Categoriearchief: Geen categorie

Uit de nalatenschap van Hans Warren 105 ~ Adrie van Griensven

De eerste keer dat Boudewijn Büch de naam Hans Warren liet vallen – een voorspel op jarenlange hartelijke betrekkingen – was op 4 december 1976 in het tijdschrift Hollands Diep. Op zijn bekende baldadige toon, nog steeds danig gemist, besprak hij elf dichtbundels. Hans Warrens Zeggen wat nooit iemand zei riep hij uit tot ‘een regelrecht meesterwerk’ en hij adviseerde de lezer ‘de boekhandel te bestormen’. In hetzelfde artikel berichtte hij vernietigend over de bundel Restauratie van Adrie van Griensven, hij verwees de dichter naar ‘de poëtische WW’. Een pijnlijk geval, want uitgerekend Adrie van Griensven speelt in Zeggen wat nooit iemand zei en in het Geheim dagboek uit deze periode een hoofdrol, zij het dat hij in het gedrukte dagboek de schuilnaam Theo Willemsen kreeg. Hij nam Büchs raad ter harte en koos inderdaad voor de poëtische WW, na een korte maar krachtige carrière. Voor een bundel als Restauratie zou ik, heel terughoudend geschat, 99% van de Nederlandse poëzie inruilen. Nog altijd voel ik de bedwelming van regels als: ‘Toen de sterren gunstig stonden volgde ik/ het ridderspoor en liet/ me insluiten in het paradijs; het sneeuwde licht.’ Adrie van Griensven (geboren in 1947) was in 1969 gedebuteerd met Niets te bewijzen, een jaar later verscheen Niets nieuws onder de zon, en tenslotte was er dus Restauratie, met op verzoek van de dichter veel weelderig goud op het omslag. Indertijd deelde niet iedereen Büchs mening over Van Griensven. Er had zelfs ‘Schitterende poëzie’ boven de bespreking van zijn bundel gestaan in Het Parool van 30 oktober 1976. Recensent Anton Korteweg sprak van ‘één van de grootste poëtische verrassingen van dit jaar’ en had het over ‘schitterende geraffineerd-erotische gedichten, ietwat morbide van karakter, waarvoor de meester in dat genre, Hans Warren, zich niet zou hoeven schamen’. De meester in dat genre zelf had, op 1 mei 1976, Restauratie ook besproken in zijn wekelijkse Letterkundige Kroniek. Hij prees de dichter ‘met een volkomen eigen wereld, een heel eigen stem’. Hans Warren dichtte in Zeggen wat nooit iemand zei: ‘In jouw kast, op de bovenste plank,/ tegen mijn eigen werk aan, staat Kavafis’. Adrie van Griensven schreef terug in de opdrachten van zíjn bundels, bundels die een ereplaats in de kast van Hans Warren kregen, niet ver van de boeken van Boudewijn Büch.

MARIO MOLEGRAAF

Honderdste geboortedag Hans Warren (1921-2021)

Vandaag, 20 oktober, is het honderd jaar geleden dat Hans Warren werd geboren. Ter gelegenheid daarvan verschijnt bij de Avalon Pers een bibliofiele uitgave met Vijf vroege verzen, waarvan het onderstaande er een is.

Soms houd ik van hem, wanneer langs zijn lippen
Het lamplicht donzig glanst als langs fluweel
Hij is zo jong nog, en iets leuks trekt om zijn wangen
Terwijl zijn ogen somber branden. Er is veel

Dat hij zo juist en zwaar weet te verklaren
Dan broeit er iets donkers in zijn zware kop
En het is stug en sterk. En ik, verlegen,
Laat hem de stelling op de plompe top.

Hij ziet meer van mijn leven dan mij lief is
En toch ga ik naar hem, en spreek te veel
Wanneer het lamplicht om zijn open lippen
Zo donzig glanst als donkerrood fluweel.

(23 februari 1944)

De PZC besteedt vandaag aandacht aan de geboortedag van Warren in een interview met Mario Molegraaf.

https://www.pzc.nl/zeeuws-nieuws/het-is-de-honderste-geboortedag-van-hans-warren-een-monumentje-voor-hans-zou-niet-verkeerd-zijn~a15bc45d/

Cornelis Brakman

Op zijn zwerftocht door Nederland fotografeert Martin van der Kamp landschappen, graven en gebouwen die verbonden kunnen worden met het leven en werk van Hans Warren. Deze keer: Cornelis Brakman.

Cornelis Brakman (Cadzand, 25 mei 1879 – Middelburg, 6 maart 1955) was Hoofd der Openbare Lagere School te Nieuwland en conchylioloog/malacoloog. Hij woonde  te Nieuw- en Sint Joosland (Veerstraat 9) en is aldaar begraven op de begraafplaats aan de Oude Rijksweg.
De tekst op de zerk: “Hier rusten onze geliefde ouders Cornelis Brakman geb. 25 mei 1879 overl. 5 maart 1955 en Johanna Adriana Reijnoudt geb. 27 februari 1880 overl. 19 juni 1949”.

Uit: Ik ging naar de Noordnol:
30 juli. [1941] – (…) ‘s-Middags ben ik naar de heer Cornelis Brakman geweest, in Nieuw- en Sint Joosland. Ik ben hem zeer dankbaar, want hij heeft alle fossiele schelpen die ik niet kende voor me gedetermineerd, me de Latijnse namen gezegd en me weer enthousiast gemaakt voor dit onderdeel van de conchyliologie. (…) Niemand heeft waarschijnlijk zo’n gespecialiseerde kennis als de heer Brakman. Bij mijn verzameling Zeeuwse fossiele schelpen is mijn collectie van de Kaloot beslist armzalig, en toch voel ik me bevoorrecht. (…)
1 sep. [1941] – Tweede bezoek aan Brakman. We hebben van kwart voor twee tot half zeven ononderbroken zitten determineren, er zijn nu weer achtentwintig soorten van mijn collectie meer op naam, zodat ik op honderdennegen verschillende fossiele soorten kom. (…)
24 sep. [1941] – Derde bezoek aan Brakman, die nog enkele fossiele schelpen voor me determineerde. Twee kon hij niet thuisbrengen, een had hij zelfs nog nooit gezien. (…)

Uit de nalatenschap van Hans Warren 101 ~ Maria de Roo

Elke dag kijkt ze me aan, Maria Lena de Roo, ofwel Miep de Roo zoals ze in Goes heette, ofwel Sibylle zoals Hans Warren haar noemde in Geheim dagboek. Ze kijkt niet met echte ogen, maar met ogen van klei, een beeld van de hand van Jan Wolkers, tussen 1947 en 1957 met haar getrouwd. Wolkers leerde haar kennen in Leiden. ‘Binnen een paar maanden was ze zwanger,’ vertelde hij in een interview in 2003. De opschepperige toon hoef je er nauwelijks bij te denken, want tegelijk vergeleek hij zijn prestaties met die van Hans Warren: ‘Ik geloof niet dat ze ooit gevreeën hebben, want hij keek altijd naar jongens’. Veel hoogte krijg ik niet van mooie Maria, je verwacht ook niet anders van een sibille. Ik heb haar nooit meegemaakt, anders dan Hans Warren, vóór Jan Wolkers haar geliefde en iets virieler dan deze opperde. In de jaren zeventig heeft Hans Warren een poging gedaan het contact met haar te herstellen. O, de magie van oude liefde, of je je jeugd opnieuw beleeft, je jonge ik weer terugkeert. Maar het bleef in zijn geval bij voorspel per brief én de dichtbundel ’t Zelve anders, een bijzondere onderneming, dat vonden destijds ook de besprekers. Een van hen, Karel Soudijn in NRC Handelsblad van 11 juli 1975, zei destijds iets wat aan Wolkers’ woorden doet denken: ‘Hans Warren beschrijft in de jaren 1942-1944 vrouwen vaak alsof het om tere bloemen gaat, die je voorzichtig kunt plukken, in een vaas zetten en bewonderen’. Maria de Roo stierf in 1993, 70 jaar oud. De datum was 19 december. Zoals Hans Warren, in 2001, op 19 december stierf. Te toevallig voor toeval. In 2008 publiceerden Ronny Boogaart en Eric de Rooij in het blad De Parelduiker een zeer lezenswaardig artikel over deze tere bloem, hard geraakt door het leven. Ze veronderstellen dat de twee elkaar na maart 1951 niet meer hebben ontmoet. In een dagboekaantekening van 11 juni 1994 herinnert Hans Warren zich een iets later weerzien: tijdens een feest waarop het tienjarig bestaan van het tijdschrift Podium werd gevierd, begonnen op zaterdagavond 22 mei 1954 en pas zondagochtend 23 mei voorbij. Ook dan blijft de rekensom angstaanjagend. Na al die jaren komen soms toch nog nieuwe stukjes van de sibille-puzzel tevoorschijn. In De Parelduiker viel al te lezen dat ze even als vertaalster uit het Engels actief was, een korte onderbreking van haar eeuwige lethargie. De auteurs vonden vier boeken. Ik stuitte op nog twee uitgaven waarin met kleine letters staat vermeld: ‘Nederlands van Maria de Roo’. De laatste keer was in 1964: haar weergave van een korte roman van H.E. Bates, Een kroon van wilde mirte. De een na laatste keer was in 1963: een pocket met de titel Is het liefdeleven zo noodzakelijk?, wie weet op haar latere leven toepasselijke woorden. Gerard Reve bewonderde haar schoonheid ook, blijkt uit een brief aan Jan Wolkers van 22 oktober 1959, vorig jaar geveild voor €1.252: ‘Ik ben weer door Maria’s schoonheid getroffen. Er ontbreekt wel iets, maar ze is verblindend mooi’. Er ontbreekt iets, is dat het raadsel in die blik van het beeld?

MARIO MOLEGRAAF

De boekhandel van Palsenbarg

Op zijn zwerftocht door Nederland fotografeert Martin van der Kamp landschappen, graven en gebouwen die verbonden kunnen worden met het leven en werk van Hans Warren. Deze keer: de boekhandel van Palsenbarg (Thans: Vissertoys.nl).

Ornitholoog Willem Palsenbarg (Goes, 7 februari 1892 – Vorden, 1 december 1963) had een boekhandel aan de Lange Vorststraat 34 in Goes en Warren, toen nog een middelbare scholier, raakte met hem bevriend. Samen maakten ze lange tochten in de Zeeuwse natuur.

Uit: Ik ging naar de Noordnol (p.12):(…) ik leerde in Goes Willem Palsenbarg kennen, en wel doordat ik aangelokt werd door de vogelboeken in de etalage van zijn zaak, boeken als Vogelidyllen van J. Vijverberg, (…). Palsenbarg was van de generatie van mijn vader. Hij woonde met zijn zuster en een Belgische gouvernante achter en boven de winkel in de Langevorststraat. (…) van zijn fenomenale kennis van vogels heb ik veel geleerd. (…)
Uit Geheim Dagboek:30 dec. [1963] – (…) Ik denk niet dat ik ooit duidelijk zal kunnen maken wat deze man voor mij betekend heeft in de bijna dertig jaar dat we bevriend waren. Hij was een van de meest bijzondere mensen die ik heb ontmoet en hij bezat gaven die ik bij niemand anders aangetroffen heb. (…)  Er was ook iets zeer onharmonisch in hem, een onvrede met zijn sociale status. Zijn vader was een bekend leraar geweest, hij was maar boekhandelaar, een toko-houder zoals hij dat nog verder kleineerde. (…)


cf. de fotorubriek op deze website van november 2011 en september 2013 en voor een afbeelding van de oorspronkelijke winkelpui; Ronny Boogaart en Eric de Rooij (2007), Hart van mijn land ik ben terug. Een literaire wandeling door het Zeeland van Hans Warren, pag. 76.