vondsten. Op de eerste dag van elke maand deelt hij zo’n vondst met de bezoekers van onze website.

Uit de nalatenschap van Hans Warren 97 ~ Feest!

Het is pas echt feest als je er niet bent geweest, leek Hans Warren vaak te denken. ‘De val in Parijs heeft toch een paar goede gevolgen,’ noteerde hij op 18 december 1998 in zijn dagboek. ‘Anders zouden we nu op pad moeten om dat 40-jarig huwelijk van M.’s ouders te vieren’. Het is inmiddels, bijna een kwarteeuw later, de tijd dat het huis van mijn ouders wordt ontruimd, een tijd dat je onvermijdelijk teruggaat in de tijd. En zo bijvoorbeeld belandt in de tijd van het tot Hans Warrens vreugde gemiste feest. Zelfs de fax komt tevoorschijn die ik op de bewuste dag verstuurde via mijn mobieltje. Door mij ook met Hans’ naam ondertekend. Op 1 juni 1994 betoonde hij zich in zijn dagboek al even tevreden. Deze keer omdat hij verstek kon laten gaan op de begrafenis van mijn oma: ‘Ik ben zo blij dat ik niet mee hoef, M. verwacht het niet van me, hij weet hoe een hekel ik heb aan begrafenissen. Daarom zit ik vol goede voornemens, ik wil het hem naar de zin maken.’ Tot de door mij van mijn ouders geërfde stukken hoort ook een wijngidsje, Wijn van a tot z, met een etiketje van een boekhandel in Goes én met een brief door Hans Warren erin. Door hem ook met mijn naam ondertekend. Een brief waaruit blijkt dat hij toch heus zijn best deed. Desnoods op het verzinnen van een overtuigende smoes.

MARIO MOLEGRAAF

Uit de nalatenschap van Hans Warren 96 ~ Dagboek 1965

Het midden van Hans Warrens leven, het lijken wel duistere Middeleeuwen. Met af en toe de hoop, zoals hij het op 19 maart 1965, Tweede Paasdag, om 16 uur omschrijft: ‘Er is toch nog een renaissance mogelijk?’ Hij weerde, vast vanwege de verhaallogica, de notitie uit Geheim dagboek 1963-1970, terwijl die toch de essentie van deze periode samenvat. Een periode van stilte: bijna geen gedichten en ook bijna geen dagboek. In het gedrukte Geheim dagboek lijkt het of de draad enigszins behouden blijft, door het binnensmokkelen van aantekeningen uit andere bronnen. Een belangrijke bron blijken zijn zakagenda’s, die hij niet gebruikt voor notities vooraf maar voor notities achteraf. Het is verbazend hoeveel hij in deze mini-dagboekjes kwijt kan. Maar in het ‘echte’ dagboek, cahier nummer 11 in dit geval, zie je het zijden draadje. De 288 pagina’s lopen vanaf 20 november 1956 tot en met 11 april 1974. Vanaf 1958 tot en met 1970 grijpt hij zelden naar zijn cahier. En als hij er wél naar grijpt, is het of hij beschaamd in de spiegel kijkt. ‘Ik dreig hoe langer meer in het moeras te zinken,’ begint hij de aantekening van 1 oktober 1962, 9 uur ’s morgens, in zeer afgezwakte vorm in Geheim dagboek opgenomen. De originele tekst is onthutsend. Hij beseft ‘onmachtig’ te zijn: ‘Niet alleen dat ik geen poëzie meer schrijf, ik doe helemaal niets meer. M’n enige werk bestaat uit: wat in ’t huishouden scharrelen, één keer per week een boek bespreken voor de krant en duiven fokken’. Zijn hersenen, zo meent hij, ‘verkalken en verstoffen’. ‘In plaats van de ruwheid en de scherpe kanten van vroeger is er nu een soort venijnige melancolia’ die ‘zelfvergiftigend’ werkt. De mensheid kan het zich eigenlijk niet veroorloven ‘zulke onproductieve experimenten als ik 40 jaar en meer in leven te houden’. Hij zegt in alle opzichten op Helen te drijven, zoals hij vroeger op zijn ouders dreef. Het erfenisje van zijn vader is inmiddels ‘helemaal opgeconsumeerd’ en ‘een arbeidersjongen net van school verdient meer dan ik’. Het jaar 1964 biedt niet één aantekening en 1965 levert één notitie op, die van Tweede Paasdag. Er is geen vlucht en geen uitkomst meer, stelt hij vast. ‘En toch, die renaissance waar ik op doelde, is er een mogelijkheid?’ Wij kennen het antwoord: een volmondig ja. Maar in de Middeleeuwen van Hans Warren leek het nee, nee, nee.

MARIO MOLEGRAAF

Uit de nalatenschap van Hans Warren 95 ~ Dialect

Ze staart, dat wil zeggen haar buste, de voorbijgangers aan op de hoek van de Schelpweg en de Voorthuijzenstraat in Domburg. Rika Ghijsen, ofwel dr. H.A.C.M. Ghijsen (1884-1976). Ze was de schrijfster van Dapper vrouwenleven, een biografie over een andere grote Zeeuwse, Betje Wolff. Hans Warren besprak dat boek indertijd, de opdracht in kreupelrijm herinnert daaraan. En aan de zomerdag een halve eeuw geleden dat zij op bezoek kwam in het huis aan het Pijkeswegje. Ze sprak niet alleen met Hans Warren en ‘zijn lieve vrouw’, maar ook met de tuinman. In en over het Zeeuwse dialect, een andere specialiteit van haar, zie haar geweldige Woordenboek der Zeeuwse dialecten. Hans Warren staat, als scholier uit Borssele, bij de medewerkers vermeld. Het dialect van zijn dorp, zijn streek heeft hem altijd geboeid. In zijn natuurdagboek verzamelde hij in november 1939 volksnamen voor vogels, de scholekster heet in Borssele ‘zeeikster’, ofwel ‘zee-ekster’, vanwege de kleurstelling. Hans Warren sprak het (misschien mag ik wel zeggen zíjn) dialect graag. Eén keer heeft hij in het Zeeuws geschreven. De tekst staat in een boek met de logische titel Dialect op Zuid-Beveland: ‘’t Was verhemes moeilik om Bossels te lêêre, mè ʼk è ’t elêêrd, en hoed ok.’ Nee, ik geef lekker geen vertaling in ABN.

MARIO MOLEGRAAF

Uit de nalatenschap van Hans Warren 94 ~ Piet Molegraaf

Mijn vader is dood en laat me in verwarring achter. Hoe zat het tussen hem en mij? Na het overlijden van mijn moeder liet hij me vallen, op een manier waardoor bijna vergeten herinneringen ineens stukjes werden van een pijnlijke puzzel. Een puzzel die tegelijk een oplossing van allerlei vragen lijkt, zoals de vraag waarom mijn moeder zich door hem als een soort gegijzelde liet behandelen. De dag, ik was toen acht, dat mijn jongere broer met zijn eerste rapport van de lagere school terugkeerde. Op onbegrijpelijke wijze kreeg ik de schuld van de tegenvallende cijfers en al even onbegrijpelijk was de mededeling die er op neer kwam dat mijn broer de échte Molegraaf was. Of de keer, nog maar een paar jaar geleden, dat ruzie ontstond over de verzorging van mijn doodzieke moeder. ‘Jouw zoon!’ tierde hij, wijzend naar mij. Op 23 oktober 2020 stierf hij. De dag ervoor heb ik hem, na jaren, teruggezien. Hij snikte en stamelde mijn naam, hij hield mijn hand vast en kneep, dat wel. Maar nog een dag eerder had hij een testament opgemaakt waarin mijn bestaan is uitgewist, dat ook. Najaar 2017 stuurde hij me een brief van tien kantjes en honderd verwijten over het verre verleden. De hardste woorden betroffen een ‘veertig jaar oudere man’. Bij het uitruimen van het vaderlijk huis kwamen wel degelijk sporen van deze man aan het licht, míjn man, Hans Warren. We waren, vertelt Hans in zijn dagboek, in januari 1997 voor het eerst in dat huis, een door mijn ouders toen zojuist betrokken flat in Waalwijk. De sporen bestaan onder meer uit boeken, vaak ongelezen en slechts één keer met een opdrachtje aan Miep en Piet. Ook was er een ets uit 1866 van J.J. Veyrassat, Deux chevaux de halage s’éloignant. We schonken de prent, de paarden zwoegden sindsdien altijd aan een Waalwijkse wand. Hans Warren was wel degelijk hier geweest. Aan alle verwarring hield ik één zekerheid over: mijn keus voor de ‘veertig jaar oudere man’ was de enige juiste.

MARIO MOLEGRAAF

Uit de nalatenschap van Hans Warren 93 ~ Mohamed Iamarène

Dit is onbestelbaar in de overtreffende trap. Ooit zo’n envelop gezien? Getuigenis van een mislukte zending van Hans Warren aan Marc (Mohamed) Iamarène. Misschien wel tekenend voor heel hun verhouding. In de envelop die na gecompliceerd postaal jongleerwerk terugkeerde in Borssele zit een op 21 juli 1952 geschreven briefje van Hans aan ‘Mon très cher Marc’. Hans Warren heeft ‘die mooiste aller jongens met zijn poëtenogen’ op 16 juli leren kennen en kondigt aan hem te ‘bezingen zoals nog nooit een jongen in de Nederlandse taal bezongen is’. Mohamed Iamarène was anders dan al die andere Arabische geliefden van Hans Warren. Je ziet het aan zijn handschrift, ontwikkeld en verfijnd, op het kaartje aan de heer en mevrouw Warren en hun kinderen uit 1973. Want Hans en Mohamed, die inmiddels ook een vrouw en kinderen had, bleven af en toe corresponderen. Hans schreef vele gedichten voor Mohamed, en vertaalde die soms voor hem. Zie dit begin van ‘Invitation au voyage’, dat is ‘Uitnodiging tot de reis’, het in Vijf in je oog opgenomen gedicht waaraan hij op 22 juli 1952 begon te schrijven: ‘Entre tes cils reflétera/ un petit miroir de mon pays’. Andersom kreeg Hans van Mohamed diens Franse vertaling van een Arabisch lied ‘Andalousie’. En wat verbergt het opgevouwen velletje waarop Hans Warren ‘Mohamed I.’ schreef? Diens schaamharen, want niet alles aan deze liefde was verheven. Een liefde vol beloften die beloften bleven, als een onbestelbare brief, geadresseerde onbekend, retour afzender.

MARIO MOLEGRAAF