Categoriearchief: Uit de nalatenschap

Momenteel werkt Mario Molegraaf aan de biografie van Hans Warren. Op zijn ontdekkingstocht door het leven van Warren stuit hij regelmatig op interessante vondsten. Op de eerste dag van elke maand deelt hij zo’n vondst met de bezoekers van onze website.

Uit de nalatenschap van Hans Warren 142 ~ Levende dichters

Het is, weten we inmiddels, altijd opletten bij de opmerking ‘Hans Warren meldt in zijn dagboek’. Maar in zijn dagboek, de gedrukte editie én de oorspronkelijke versie, meldt Hans Warren op 13 april 1947 in een boekwinkel een bloemlezing te hebben ingekeken, Levende dichters: ‘Jawel, Warren, Hans, pagina zoveel. Het liet me koud, ik heb het boek niet gekocht’. Maar toch niet zo koud dat hij erover zweeg. Hij staat er inderdaad in, in Levende dichters, samengesteld door W.J. van der Molen, in 1946 verschenen bij uitgeverij West-Friesland, volgens mij verder niet actief op literair gebied. Levende dichters: de dichters dienden in leven te zijn. Wat niet altijd het geval was: zo is er een gedicht opgenomen van Augusta Peaux, terwijl zij in 1944 was overleden. Oók in april 1947 stond in het ‘maandblad voor letterkunde’ Ad Interim (het nummer waarin Hans Warren debuteerde als prozaschrijver met ‘De bron in het park Alverà’) een boos stuk van Barend de Goede over de bloemlezing, voor de gelegenheid ondertekend met Mr. Barend de Goede, hij maakte er namelijk een juridische kwestie van. ‘Inbreuk op auteursrechten’ noemde hij het artikel: er was geen toestemming gevraagd en geen honorarium betaald, niet eens aan Mr. Barend de Goede (met één gedicht aanwezig). ‘Dat als criterium voor de opneming in de bloemlezing de voorwaarde geldt dat de dichter leve, is voorts driewerf ridicuul,’ tiert De Goede verder. Geen toestemming, geen geld, geen bewijsexemplaar, maar Hans Warren stond erin. Voor het eerst in een bloemlezing. Niemand, ook hijzelf niet, kan me wijs maken dat hem dit koud liet. Hij sloeg het boek op en stuitte op ‘Landelijke Herfst’, pal naast ‘Het oude park’ van zijn goede vriend Jan Vermeulen. Het schokje van pagina 173.

MARIO MOLEGRAAF

Uit de nalatenschap van Hans Warren 140 ~ Voor de tweede druk

De redevoeringen zijn geweest, de eerste drukfout is gevonden (waarvoor veel dank aan Martin van der Kamp). Het was een bijzondere middag in Middelburg, de middag dat het verschijnen werd gevierd van Opperhuidmens, mijn biografie van Hans Warren. Mai Spijkers, de uitgever, hield een overrompelende toespraak waardoor ik een jaar of veertig terugging in de tijd. Franca Treur was niet minder op dreef. We zien hen allebei achter het spreekgestoelte in de Zeeuwse Bibliotheek. Het boek is af, en ik blader tevreden. Ondanks die drukfout, op een verraderlijke plaats, helemaal onderaan pagina 549. Je bent bij het corrigeren in gedachten al op de volgende bladzij en zo ontsnapte ‘de contact’ (in plaats van ‘de contacten’) aan ieders aandacht. Inmiddels zitten er interessantere kwesties in het mapje dat ik aanleg voor een hopelijk snel noodzakelijke tweede druk van Opperhuidmens. Op pagina 411 heb ik het over een door Hans Warren aan zijn dochter Hannah geschonken exemplaar van Geheim dagboek 1942-1944. De opdracht daarin reconstrueerde ik aan de hand van wat de dagboekschrijver er later over noteerde: ‘zoiets als […] “opdat ze haar vader wat beter leert kennen”.’ Laat zich via deze site iemand melden die het bewuste exemplaar bezit. Er blijkt net iets anders te staan, dus dient de passage herzien. Een aanpassing is ook vereist in het verhaal over Marcel Taat, de eerste openlijke homo die Hans Warren ontmoette. De dichter toverde hem om tot Amarante: ‘Telkens had jij/ een nieuwe siernaam’. Marcel Taat wiste zijn sporen graag uit, maar ook weer een lezer van deze site dook in de Amsterdamse archieven. Inmiddels weet ik meer over de mysterieuze man, zijn lengte (1,87 m.), zijn opleiding (M.U.L.O. en de kunstnijverheidsschool, reclametekenen). En de kleurrijke figuur was kleurenblind. De laatste verrassing van Marcel: een nieuwe versie van hem in een nieuwe druk.

MARIO MOLEGRAAF

Uit de nalatenschap van Hans Warren 139 ~ Martin Ros

De laatste keer dat ik hem zag, was na afloop van een radioprogramma. We namen afscheid op de parkeerplaats. Hij stapte in een rode cabriolet, waarin net plaats was voor de chauffeur. De rest van de auto, die open en wel op hem had gewacht, was vol boeken, boeken en nog eens boeken gestouwd. Daar reed hij, zoefzoef. Het gaat natuurlijk over Martin Ros (1937-2020), boekenstapelaar, boekenuitgever, boekenkenner, boekenschrijver, boekenpraatjeshouder maar vooral boekengek. Hij was ongetwijfeld de meest enthousiaste man die ik ooit heb ontmoet, altijd vol plannen, plannen waarover hij uren sprak maar waarover je nooit meer hoorde. Een volgende keer opperde hij even uitbundig nieuwe plannen die vervolgens ook weer in het grote niets verdwenen. Hij meldde zich af en toe op het Pijkeswegje en heeft ook brieven met Hans Warren gewisseld, een doos vol. Maar slechts een enkele keer fungeerde Martin Ros als zijn uitgever. Ter gelegenheid van Hans Warrens vijftigste verjaardag stond een nummer van het literaire tijdschrift Maatstaf op het programma. Natuurlijk weer reden tot ‘in vliegende haast’ gemaakte plannen. Er zijn al honderd exemplaren besteld, jubelt Martin Ros in een brief. Twee interviewers, Eelke de Jong en Jacob Groot, popelen om naar het Pijkeswegje af te reizen. Ros zal zelf een bijdrage leveren. En wat komt er uiteindelijk van terecht? Een nogal magere Maatstaf die, afgezien van twee bijdragen van Andreas Oosthoek, helemaal is volgepend door Hans Warren zelf, in overeenstemming trouwens met zijn brief aan Maatstaf-redacteuren Martin Ros en Gerrit Komrij van 23 augustus 1971. In de reacties uit Hilversum lezen we inmiddels over plannen, plannen, plannen. Martin Ros, hij converseerde en correspondeerde als zijn cabriolet, zoefzoef.

MARIO MOLEGRAAF

Uit de nalatenschap van Hans Warren 138 ~ Oom Freek

Hé, dat is vreemd, een exemplaar van De Olympos met een opdracht aan tante Nel en oom Freek. Het gaat om Freek Warren (1906-1978), een halfbroer van Hans Warrens vader, op 23 april 1930 getrouwd met Nel Cijvat (1908-1984). Op 4 oktober 1930 kregen ze een zoontje, Benny, hun enig kind. Je komt hun namen zelden tegen in Geheim dagboek. Op 18 juni 1943 meldt Hans Warren hen in Gouda te hebben opgezocht, ‘om de tijd te doden’. Freek Warren, waterbouwkundig opzichter, was na een periode in Delft te Gouda gaan wonen. Later keerde het gezin terug naar Vlissingen. Hans Warren spreekt regelmatig zijn afkeer uit jegens de Warrens, de familie van zijn vaders kant. Maar als hij gaat scheiden informeert hij tante Nel en oom Freek. Zij reageert op 11 mei 1975 geschokt: ‘Met ontzetting en diepe ontroering hebben we je bericht gelezen. Heel erg vinden we het voor beiden en de kinderen. Het leek zo fijn toen we bij jullie waren. De meisjes afwassen. En koekjes bakken.’ Dit moet verwijzen naar het bezoek van zondag 28 april 1974, toen hij zijn oom en tante met De Olympos bedacht. In het cahier waarin hij zijn dagboek bijhield, staat er niets over het bezoek. Op de notitie van 18 april volgt de notitie van 2 mei. De zakagenda dan waarin hij zijn hele dagprogramma pleegt te vermelden. Ik blader naar 28 april 1974. ‘Om 5 uur ’s morgens koekoek roepend (2 stuks),’ zegt hij. In de kurkdroge tuin zaait hij kroten [bietjes] en spinazie. Er volgen vijf blanco regels en vervolgens vertelt hij ’s avonds naar de film Jesus Christ Superstar te zijn geweest: ‘Viel erg mee, enkele scènes zelfs erg ontroerend’. Over het bezoek van oom en tante zwijgt hij. Hij had hen beleefd ontvangen, zelfs een bundel gegeven, maar verder… In zijn agenda staat niets, maar juist die lege regels zeggen alles.

MARIO MOLEGRAAF

Uit de nalatenschap van Hans Warren 137 ~ De kluut

Een vogel van vinnige bewegingen die in het Nederlands genoemd is naar zijn roep kluut-kluut. Een vogel die je niet voor een andere vogel kunt aanzien. Een vogel die kenmerkend is voor Zeeuwse schorren en slikken. Een vogel ook die Hans Warrens leven altijd heeft begeleid en natuurlijk voorkomt in de dichtbundel Betreffende vogels (1974): ‘De kluut is gemaakt voor weglaattechniek/ wit op zwart en zwart op wit, of beide/ uitgespaard op zilverblauw. Een vogel/ voor muziek van Debussy, droomschuim/ in zilte flarden langs de lagune.’ Hij had al veel eerder over de kluut geschreven. In 1942 publiceerde hij in De Levende Natuur een regelmatig geciteerd artikel ‘Het overwinteren van de kluut in Zeeland’ met illustraties van eigen hand. In april 1941 was in het blad In weer en wind zijn eerste natuurbeschouwing verschenen, ‘Overwinteren in 1939-1940’. Hij had het daarin onder meer over overwinterende kluten. Op de tekening van Joh. A.M. Warren zelf zien we kluten tussen ijsschotsen: ‘Het is een haast angstwekkend gezicht die ranke, tere kluten te zien vliegen in de ijzige vorstwind, door het barre sneeuw- en ijslandschap’. De kluut op het schilderij staat in een voorjaarslandschap. Op de achterzijde noteerde de maker: ‘28/29 Maart 1950, Hans’. Even had hij de schilderkunst teruggevonden, al vinden we daarover tussen alle jongensbesognes in zijn dagboekaantekeningen (niet overgenomen in het gedrukte Geheim dagboek) geen woord. In zijn zakagenda gaat hij wél in op zijn portret van de kluut (recurvirostra avosetta), al hebben de notities misschien een tolk nodig. Op 29 maart 1950 schrijft hij: ‘Dernier matin à l’Avocette. Assez bien réussi’. Avocette is het Franse woord voor kluut, avocet is de Engelse term. Op 1 april 1950 meldt Hans Warren in een vreemd talenmengsel bij Adrie en Janny Duvekot te zijn geweest: ‘Shown the avocet qu’ils adoraient’. Hijzelf en anderen waren dus tevreden over ‘De kluut’. Kijk goed en het is alsof de vogel roept: kluut-kluut.

MARIO MOLEGRAAF