Categoriearchief: Interviews

Altijd op zoek naar samenhang: Gesprek met Kathy van der Pas en Steven van de Raadt

Geheim Dagboek 17 maart 2001:

’s Middags zouden we naar Kathy en Steven gaan voor een voorbezichtiging van hun nieuwe tentoonstelling. We waren tegen vieren in Rotterdam en zijn er tot een uur of zes gebleven. Ik was slecht in vorm, kon nauwelijks een been verzetten, en ze hebben de ongelukkigste op- en afstapjes, de moeilijkste trap. (…) Ze hadden interessante aanwinsten. We kochten een paardje van de Bozo. Verder een metalen armband van ineengesloten slangen. Een juweel uit de Graslanden in Kameroen, stellig eind 19de eeuw, zo niet ouder. M. viel nog voor een Lobi-bronsje: een wijfje met in verhouding enorme handen en voeten, ik denk een heksenmepper. Op de valreep zagen we een wonderlijk terracotta-beestje van de Fali, waarschijnlijk een rat. Alleen dat laatste voorwerp mochten we al meenemen, de rest kon niet worden gemist voor de expositie.

Ondanks ‘de ongelukkigste op- en afstapjes’ en ‘de moeilijkste trap’ brachten Warren en Molegraaf ook in Warrens laatste jaar regelmatig een bezoek aan de Galerie van Kathy van der Pas & Steven van de Raadt. Niet alleen voor het kopen van Afrikaanse kunstvoorwerpen, maar zeker ook vanwege de vriendschap die zich in ruim tien jaar tussen hen had ontwikkeld.

 

Eerste kennismaking

Kathy: We zijn in het najaar van 1990 gestart met de galerie. In 1991 zijn Hans en Mario voor het eerst hier geweest. Hun eerste aankoop was een zwart leren Etheopië-schild. Ik zie ze nog staan voor dat schild. Maar wij wisten helemaal niet wie zij waren. Sindsdien kwamen zij regelmatig en het was altijd heel plezierig. Toen zaten we een keer rond de tafel – het was misschien 1 of 2 jaar later – en toen zei hij: ‘Jullie weten waarschijnlijk niet wie ik ben. Ik ben Hans Warren, de dichter/schrijver.’ Zaten we daar, met onze mond vol tanden! Wij zijn altijd zo met Afrikaanse kunst bezig dat de rest er nog wel eens bij in schiet. Dus we zijn ons maar eens gaan verdiepen: wie hebben we nou hier? Ik ben zijn dagboeken gaan lezen en Steven, iets later, ook. En elke keer als er een nieuw deel was, bracht hij dat mee.

Steven: Ze brachten regelmatig hun eigen publicaties mee. Ook een keer een bundeltje van Kavafis. Schi-tte-rend. Ik wist niet was ik las. Er ging echt een wereld voor me open. Eén gedichtje, daar kon ik een uur van genieten. Dan pas las ik het volgende. Gewoon snoepen, werkelijk.

Vriendschap

Kathy: Ja, en toen zijn we bevriend geraakt. Als ze wat kochten, dan gingen we met elkaar uit eten. De ene keer betaalden wij, de andere keer zij. Vaak brachten we hun aankopen naar Zeeland, dan bezochten we daar een restaurant. Andere keren namen zij hun aanwinsten zelf mee. Soms gingen we zomaar langs.

Steven: Ik heb dat eigenlijk nooit zo bewust meegemaakt hoe zich die vriendschap ontwikkelde. Mario is nu bezig met die verhuizing, dus die is heel veel aan het opruimen. Hij zei dat er iets van 40 brieven van ons liggen. Ik kan me daar niets bij voorstellen, ik dacht dat het er hooguit 10 waren.

Kathy: Ze kwamen vaak langs. Naar openingen maar ook wel als ze toch in de buurt waren. De laatste jaren kwamen ze niet meer naar de openingen, omdat dat voor Hans niet meer ging. Maar dan verzonnen ze altijd iets om eerder te kunnen komen. Dan belde Hans bijvoorbeeld: ‘Kunnen we nog even langskomen?’ Dan bleek dat ze nog in Kloetinge zaten, ’s avonds om 7 uur of zo.

Het logo van de galerie: een Ikenga-figuur uit Nigeria

 

Warren en Afrikaanse kunst

Steven: Wat zijn nu typische Warren-stukken? Neem nou zo’n dier met al zijn kracht samengebald. Ik vind dat typisch een Hans-stuk. Een ander zegt: wat is dat toch voor gek dier? Misschien een hyena of zo. Terwijl het daar helemaal niet over gaat. Het is gewoon een krachtig dier. Dat soort zaken zijn soms moeilijk over te brengen. Zo’n stuk is een inspiratiebron voor hem. Bijvoorbeeld een heel klein schildpadje. Dan zeggen we: geef maar aan Hans, dan is het veilig. Dat weet je van te voren. Er zit een bepaalde emotie in en die pik je op of niet. Een ander zou denken: ach, gewoon een schildpadje.

Kathy: Het was toch wel heel breed wat ze verzamelden. Ze deden het ook samen. Ze waren het niet altijd met elkaar eens. Er waren ook heel veel stukken bij waarvan ik echt niet zou kunnen zeggen waarom ze dat kochten.

Steven: We hadden ook wel voorwerpen uit hun collectie in bruikleen. Zoals op de Ghana-tentoonstelling ter gelegenheid van 300 jaar betrekkingen Nederland-Ghana. Een aantal ervan staat ook in de catalogus; Mario ging direct tellen hoeveel er van hen was opgenomen. Hans heeft een stuk over die tentoonstelling geschreven voor de PZC. Dat kwamen ze ’s avonds nog brengen. Tijdens die tentoonstelling is Hans overleden.

Houten lepel uit Ghana uit de collectie Warren (foto: Studio Buitenhof, Den Haag)

 

We deden ook wel eens een beroep op hem als we weer iets met een vogel hadden. Dan stuurden we een foto aan Hans en dan vroegen we hem: wat is dit voor vogel? Ik heb net nog een brief gevonden, naar aanleiding van dit voorwerp. Heel mooi oud ijzer. Meesterwerk op zich. Maar voor Hans was natuurlijk die vogel interessant.

Kathy en Steven bij de staf met vogel en de brief die Warren hen erover stuurde

 

Samenhang

Steven: Heel veel Afrikaanse kunst is communicatief, het drukt iets uit, het heeft een bepaalde werking op mensen, dat is de functie ervan. Dat zijn allemaal krachten, die je wat kunnen zeggen. Als je met mensen praat over geneeskunst in Afrika, over “kwade geesten” die verdreven moeten worden, dan zeggen mensen: die Afrikanen geloven in geesten, zielig. Maar als je met psychosomatiek bezig bent en je weet dat er zoveel factoren meespelen bij ziektes – psychologische en sociale factoren – dan weet je dat dat precies hetzelfde is als wat zo’n geneesheer bedoelt met geesten. Kathy en ik praten nu ook wel eens zo over mensen: die en die heeft een kwade geest bij zich.

Het gaat in de Afrikaanse geneeskunst niet alleen om de individuele patiënt, maar ook om zijn familie, zijn werk. Daar kunnen allemaal kwade geesten in zitten, dus ziekmakende factoren. Zo’n genezer kon zeggen: dat en dat moet hier anders. In Afrika is de macht van deze genezers tanende. Je vindt het nog wel in Suriname. Daar is die cultuur bevroren. Soms moet de hele familie uit Nederland komen voor de genezing van een patiënt. In het westen is de geneeskunst gefragmenteerd. Mensen denken nu in oorzaak en gevolg. Maar heel veel dingen kun je niet begrijpen als je denkt in oorzaak en gevolg in plaats van in samenhang. En dan kom je op de kern van Hans Warren terecht. Die was altijd bezig met verbindingen: wat heeft het een met het ander te maken? Ook als hij Afrikaanse kunst verzamelt, is hij toch weer bezig met andere dingen, zoals vogels of erotiek of noem maar op. In al zijn keuzes en voorliefdes vind je dat terug. Ik hoop dat dat ook uit de tentoonstelling zal spreken, die we samenstellen voor de Kunsthal Rotterdam in 2004.

Hans Warren heeft alles bewaard

Kathy: We zijn onlangs nog aan het Pijkeswegje geweest. Alle Wajang poppen waren net dat weekend afgestoft en ingepakt. Mario z’n vrouw, die heel aardig is en ook erg bezig is met die collectie, had al die poppen afgestoft. En dan zag je die hele wand met alleen nog de schaduwen van die wajang poppen. Toen hebben we ook de zolder gezien. Die bestaat uit heel veel verschillende kamertjes. Kamertje na kamertje helemaal vol. Mario is al vanaf augustus bezig. Hans heeft nooit iets weggedaan.

Steven: Ik zeg tegen de conservator van de Kunsthal, die over de tentoonstellingen gaat: we hebben een goed bericht en een slecht bericht. En dat is één en hetzelfde bericht: Hans Warren heeft alles bewaard. Het is wel mooi, hoor. Bijvoorbeeld die Engelse soldaat waar hij zo verliefd op was: een heel foto-album met alleen foto’s van hem.

Kathy: Alles wat literatuur is gaat naar de Zeeuwse Bibliotheek. Mario wil daar ook een deel ongesorteerd naar toe brengen en het dan daar uitzoeken, want het is gewoon te veel. Een deel houdt hij zelf, maar alle manuscripten gaan naar de bibliotheek. De kunst gaat mee naar hun nieuwe huis in Wassenaar.

Steven: Maar dan zie je wel dat dat huisje, ja, dat het eigenlijk niets is. Als je er alles uit haalt, blijft er helemaal niks van over. Dat wordt vandaag of morgen natuurlijk afgebroken, dat kan niet anders. We zijn heel blij dat Mario door de omstandigheden automatisch toch al weggaat, want dat was anders echt een drama geworden. De nieuwbouw rukt op. Die bewoners daarvan wilden bijvoorbeeld ook dat de koekoek die daar zat, doodgeschoten werd, want die maakte lawaai. De kippen stonken, dus die boer moest zijn kippen wegdoen. Nou, zegt Mario, ik heb de fijnste neus van Nederland maar ik ruik niks. Ze zijn ook wel eens hierheen gevlucht voor die nieuwbouw. Toen kwamen ze een woensdagmiddag hier zitten. Gevlucht voor het kabaal. Lekker rustig in Rotterdam.

Tentoonstelling Kunsthal 2004

Kathy: Al vrij snel na Hans’ overlijden vroeg Mario ons om een tentoonstelling samen te stellen uit alle verzamelingen van Hans. Hij wilde het vrij snel doen, niet over vijf jaar, omdat hij door wil gaan met zijn leven en het rouwproces wil afsluiten. Wij hebben de Kunsthal benaderd met die vraag. Met de conservator zijn we naar het huisje van Hans en Mario gegaan. Hij was er heel enthousiast over.

Steven: We werken voor de tentoonstelling samen met andere mensen, omdat wij alleen met Afrika weten wat we doen. Maar er is ook veel Aziatische kunst bij. We gaan zoveel mogelijk dingen met elkaar verbinden. Hans was iemand die bijvoorbeeld heel mooie muziek hoorde en daar dan een gedicht bij ging maken. Hans houdt van vogels en dan gaat hij honderden vogeltekeningen maken. Die zijn er ook allemaal nog. En als hij dan Delfts-blauwe tegeltjes gaat verzamelen, dan zijn dat natuurlijk weer vogel-tegeltjes. We hebben een hele mooie serie ontdekt. Dat zijn de leuke dingen. Niet alleen het object, maar: wat doet Hans ermee? Dat zal toch de hoofdmoot worden van de selectie voor de Kunsthal. Zo heeft hij bij een tekening van Dirk van Gelder geschreven over het onderwaterleven in de Schelde. Ik heb geprobeerd om mensen te vinden die een koudwateraquarium kunnen maken van de Schelde. Maar dat lukte niet. Dat vraagt dagelijks onderhoud en daar hebben ze het te druk voor. Net iets te moeilijk dus dan gaat het niet door. Maar dat soort dingen.

Tachtigste verjaardag: afscheid

Geheim Dagboek 22 november 2001:
Het mooiste cadeau kwam van Kathy en Steven: een bronzen hondje van de Lobi, een geweldige aanwinst op ons Lobi-altaar, een tegenhanger van het ridgeback-hondje dat we eens bij Groen kochten.(…) Ik heb ook zelf kort gesproken. Ik las (…) ‘Atié’ omdat het beschreven beeldje van Kathy en Steven afkomstig is.

Atié

Onverwacht stapte je
bij ons binnen, prinsesje
op sierlijke sandaaltjes,
naakt op een lendenschort na.
Roodgloeiend onder
je zwarte huid.
Je haar pas gevlochten,
je borstjes zo pril.
Tederheid ben je.
We moeten wennen
aan je gratie,
kennen je kracht
noch je gebied.

Kathy: Zijn 80e verjaardag was het afscheid. Dat voelden we zo. Hij was heel blij dat hij dat nog had meegemaakt. Hij was zo broos en zo dankbaar. We hadden als cadeau een klein hondje meegenomen. Dat vond hij helemaal geweldig, dat wisten we wel. Hij genoot erg van het feest. Hij bleef maar zeggen: ‘Lieve vrienden, ik ben zo gelukkig vandaag.’

Dat feest is echt een hoogtepunt voor hem geweest. Daarna was het snel afgelopen. Dat was voor heel veel mensen duidelijk, behalve voor Mario. Mario wilde het niet zien. Dan waren ze hier en dan moest Hans die trap op. Hij dreef hem echt die trap op. Daar is ook wel wat voor te zeggen: Hans moest ook beweging hebben. Als iemand niks meer doet, kan hij ook niks meer.

Steven: Op een bepaald ogenblik kregen we een telefoontje van een verontwaardigde, een ontzette Mario: ‘Hans is dood.’ Zo van wat gebeurt me nou? Maar god Mario, hij was al heel lang stervende. Dat hele spanningsveld.

Kathy: We hadden nog wel eens met een verjaardag geschreven: Hans, je blijft toch nog wel een poosje bij ons? Maar op een gegeven moment denk je, dat mogen we helemaal niet doen, dat mag je gewoon niet van hem vragen. Dat deden we niet meer, het was afgelopen, het was niet anders.

Steven: De begrafenis heeft Mario heel mooi geregeld, dat heeft hij allemaal zelf gedaan. De toespraak die hij hield… toen kwam de echte kracht van Mario naar voren. Wij zeiden wel eens: dat je dat allemaal aangaat, op die manier. Hij zegt: ‘Ja kom, Plato gaan vertalen en dan op cruciale momenten in het leven er niet staan?’ Dat gaat niet samen wat Mario betreft.

Die enorme verwevenheid tussen Mario en Hans, dat heeft Hans aan het leven gebonden. Hans vroeg zich geregeld af hoe het na zijn overlijden met Mario zou gaan. Hij was natuurlijk nooit zelfstandig geweest. En hij kon wel eens kinderlijk zijn. Die verregaande mate van verwevenheid, dat hebben wij natuurlijk ook sinds we met de galerie zijn begonnen. De hele godganse dag samen. Dat gaat heel ver. In het begin hebben we wel gedacht dat redden we niet. Zo onzettend veel dicht bij elkaar zijn.

Kathy: Het is heel raar om in Hans’ huis rond te lopen nu hij er niet meer is. We zijn daar vlak na zijn overlijden ook geweest. Kijken hoe het met Mario ging. Hans lag daar opgebaard in zijn werkkamer. Hij zat ook altijd in diezelfde stoel. Toen we er de laatste keer waren moest ik in die stoel gaan zitten, maar ik voelde dat ik daar helemaal niet in hoorde.

© 2003 Interview Ronny Boogaart & Eric de Rooij
Het gesprek dat wij met Kathy van der Pas en Steven van de Raadt hadden, vond plaats op 22 mei 2003.

Ik hoor nog altijd zijn stem als ik zijn poëzie lees

Andreas Oosthoek over Hans Warren

In de stationshal van Middelburg wacht Andreas Oosthoek ons al op. Zestig jaar, grijs, zijn handen in de zakken van zijn jack gestoken. Al vele jaren is hij hoofdredacteur van de Provinciale Zeeuwse Courant. Zijn vriendschap met Hans Warren dateert van nog langer geleden. ‘Veertig jaar’, memoreert hij. Hij neemt ons mee in zijn auto voor een rit door het landschap dat Warren bij zijn leven zo goed kende. ‘Kijk, daar heb je een blauwe reiger. Dat vond hij zijn evenbeeld: een beetje eenzame vogel, lange nek. Misschien was het hem wel?’

Andreas Oosthoek

Andreas Oosthoek

In Geheim Dagboek word ik nergens expliciet geïntroduceerd. Ineens ben ik er, alsof ik er altijd ben geweest. Dat was ook zo. Mijn vader kende Hans Warren al. Hij deed onderzoek naar zoute vegetatie, de planten die buitendijks op de schorren groeien. In datzelfde gebied kwam hij altijd Hans Warren tegen, die daar op vogels liep te loeren. Zijn naam was een begrip bij ons in huis. Bovendien kende mijn vader ook Warrens vader goed, de diekboas, zoals die hier werd genoemd.

Eerste bezoek
Ik ben op mijn elfde naar kostschool gegaan in België. Op mijn zeventiende kwam ik hier terug, in het ‘volle leven’. Mijn gymnasiumdiploma uit België telde in Nederland niet. Dus ik moest gewoon weer een paar jaar terug naar school. Dat heb ik in Goes gedaan. Ze hadden daar een schoolkrant, waarin interviews verschenen met mensen uit de omgeving die niet al te ‘dertien in een dozijn’ waren. Hans Warren werd genoemd. Dat was toen op Zeeuwse scholen iemand die behandeld werd. Maar die had al een paar keer zo’n interview afgewezen. Bij Hans kwam niemand binnen. Ik zei: ‘Ik zal het wel eens proberen.’ Dus ik ben gewoon naar hem toegegaan. En inderdaad, hij voelde daar niks voor. Maar toen ik wegliep, kwam hij achter me aan en hij zei zoiets als ‘Nou geloof ik toch dat ik heel onheus tegen u ben geweest. Ben je soms familie van…Nou, laten we dan maar een afspraak maken.’ Later bracht Mabel een briefje langs bij ons op school – want ze hadden mijn huisadres niet – en daar stond in: zou het schikken op die en die dag? Zo is het toch voor elkaar gekomen. Alleen is – geloof ik – dat artikel nooit verschenen. Hans en ik hebben het over zoveel dingen gehad dat dat artikel bijzaak is geworden.

Huisvriend
Vanaf dat moment ben ik heel frequent bij hem langsgegaan, bijna wekelijks. Als een soort huisvriend, ja. Die bezoeken hadden in het begin, toen het huwelijk met Mabel er nog was, een heel andere impact dan ze nadien kregen. In die tijd was de tuinkamer waar hij de laatste jaren zat te werken er helemaal nog niet aangebouwd. Hij woonde met het hele gezin in dat kleine huisje. Zoon David was toen nog heel klein. Ik heb hem pas nog gesproken. Hij zei ook: ‘Het was altijd heel vanzelfsprekend dat jij er was.’

Ik wist dat hij homoseksueel was. Dat wisten wij vroeger bij ons thuis al. Dat maakte het voor mij niet extra spannend, hoor. Hans en ik hebben dat nooit gehad. Over en weer niet. Dat heeft ook gewoon te maken met voorkeuren, die natuurlijk zo divers zijn als de mensen zijn. We hebben wel verschillende malen over homoseksualiteit gesproken. Met name toen ik in militaire dienst ging. In die tijd werd ik vanwege mijn homoseksualiteit afgekeurd en ik heb daar protest tegen aangetekend. Ik vond het geen reden om iemand af te keuren. Vervolgens werd ik goedgekeurd en dat heeft mij twee jaar gekost. Hans was daar veel pragmatischer in. ‘Al die ellende, ben je dan mooi vanaf.’ Maar ik heb het nooit zo verschrikkelijk gevonden. Ik heb er in die tijd een bloeiende verhouding aan overgehouden. Dus dan wordt alles heel anders.

Parijs
Toen ik 19 jaar oud was, ben ik naar Parijs gegaan. Uiteraard was ik toen niet op de hoogte van Warrens dagboek en zeker niet van het feit dat wij allebei ons Parijse avontuur zijn begonnen in dezelfde straat en in hetzelfde hotel. Hotel Gérando. Hij heeft daar een heel andere conceptie van. Hij vindt het namelijk een heel chique hotel, terwijl voor mij juist het tegendeel geldt. Ik was er een paar jaar later dan hij. Ik kom de hotelkamer binnen met een jonge heer. Wandluis! Je had in die tijd van die gasaanstekers waarmee je een steekvlam kon maken. Ik weet nog dat ik langs de wanden ging, die luizen knetterden dan weg. Als we dan het licht uitdeden, want het moest er maar van komen, dan kwam dat hele leger weer aangekropen.

Ik ben in dezelfde buurt gebleven. In dat hele quartier heeft Hans veel rondgezworven. Ik heb mij wel eens verbaasd over de snelheid waarmee hij zich ter voet verplaatste. Als ik naar die dagboeken kijk, denk ik, want ik ken die straten op mijn duimpje: Dat kan helemaal niet. Zo snel als hij dat doet! Hij moet wel reuzenkracht hebben ontwikkeld.

In die tijd overleed een vriend van mij en daar gaat het gedicht St. Ouen over [zie Nieuws 20 april]. Het was een Nederlandse jongen, maar hij kende veel figuren uit het Tunesische circuit. Hans voelde zich daar ook altijd erg thuis. Die Tunesiërs hadden een paar begraafplaatsen, buiten de stad, zoals cimetière St Ouen, een enorm kerkhof. Omdat het gedicht Hans zo herinnerde aan die dagen in die streek daar, heb ik hem gezegd, dat het mij leuk leek het aan hem op te dragen. Zo is dat gegaan.

Hans Warren in Parijs

Hans Warren in Parijs

Veel mensen dachten dat Hans’gedicht Aan een jonge dichter aan mij was opgedragen. Helaas, het ging niet over mij, maar over Hans Verhagen. Verhagen kende Hans goed in die tijd en hij ging hem in Parijs vaak opzoeken. Eigenlijk woonde Hans nauwelijks in Parijs. Hij zat vlakbij de vestingswallen, in een soort tuinhuisje op een bergje. Een beetje zoals het huis van Céline in Meudon. Het volgende heeft Hans Verhagen mij tig maal verteld. Hij komt daar aan. ‘Meneer Warrèn is er niet, is alleen boodschappen aan het doen, komt zo wel thuis.’ Na lang wachten komt Hans aangelopen, sinaasappelnetje helemaal volgestouwd met allerlei dingen en hij zegt: ‘Wie komt mij storen?’ Hij bekijkt Verhagen een paar keer goed, hij had in die tijd van die donkere glazen, en zei toen: ‘Wat een vreugde dat een Nederlander er ook zó uit kan zien.’ Dus die mocht blijven.

Oorlog
Hier in het Fort Ellewoutsdijk heeft de vader van Hans na de oorlog gevangen gezeten, op beschuldiging van collaboratie. Hans heeft wel een tik opgelopen door de oorlog. Mijn vader, die Warrens vader dus goed gekend heeft, zei altijd: van die collaboratieverhalen deugt niks. Als er echt sprake van collaboratie was geweest, dan zou de oudere generatie daar nu nog over spreken. Hans heeft gelukkig nog een brief van Lou de Jong gekregen, naar aanleiding van het oorlogsdagboek. De Jong schreef: ik heb alles nagekeken, je vader, Piet Warren, was nooit lid van de NSB. Er zijn fouten gemaakt bij het proces dat toen tegen je vader is gevoerd. Voor Hans was deze brief een heel emotioneel moment. Ik kom binnen en hij had net die brief gekregen. De affaire rond zijn vader heeft op hem gedrukt. Zo´n man raakte zijn baan kwijt en de hele familie moest uit dat huis aan de dijk, naar het goedkoopste arbeidershuisje van het hele dorp.

Hans’ toenmalige beste vriend Adri Duvekot [Willem in Geheim Dagboek] kwam toen in dat huis aan de dijk. Maar het is altijd het huis van Warren gebleven in de volksmond, het is nooit het huis van Duvekot geworden. Aanvankelijk leidde dit tot verwijdering tussen de twee vrienden. Laatst sprak ik Adri. Ook oud nu, ziek. Over die affaire was hij heel gereserveerd. Daar had hij het liever niet over. Pas heel recent is hij begonnen met het lezen van die dagboeken, hij wilde er voorheen absoluut niets mee te maken hebben.

PZC
Hans en ik hebben altijd heel veel plezier gehad over het feit dat we nooit hadden gedacht dat ik nog eens zijn baas zou worden. Hij zei wel eens: ‘Wie had ooit kunnen denken dat jij én zo dik én mijn baas zou worden.’ Ik was een jaar of 26 toen ik bij de PZC kwam. De hele kunst was toen één pagina in de week. Hans deed daar uitsluitend zijn Letterkundige Kroniek. Ik heb de kunstpagina indertijd kunnen uitbouwen tot wat het nu nog steeds is. Toen ik zijn baas werd veranderde tussen ons niet veel. Mijn secretaresse verzorgde al jaren alle rompslomp rondom zijn rubrieken. Dat is nooit veranderd. Toen ik hoofdredacteur werd, heb ik dat niet overgedragen. Er zijn zo’n paar vaste medewerkers die wij beschouwen als de paarlen aan de kroon. Ik denk dat daar een taak ligt om dat zelf en heel rechtstreeks te doen.

Maar ook van zijn kant… Hans heeft in de loop der jaren ook wel aanbiedingen gehad van grotere kranten – ook van aanzienlijk grotere kranten – en die konden hem natuurlijk een veel hoger honorarium bieden, maar dat heeft hij dus nooit gedaan. Dat vind ik nogal wat. Je voelt je zelf dan ook meer verplicht om een aantal dingen behoorlijk op te lossen. Dus nou ja, dan gingen we maar weer eens naar een restaurant. Op de redactie kwam hij nooit of hoogst zelden. Hij kwam wel eens naar mijn kantoor. Eerst langs Jeanette, de secretaresse, en dan naar mij en dan was hij weer weg. Hij stopte de stukken die hij schreef in de bus, bij een bijkantoor van ons in Goes, en dan kwam het wel bij ons terecht.

Uitbreiding
Nou, en dan heb ik dat zo, doucement, uitgebreid tot een hele pagina. Dus buiten de kroniek deed hij ook andere dingen. Hij vroeg zelf wel eens naar de mogelijkheid om iets te doen aan die grote tentoonstellingen die hij dan ging bekijken. Die lagen in het algemeen op het vlak van de oude tot de zeer oude kunst. En dat kon bij ons. Hij kreeg daar genoeg ruimte voor, ook om iets in beeld te brengen. En dat vond hij op zich al beloning genoeg: als het er dan maar mooi uitzag. Er zijn niet zoveel mensen in Nederland die over dat soort oude kunst zo toegankelijk kunnen schrijven.

Ook de letterkundige kronieken waren uniek. Martin Ros wilde ze graag in boekvorm uitgeven, in dundruk. ‘Als jij geen problemen maakt over de rechten, dan douwen we dat in een mooie band.’ Martin heeft zich daar altijd erg druk over gemaakt. Ook eerder al over de dagboeken, want niet Bert Bakker, maar hij is de eerste uitgever geweest die over de publicatie daarvan is begonnen. Hij wilde dat dolgraag. Hij reed dan in zijn sportautootje van Hilversum naar Zeeland, en dan ging het weer niet door. Die heeft zich er echt wel voor ingespannen. Warren wilde zelf de kronieken niet bundelen. Dan zou hij ze allemaal gaan herschrijven of bewerken. Het is een oordeel gegeven op één moment. Jij ontwikkelt je, en de schrijver ontwikkelt zich. Het zou hooguit een tijdsbeeld kunnen geven, maar intussen vind je wat je toen schreef zelf flauwekul.

Opvolging
Na zijn overlijden hebben zich spontaan zo’n 25.000 mensen aangemeld die wel even de letterkundige kroniek over zouden nemen. Dat kunnen wij ook. Maar dat is niet zo. Zulke mensen sneuvelen dan binnen een maand, en een maand telt vier afleveringen. Dus zo kort is de vreugde. Daar moet je niet eens aan willen beginnen. Er zijn ook mensen hevig teleurgesteld. Die zeggen geen gedag meer. ‘Als Hans Warren…, dan zou ik toch?’ Terwijl daar nooit over gesproken is, maar die mensen lopen dan zelf met dat idee rond. Dus niet.

Begrafenis
In dat gebouwtje, Hans’ oude schooltje, hebben we afscheid van hem genomen. Adri Duvenkot zat op de eerste rij te zwaaien. Hij zei: ‘Ik ben al blij genoeg dat je er bent, ik zie alleen maar Amsterdammers.’ Na afloop hebben we hier champagne gedronken en oesters gegeten, helemaal in de stijl van Hans.

Andreas en Eric bij het graf van Warren, 19 april 2003

Andreas en Eric bij het graf van Warren, 19 april 2003

Er waren ook nogal wat niet-genodigden die zich hadden uitgenodigd. Dat wekt dan irritatie. Het was echt van dat vreselijke begrafenisweer toen hij begraven werd. Het was een stormachtige dag en het regende verschrikkelijk. De meeste paraplu’s werden door de wind tot een kelkje gevormd, dus iedereen kroop nogal dicht tegen elkaar. En tot mijn stomme verbazing… de vrouw die de begrafenis leidde, die begon plotseling een gedicht te lezen. Dat deed ze eigenlijk heel goed, dat had niemand verwacht van een begrafenisonderneemster. Over De Weense hoogvliegers. En toen liet Mario zo’n korfje met van die hoogvliegers los. En die gingen eruit. Dat vond ik eigenlijk een heel mooi beeld: eerst was het net alsof ze op de vlucht gingen, maar toen talmden ze toch even – talmen: dat woord gebruikt Warren ook vaak voor vogels – boven de stenen met al die Borselse namen. Zijn eigen mensen. Alsof die duiven even zochten waar ze zouden gaan zitten. Daarna vlogen ze toch weg. Dat hele pure wit van zo’n vogel wordt een pure zwarte stip.

Bij het graf
Het graf is eenvoudig, maar mooi. Hans Warren, dichter. Dat is genoeg. Dat heb ik altijd gevonden. Dat vond hij zelf ook zo. De rest was afgeleid of bijkomstig. Al was hij heel gelukkig met het idee dat het dagboek als literair genre werd erkend en een plaats kreeg in de letterkunde. Ik heb nooit begrepen dat hij nooit een oeuvreprijs heeft gekregen. Die Verzamelde Gedichten zijn een monument. Nederland denkt altijd in categorieën, maar de poëzie van Hans was moeilijk in een categorie te plaatsen. Dan hoorde hij weer bij De Wilden van na de oorlog, bij Cobra. Maar eigenlijk sloot hij aan bij een bredere, niet-Nederlandse traditie. Als je alleen al kijkt naar het anekdotische element in die poëzie. Sinds Nijhoff mag poëzie wat meer parlando zijn, maar zijn oriëntatie lag eigenlijk in een heel andere richting. Meer zuidelijk. Ik hoor altijd zijn stem als ik het lees. Ik denk dat dat geldt voor de meeste mensen die hem gekend hebben: die stem is iets wat zal blijven. Je hoort het hem zelf voorlezen, hij kon zijn eigen poëzie heel goed lezen. Dat vreemde, karakteristieke stemgeluid…

Een echte Zuid-Bevelander
Dit is zijn landschap, hè. Hans was een echte Zuid-Bevelander, hij was niet iemand die bij voorkeur in Walcheren zou willen wonen, wat ik al jaren doe. Echt een verschil. We spraken heel vaak Bevelands met elkaar, hij sprak een beetje ouderwets Zuid-Bevelands. Hij beheerste die taal volledig. We probeerden wel het nette ABN aan te houden als andere mensen er bij waren, maar we schakelden snel over als we iets aan elkaar wilden verduidelijken.

Geheim Dagboek 2001
Ik ben nu 60, ik heb hem meer dan veertig jaar gekend. Alles wat er omheen is gebeurd, ook rondom zijn dood, dat heeft voor mij vrij diep snijdende gevolgen gehad, en nog steeds eigenlijk. Want ik vind ook wel dat er in bepaalde beschrijvingen en commentaren wat al te kort door de bocht over zaken wordt geoordeeld waarvan ik denk: ho, ho, ho, dat had ook wel op een andere manier gezegd kunnen zijn. Bijvoorbeeld over de relatie met Mario, waar dan wat badinerend over wordt gedaan. Ik heb daar uiteraard wel een aantal keren met Hans over gesproken. Dat staat niet allemaal in het dagboek. Ik kan me wel voorstellen dat de mensen geschokt waren over het laatste deel, maar die mensen missen ook de tussenliggende delen, die hebben nooit een wat persoonlijker inzicht in die situatie gekregen. Het is ook voor mij redelijk schokkend als ik het zo zwart op wit zie staan, absoluut. Maar ik was natuurlijk wel van het een en ander op de hoogte. Ik vind het ook wel moedig. Er zit ook wel iets in van rechtvaardigheid dat het is opgeschreven zoals het is opgeschreven. Het is te complex om nu 1-2-3 kanttekeningen te plaatsen bij Hans’ notities. Ik heb daar tijd voor nodig. Maar…. Ik denk dat hij – hoe heet dat tegenwoordig – knap lastig met een aantal zaken was. Soms kon ik dat wel bij hem aanroeren. Helaas hadden we niet veelvuldig momenten dat we met z’n tweeën waren.

Zijn zoon David heeft de dagboeken nog steeds niet gelezen. Hij zou wel willen, maar hij staat het zichzelf niet toe. Laatst had ik een heel lang gesprek met hem. Aardige vent. Die jongen heeft zijn vader nooit in de steek gelaten, ook niet toen er hele moeilijke momenten waren. Hij belde mij op om te horen of het werkelijk allemaal zo verschrikkelijk was in dat laatst verschenen dagboek. Ik zei: ‘Ga het niet lezen, althans voorlopig niet.’ Hij zegt: ‘Ik was het ook niet van plan, ik wil het gewoon horen.’ Hij zit er wel mee, met die hele afloop en zo, stelt dan rechtuit de vraag die ik niet kan beantwoorden: ‘Is mijn vader dan al die jaren belazerd en bedonderd geweest? Dat zou ik heel erg vinden. Ik probeer mij ook voor nare stappen te behoeden, dus ik kan beter dat dagboek niet lezen.’ Hans sprak over zijn zoon als ‘onze steun en toeverlaat’. Tot het allerlaatst zei hij dat. Als er weer iets was, in huis, dan kwam David opdraven. Dat is altijd zo geweest. Gelukkig, want Hans was niet echt een praktisch mens, niet iemand met twee rechterhanden. Hij vond het ook wel waardevol dat die jongen nog steeds kwam.

Herinneringen en gedichten
Ik ben nu een aantal van die dingen aan het ordenen omdat ik ook wel eens iets zou willen maken over ‘herinneringen aan’. Omdat ik denk dat die op een aantal punten een ander beeld zullen opleveren dat wat algemeen bekend is en ook dan wat in de dagboeken staat. Ieder heeft zijn eigen werkelijkheid. Je kunt met z’n tweeën best hetzelfde meemaken en daar toch een heel ander beeld bij hebben.

Wat mijn poëzie betreft, ik ben gewoon iemand van: als ik het opgeschreven heb, vind ik dat het genoeg is. Ik loop daar nooit achteraan. Nu heb ik wel weer het een en ander bij elkaar gelegd. Ik vind dat ik niet ver genoeg kom om het te bundelen, maar alleen al het feit dat ik het gedaan heb, na zoveel tijd… Daar heb ik mezelf op betrapt. Dat had toch te maken met het overlijden van Hans. Ik heb toen naar aanleiding van zijn overlijden een aantal gedichten geschreven.

Alles is weg
Deze tocht heb ik ook een keer met Warren gemaakt. Zo’n vijftien jaar geleden. Ja, hij is een keer bij me in de auto gestapt en toen zijn we op zoek gegaan naar of hij nog iets van vroeger kon vinden. Een helse rit. Hij zegt: ‘Er is helemaal niks meer over van het huis.’ We gingen naar het bosje van Warren, waar hij altijd naar vogels zat te staren. Kom je daar, is er zo’n nieuwe delta-dijk. Alles is weg. We vonden niks terug. Hij begon heel vreemd te wijzen in het landschap: dan moet daar toch dit geweest zijn. Hij wou zo snel mogelijk weg.

© 2003 Ronny Boogaart & Eric de Rooij
Het gesprek dat wij met Andreas Oosthoek hadden, vond plaats op 19 april 2003.

“Ik hoor nog altijd zijn stem als ik zijn poëzie lees”: een interview met Andreas Oosthoek

In de stationshal van Middelburg wacht Andreas Oosthoek ons al op. Zestig jaar, grijs, zijn handen in de zakken van zijn jack gestoken. Al vele jaren is hij hoofdredacteur van de Provinciale Zeeuwse Courant. Zijn vriendschap met Hans Warren dateert van nog langer geleden. ‘Veertig jaar’, memoreert hij. Hij neemt ons mee in zijn auto voor een rit door het landschap dat Warren bij zijn leven zo goed kende. ‘Kijk, daar heb je een blauwe reiger. Dat vond hij zijn evenbeeld: een beetje eenzame vogel, lange nek. Misschien was het hem wel?’. Klik hier voor het volledige interview met Andreas Oosthoek.

Het verdwenen interview van Martin Ros met Hans Warren – vervolg

Zoals we eerder deze week berichtten, hebben we de hand weten te leggen op het “verdwenen” interview van Martin Ros met Hans Warren (zie Geheim Dagboek 2001, p.65). Het filmpje zelf blijkt te groot om op onze site te zetten, daarom volgt vandaag een samenvatting. De maker van het filmpje is Kick Stokvis.

Na een opname van Warren die zijn gedicht Thuiskeer in Zeeland voorleest, zien we Martin Ros achter het stuur van zijn auto, op weg naar Zeeland, vertellen over de veelzijdigheid van Warren (en van hemzelf). Het eigenlijke interview begint met de constatering van Martin Ros dat Zeeland “twee dingen in één” is: aan de ene kant luchtig en frivool, aan de andere kant zwaar religieus, bevindelijk. Of Warren die zware kant ook nog in zich heeft?Warren: Nee, die is er zelfs nooit geweest. Mijn vader en moeder waren areligieus. Ze hebben mij zelfs nooit laten dopen. Dat was in zo’n dorp een soort schande. Ik ben naar een lagere school gezonden met een zeer, zeer rode hoofdonderwijzer. Ik moest het later maar eventueel met dat geloof uitvechten, maar dat is er nooit van gekomen. Nooit enige last ook van gehad.Ros ziet een merkwaardige tegenstelling tussen Warrens areligiositeit en het feit dat Mario Molegraaf, ten tijde van zijn eerste ontmoeting met Warren, theologie studeerde. Maar Mario vertelt dat hij dat studeerde uit belangstelling, uit filosofische overwegingen, dat hij al “totaal ongelovig” was toen hij aan de studie begon.


Warren vertelt over twee publicaties die op dat moment nog moeten verschijnen: Een stip op de wereldkaart en Om het behoud der eenzaamheid. Aanknopend bij die laatste titel wijst Ros op de geïsoleerde positie die Warren altijd heeft ingenomen, terwijl hij tegelijk (door zijn publicaties, dagboeken en brieven) toch ook gericht is op de buitenwereld. Dat isolement is niet verdwenen toen Mario in zijn leven kwam. “Met z’n tweeën, maar afgesloten van de rest van de wereld.”

Ros probeert een periodisering in Warrens werk aan te brengen. In het eerste deel van zijn leven, en werk, hunkerde hij naar een ander leven, dat hem in het tweede deel van zijn leven ook is toegevallen. Maar Warren merkt op dat dat “andere” leven hem ook in het eerste deel van zijn leven al is toegevallen. Mario brengt een andere periodisering aan.Als je een periodisering wil aanbrengen dan is er allereerst die enorm wilde, gevaarlijke Parijse periode. Vervolgens de terugkeer naar Zeeland, waar de poëtische productie stokt. Een familiaire inzinking. Het wonderbaarlijke van Hans vind ik dat eind jaren zestig, te beginnen met Tussen Hybris en Vergaan in 1969, ineens een nieuwe jeugd begint. Opnieuw een enorm wild leven, met een enorm aantal gedichten in de jaren zeventig.Warren: Sinds ik Mario ken, ben ik helemaal niet meer wild.

Martin Ros houdt een lang en vurig pleidooi voor de publicatie in boekvorm van een keuze uit Warrens letterkundige Kronieken uit de PZC. “Jouw geschiedenis van de Nederlandse literatuur.” Maar de twee heren tonen weinig belangstelling voor het plan. Het gesprek gaat verder over Warrens vertaling van De Sade. Bert Bakker sr. vroeg me: Wat is het meest schandalige, zedenloze boek dat je kent? Dat moet je dan vertalen. Mario noemt het een ever-seller. Volgens hem zijn ook Warrens dagboeken ever-sellers, althans de eerste delen, die al aan hun 12e druk toe zijn.

Martin Ros leest Bij Marathon voor. Het laatste stukje van het interview gaat over Warrens boek Nachtvogels (1949).Ros: Jij hebt ook een boek over vogels geschreven, he? Dat is nooit teruggevonden. Bestaat dat nog?Warren: Het bestaat nog. Maar ik heb zelf alleen een herdruk. Thomas Rap heeft het zelf vernietigd.Molegraaf: nou ja, met goede bedoelingen.Warren: Ja, maar ik was het kwijt. Ik heb er zelf nooit meer een teruggevonden.Drie weken voor zijn dood zou Warren toch nog een exemplaar van het boek in handen krijgen. Zie hier.

Het verdwenen interview van Martin Ros met Hans Warren

Het doel van de opname bleef me duister, internet of iets dergelijks, whatever that may be. Maar daar komen we nu dus op, en dat zal wel belangrijk zijn.Aldus noteerde Hans Warren op 27 februari 2001 in zijn dagboek. De opname die dan net achter de rug is, betreft een interview door Martin Ros. Wie denkt de beelden op het internet terug te kunnen vinden, komt echter bedrogen uit. Het interview was gemaakt voor de website martinros.nl, zo meldt technicus Kick Stokvis, maar die site is slechts korte tijd online geweest. Intussen beschikken wij, dankzij Ria Zifkamp, wel over het filmpje. Hier alvast een foto van Warren die zijn gedicht Thuiskeer in Zeeland voorleest, later deze week meer.