Categoriearchief: De mooiste gedichten

Voor jou

Voor jou
Gekozen door Jos Versteegen

Ben jij het die dit leest? Heb je net
je astrakan muts afgezet, en vallen nu
je zwarte krullen warm naar het papier?
Slaat het licht van deze bladzij
op in de goudspikkels van je ogen,
glimlach je gelukkig, nu je merkt
dat ik dit weet, en breng je ook
je donkere lippen zo dicht bij de woorden
dat het lijkt of je ze gaat kussen?
Leg je, toch even onzeker, je vinger
tussen de bladzijs, druk je het boek
tegen je borst, waar het ritselt
door het bonzen van je hart?
Ben je nòg mooier nu, kijk je door het raam?
Wees gerust: dit is werkelijk voor jou geschreven.

Hans Warren, Verzamelde Gedichten. (Amsterdam: Bert Bakker, 2002).

Niet opbranden

Niet opbranden
Gekozen door Nelleke Maljaars

Niet opbranden aan het ogenblik
of woekeren met het leven tot de dood
ons verrast, maar glijden
in een bassin waar lentezonlicht
bedrieglijk rust geeft, waar de stilte
ons toefluistert. Soms zingt een vogel
of is er een bronsgieter die met
eeuwenoude gebaren een boeddha vrijkapt
en ciseleert en verguldt
tot we met pijnlijke ogen elkaar aanzien,
grotmensen aan het licht gebracht.
Dit is een leven smartelijk van harmonie
en jij, die eens wou schrijven
met rode inkt en een pauwenveer, luister:
nog is het bloed niet ingedroogd,
de pralende veer niet geknakt.
Laten wij samen, om beurten,
zeggen wat nooit iemand zei.

Hans Warren, Verzamelde Gedichten. (Amsterdam: Bert Bakker, 2002).

Zes elegische gedichten – 1

Zes elegische gedichten – 1
Gekozen door Robert van Vaals

Wanneer men twee uur van het hele leven
samen is, en de stem wordt dieper;
alles versnelt, seizoenen vlagen over ons,
voorbije eeuwen leven op in flitsend licht.
Er waren, als altijd, woestijnen
vol goud en woeste donkerte, en dan het gloren
ex oriente lux – er waren verzen
Perzische strofen, die we zegden, en de verzen
nog ongezongen speelden onderhuids
in de beweging van je levendig gelaat,
over het zachte zeemleer van je leden.

Wie zich hervindt vergaat, en wie vergaat die leeft
tot eeuwigheid. Als ik mij nu laat gaan
is het niet enkel maar om jou, die ik
uit vrees voor groter leed niet eens vaarwel zei;
is het ook om de eeuwen door verspeelde kansen
verklankt in lied, geschilderd op paneel,
gedanst met lichamen, brekend over de grens.
Hoe vaak herkennen wij: hier, hier is het gebeurd.

Er is geen antwoord. Waarom kruiste ik je pad
twee uren, waarom overschatte ik mezelf,
wees ik af wat je gaf: mijn ideaal
gegroeid tot mensenkind, een kruidig lijf,
een hoofd van schaduw en van pracht, en een lief hart
vol vrolijkheid en speelse poëzie.

Waar boet ik voor, nu ik, volkomen leeg
en waardeloos onder de sterren sta
en niets zie en niets weet, en enkel honger,
alleen maar luister of er is een stap,
een groet die iets verraadt van je bestaan
nu ik je gaan liet, naamloos niet, maar toch
voorgoed verloren in het brandende geweld
van wereld en van tijd.

Hans Warren, Verzamelde Gedichten. (Amsterdam: Bert Bakker, 2002).

September 1903

September 1903

Laat ik mezelf tenminste nu bedriegen met illusies,
opdat ik niet de leegte van mijn leven merk.

Zovele keren ben ik zo nabij geweest.
En hoe verlamd, hoe schuchter, was ik,
waarom hield ik mijn lippen op elkaar
terwijl mijn lege leven in mij weende
en mijn begeerte zwarte kleren droeg.

Zovele keren zo dicht bij te zijn geweest,
bij de ogen, bij de zinnelijke lippen,
bij het gedroomde, geliefde lichaam.
Zovele keren zo dicht bij te zijn geweest.

K. P. Kavafis, Gedichten. In de vertaling van Hans Warren en Mario Molegraaf (Amsterdam: Bert Bakker, 2002).

Zes elegische gedichten – 3

Zes elegische gedichten – 3
gekozen door Vincent Hunink

Ik stel mij voor dat in een later eeuw
een man die voor een dissertatie
of enkel uit nieuwsgierigheid
vergeten dichters uit vergeten tijd opzoekt
dit vers zal vinden. Eén moment zal dan
als uit de tombe van een farao
voor hem een goddelijke geur opslaan,
én huivering van doodsangst om de bron
waaruit wij allen drinken.

Ik teken hem het laatste beeld: een jongen
die met een strak gezicht de nacht inloopt,
een man, die hunkerend de andere weg gaat
en helaas niet meer omkijkt –
de regen stroomt er over, eerste voorjaarsregen,
een merel wekt met zoet gefluit
meer verdriet in dit zinloos afscheid.

Mogelijk leven wij niet eens voor nu
maar leven wij voor vroeger, later.
Gegroet dan lezer, Taieb en Hans zwerven
eindeloos voort in de verkeerde richting,
mogelijk dat gij hen een dag herkent.

Hans Warren, Verzamelde Gedichten. Amsterdam: Bert Bakker, 2002.