Categoriearchief: De mooiste gedichten

Boegbeelden

Boegbeelden
voor Van der Graft, tachtig

Wat waren wij pril,
wat was het leven prachtig.
Wat waren wij geschonden
door een satanisch lot.

Toen stond Katinka aan de rand van ’t water
te roepen door haar spitse handen,
en kwam Sybille in haar gele zijden kleed
geboetseerd door de voorjaarswind.

Meer dan een halve eeuw vergleed.
De jonge dichters werden oude mannen.
Ik druk je hand. Katinka en Sybille,
de nimfen, gingen, maar zij leven jeugdig voort
in menig hart door een gelukkig woord,
kuis handgebaar, een wulpse draperie,
boegbeelden voor een nieuwe poëzie.

Hans Warren, Verzamelde Gedichten. (Amsterdam: Bert Bakker, 2002)

Strelen om de stam

Strelen om de stam
Gekozen door Ronald Rijkse

(Ilfugao, hout)

Ooit schreef Jaap Meijer,
de vader van Ischa
een bundel erotische poëzie.

Vraag een houtsnijder
de titel te verbeelden
en je krijgt dit.

Een fallus van een meter hoog,
met een eikel als een Japans karakter,
omdanst door een naakt liefdespaar.

Strelen om de stam.

Hans Warren, Verzamelde Gedichten. (Amsterdam: Bert Bakker, 2002)

Onweer

Onweer
Gekozen door Bart FM Droog

De donder jaagt met knetterende zwepen
Een felle witte vogelstoet naar huis
Over de Schelde, maar ze talmen even,
Waar een vis uit het groezlig water stuift.

Twee meisjes roepen met klinkende stemmen,
Gelouterd en geschaduwd door het vuur;
Nooit zal ik ze na dit moment herkennen,
Deze profielen, angeliek en puur.

En groter gaat het wilde waaien heersen,
Het water wordt een zandwoestijn gelijk;
Een schorre vogel houdt niet op te krijsen,
als ’t lood der regens op de golven strijkt.

Hans Warren, Verzamelde Gedichten. (Amsterdam: Bert Bakker, 2002)

Dilmi Amour

Dilmi Amour
mei 1970

(…)

Dilmi Amour, geloof het
geloof het niet, het staat op een graf
met een fallusvormige mohamedaanse steen
op het Franse Ereveld te Kapelle.
Zal ooit, vanuit een brandend bled
bij de woestijn nog iemand naar dit rijke dorp komen
en zeggen Dilmi was mijn minnaar, mijn zoon,
hij heette… laat het maar zo,
amour was zijn bijnaam, zijn leven, zijn boodschap.

16 mei 1940, – een avond als nu, smaragden weelde
onder de loden dreiging van een noodweer.
Was dat Dilmi amour, die kleine, tengere,
hij leek op Echnaton, iets prinselijks, verfijnds,
en in een welig dorp, heel ver van huis
maakt hij nog arabische muziek. Een meisje,
gek op zijn mooie ogen, gaf hem schuw een lekkernij.
De dag daarop lag hij dwars over straat,
besmeurd, vertreden, oprukkende duitsers
gaan over hem, – er bestaat een foto van,
een foto, zo beschamend, dat je hem diep wegbergt.

(…)

Hans Warren, Verzamelde Gedichten. (Amsterdam: Bert Bakker, 2002)

Jou zijn

Jou zijn
Gekozen door Menno Voskuil

Nooit heb ik zo goed beseft
dat ik je niet zou bereiken
als toen je voor ’t eerst bij me bleef.
Want wat wou ik?
Je keek het raam uit,
ik keek naar jou:
een wilde, onbeschadigde vogel
in avondzon gevangen.

Tussen je korte shirt
en je lage heupbroek
je buik tot het schaamhaar zichtbaar.
Je keek me toen aan,
een beetje veil:
ik mocht het allemaal hebben.

Maar wilde ik?
Wat ik eigenlijk wilde:
jou zijn.

Hans Warren, Verzamelde Gedichten. (Amsterdam: Bert Bakker, 2002)