In het nieuwste nummer van De Parelduiker: een artikel van ons over de openhartige correspondentie van Warren met een dorpsgenoot van hem die tijdens de ‘politionele’ acties in Nederlands-Indië onder de wapenen is.
Categoriearchief: Nieuws
Uit de nalatenschap van Hans Warren – deel 42: Het eerste krantenstuk
Momenteel werkt Mario Molegraaf aan de biografie van Hans Warren. Op zijn ontdekkingstocht door het leven van Warren stuit hij regelmatig op interessante vondsten. Op de eerste dag van elke maand deelt hij zo’n vondst met de bezoekers van onze website.
Biografie, het is werkelijk een Grieks woord, ‘biografia’, geen uit twee Griekse termen in elkaar geflanst begrip. Damascius, een van de laatste heidenen, actief rond 500, bezigt het woord in een levensbeschrijving van zijn leermeester. ‘Je zou kunnen denken dat ik hem zoals dat heet de hemel in prijs,’ schrijft hij. ‘Misschien vraagt iemand dan: waaruit blijkt, mijn vriend, dat die filosoof van jou uit zulk voortreffelijk hout was gesneden? Ik ga dan niet agressief reageren zoals in de rechtbank gebeurt, maar vriendelijk, en ook niet met de ernst van discussies waarbij men elkaar vliegen af wil vangen, maar volgens de normen van een biografie en zal alleen naar voren brengen wat volgens mij waar is en wat ik van mijn leermeester heb gehoord.’ De normen van de biografie (voor de liefhebbers: in het Grieks staat er ‘hoia metra biografias’). De wending maakt al duidelijk dat Damascius het woord ‘biografia’ en de bijbehorende inhoud niet heeft uitgevonden. De werken waarin het woord eerder viel zijn, zoals het grootste deel van de antieke literatuur, verloren gegaan. De normen van de biografie, ook ik krijg er natuurlijk bij het schrijven van Hans Warrens biografie mee te maken. Voortdurend moeten er knopen worden doorgehakt, beslissingen genomen. Zelfs over een op het eerste gezicht zo simpele vraag als: wanneer droeg hij voor het eerst iets bij aan een krant? Als het aan hemzelf had gelegen, zou nu het jaartal 1941 en de krant De Telegraaf moeten volgen. Hij stuurde naar dat blad een stuk op, ‘Het Sloe in de winter, een waar vogelparadijs’. Op 19 februari 1941 retourneerde men het, ‘daar wij hiervan tot ons leedwezen voor ons blad geen gebruik kunnen maken.’ Wanneer lukte het wel? Zelf zou hij waarschijnlijk hebben gezegd: op 2 maart 1946, toen hij aan de lezers van Vrije Stemmen het gedicht ‘The Soldier’ van Rupert Brooke voorstelde. Volgens mij was het eerder, maar wanneer precies? Begin 1945 stierf zijn leermeester, Jac. P. Thijsse. Vanwege de oorlogsomstandigheden verneemt Hans Warren het nieuws pas op 7 juli 1945. Hij besluit dan dat zoveel mogelijk mensen het moeten horen. In een chaotisch cahier – met kasboek, kladjes van brieven, opzetten van gedichten – vinden we een bladzijde met een stuk ‘Dr. Jac. P. Thijsse. In memoriam’.
Hij stuurt het naar verschillende kranten. De Provinciale Zeeuwse Courant plaatst het op 11 juli 1945, Vrije Stemmen op 13 juli 1945. Ziedaar, Hans Warrens eerste bijdrage aan een krant. Maar wie is nummer één? Het stuk in Vrije Stemmen verscheen twee dagen later, werd bekort, maar is keurig ondertekend. Dat in de PZC heeft door de aanhef ‘De heer H. Warren te Borssele schrijft ons’ een merkwaardige status. Ik ben geneigd, Damascius en diens ‘de normen van een biografie’ indachtig, te zeggen: de twee stukjes sámen krijgen de eer.
Heusden
Martin van der Kamp zwerft langs plekken die in het leven en werk van Warren van belang zijn. In deze aflevering bezocht hij Heusden.
4 juli 2000 (…) Gisteren maakten we een Brabant-tocht, afgesloten met een maaltijd in Heusden. Het is een neprestaurant met een nepnaam, ‘In den Verdwaalde Koogel’, naar een kogel die ooit in de gevel zou zijn terechtgekomen. Maar M. heeft iets met Heusden, waar zijn grootouders Erkelens geruime tijd hebben gewoond. Tijdens de maaltijd heeft hij alle famileverhalen opgehaald. Hoewel ik hem heb geplaagd, geloof ik dat hij het fijn vond dat er weer eens aandachtig naar die fabulous stories werd geluisterd. Helaas werd me duidelijk dat heel het charmante stadje een reconstructie is. De molens, de poorten, de meeste huizen zelfs stonden in de jaren zestig nog niet. De rondrit was mooi, jammer alleen dat we onweer en regen tegemoet reden. Pas in de avond werd het weer aangenaam, met nog om elf uur gierzwaluwen hoog zwierend en gierend boven Heusden.
Uit de nalatenschap van Hans Warren – deel 41: Wie is ‘Marcel’?
Momenteel werkt Mario Molegraaf aan de biografie van Hans Warren. Op zijn ontdekkingstocht door het leven van Warren stuit hij regelmatig op interessante vondsten. Op de eerste dag van elke maand deelt hij zo’n vondst met de bezoekers van onze website.
Wie zien we op deze foto? Tja, dat zou ik graag willen weten. Net zoals Theo van der Meer, bezig met de biografie van P.J. Meertens, het zou willen weten. Ik had er contact met hem over, maar de jongeman van de foto heeft zijn sporen met succes uitgewist. ‘Marcel’ zien we staan, met sierlijke letters op het sierlijke kussen. Achterop de foto, die Hans Warren in juni 1947 ontving, staat dezelfde naam. Marcel Taat heet hij in het dagboek van Meertens, die blijkbaar van hem was gecharmeerd. Maar mogelijk is dat een gefingeerde naam. Hans Warren, ook onder de indruk van hem, krijgt bij de eerste ontmoeting een indrukwekkender naam te horen: Marcel van Bergh Meere. Dat was in oktober 1945, tijdens een weekend voor de medewerkers van een nieuw literair tijdschrift. De anderen waarschuwen voor de opvallende, oosterse verschijning: ‘Hij noemt zich Raden …, maar niemand weet precies hoe hij eigenlijk heet’. Iemand meldt: ‘Hij verdient schatten geld met zijn schoonheid’. Een ander beweert dat het een behendige dief is. Desondanks spreekt Hans Warren meteen met hem af. Later vallen andere namen. Voorjaar 1946 gaat hij als Amarante Soerjowinoto door het leven. In 1951 begint hij een beetje af te takelen, maar zijn naam is sierlijker dan ooit: Morijn Taat Swaenenburgh van Weelde. Hij komt op diverse plaatsen voor in Hans Warrens poëzie. Hij is de ‘charlatan’, de ‘zwarte zwerver in de tros’ uit ‘Dichters anno 1945’, opgenomen in Winter in Pompeï. Hij duikt op als ‘Amarante’ in de bundel Behalve linde, tamarinde en banaan: ‘Telkens had jij/ een nieuwe siernaam, telkens/ een ander kunstig masker’. Op het manuscript van kort na de kennismaking zien we het eerste gedicht, nooit gepubliceerd, met regels als ‘Ik heb een orchidee gekust met warme lippen’. De orchidee van de foto, ‘een prachtige foto’ volgens Hans Warren in 1947. De zending maakt veel bij hem los. In zijn herinnering nam de jongeman ‘de plaats in van het vreemdste en tevens mooiste wezen dat ik ooit had ontmoet’, maar nu is hij vooral ontstemd en hij stelt dan ook een ontstemde brief op. Hij heeft het daarin onder meer over het ‘zwakke karakter van je, dat toch zichzelf durfde zijn’. Bijvoorbeeld tussen alle kwaadsprekers tijdens dat weekend in oktober 1945 zichzelf durfde zijn. Het was voor het eerst dat Hans Warren een openlijke homo ontmoette, iemand die was als hij, een beetje in ieder geval, een voorbeeld, onder veel voorbehoud. Misschien herkent u hem wel, beste lezer, gewoon als Piet Jansen of toch met een driedubbele naam. Wie hem ooit heeft meegemaakt, móet hem zich herinneren. Wie zien we op de foto?
Lakenhal, Leiden
Martin van der Kamp zwerft langs plekken die in het leven en werk van Warren van belang zijn. In deze aflevering bezocht hij de Lakenhal in Leiden.
Zaterdag 6 oktober (1945)
Naar de Lakenhal, voornamelijk om Lucas van Leyden’s altaarstuk te bekijken. Er staat nog steeds met grote witte letters op de muren: Museum, een overblijfsel uit de oorlog. Ik was te vroeg, het ging pas om tien uur open, ik dwaalde wat door de straten. Plotseling barstte een draaiorgel los, met gierende uithalen, zware rollers, geklepper en zoet geneuzel. Het ontroerde me haast, maakte me blij.Het laatste oordeel: wat kleurig en helder is het. Heel licht blauw en groenig, heldere, frisse tinten. Veel ruimte, open lucht tussen de figuren, weldadig, zo heel anders dan het overvolle kruisberg altaarstuk van Engelbrechtsz.. Dat is donker, somber van wemelende, dooreengewonden gestalten in pompeuze kledij. Mooi de opgelegde brokaatbewerking van de kostbare kleding. (…)
Lucas’ werk is licht en klaar. Veel naakt, heel dun geschilderd, de blauwe ondertekening is overal, haast ontroerend, zichtbaar. De mannen, met kort gekruld, rosbruin haar zijn met meer liefde gedaan dan de vrouwen, die hebben nog al slappe, wezenloze gezichten. (…)