Auteursarchief: Ronny en Eric

Uit de nalatenschap van Hans Warren 60 – Andreas Oosthoek/Yuranan

 

Daar is-ie! Andreas Oosthoek liet de wereld eerst lang wachten op zijn dichtersdebuut, zie zijn woorden in De bladen terug (1987). Afgezien van enkele gelegenheidspublicaties, zoals Tijger en lam (1993), werd het daarna wéér stil. Maar na nogmaals jaren wachten is er nu dan de omvangrijke verzamelbundel Witheet nadert de ijsberg. Andreas Oosthoek, vijfenzeventig inmiddels maar verwikkeld in een verbluffende literaire jeugd, speelde (en niet alleen via de Provinciale Zeeuwse Courant, waarvan hij een decennium hoofdredacteur was) een belangrijke rol in Hans Warrens bestaan. Andersom geldt iets dergelijks. Dat blijkt ook uit de recente boeken. In de roman Het relaas van Solle (2015) loopt Hans Warren zelfs in levenden lijve rond. Onder het aan de genealogie ontleende pseudoniem Menne Mennes. In de gedichten van Andreas Oosthoek komen we hem eveneens tegen, een enkele keer bij name genoemd, vaker heerst er een Warrensfeer en voor wie goed oplet méér. Lees de bundel vooral zelf, de inhoud is even fascinerend als de titel. Ik wil inmiddels de aandacht vragen voor Yuranan Panya-In. Aan hem, de man uit Thailand met wie de Zeeuwse schrijver het leven deelt, is Witheet nadert de ijsberg opgedragen. Yuranan was erbij, op de presentatie van de bundel in boekhandel ’t Spui te Vlissingen (niet zomaar een boekhandel, men heeft de enige echte Boekverkoper van het Jaar in huis). Niet op de eerste rij, maar (en dat kenmerkt hem) ergens in een ruimte opzij, druk bezig met de catering. Uitgeefster Eva Cossee haalde hem naar voren en las het gedicht ‘Yuranan’ voor met het slot: ‘Weinig is geschreven/ over de naam Yuranan/ Hij is genoemd,/ meer woorden zijn er niet.’ Yuranan is ook genoemd door Hans Warren, in diens dagboek. De verhalen gingen Yuranan vooraf, maar op 12 juli 1992 konden Hans en ik hem begroeten. Ik met de kreet: ‘Daar is-ie!’ En hij is er nog steeds, de stille kracht achter Andreas Oosthoek.

 

Gezicht op Zutphen

Op zijn zwerftocht door Nederland fotografeert Martin van der Kamp landschappen en gebouwen die verbonden kunnen worden met het leven en werk van Hans Warren. Deze keer: gezicht op Zutphen in februari.

Eind 1976 verscheen de eerste druk van de bundel “Zeggen wat nooit iemand zei” met het gedicht “Groet uit Lochem”. In de jaren zestig en zeventig spoorde Warren geregeld naar de Achterhoek voor bezoeken aan Paul Rodenko, broer en zus Palsenbarg en Jeanne Eeckelmans. Geciteerd is de met een geringe wijziging aangepaste versie uit de “Verzamelde Gedichten” (2002).

Groet uit Lochem
Dit was een ontdekkingsreis,
spelen: hoe zou jij het zien?
‘Stad aan de horizon’ bij voorbeeld,
neem Zutphen op deze nevelige
februarimorgen, de torens, de gouden bol
weerspiegeld in de trage IJssel.
Zeg, wat is Lochem in de winter
zonder jou, al fluiten zoete goudvinken,
al staat er met grote letters
zwart op hemelsblauw boven de kerkdeur:
‘Laat ons onze onderlinge
bijeenkomste niet nalaten (Hebr. 10).’
Ik stuur je daar een prentkaart van,
je zult lachen hoop ik, maar het is
koud vanavond, eenzaam en doodstil.
Ik wou dat ik in jouw rumoerige bedje lag
en met je spelen mocht.
Ik heb je nog nooit liefste genoemd,
nu noem ik je liefste, en dat helpt even.

Uit de nalatenschap van Hans Warren 59 – Kavafis

Zoek de verschillen! Ik merk dat ik ongeduldig word. Het wachten is op de ‘nieuwe’ Kavafis, de vijfde editie van de vertaling die Hans Warren en ik maakten, hét symbool van hoe wij samen werkten, samen leefden. Het wachten is op de tweede week van januari, want pas dan verschijnt het boek. Met de gedichten van K.P. Kavafis (1863-1933) zijn wij in onze drieëntwintig jaar samen van begin tot einde bezig geweest. Steeds nieuwe versies, steeds nieuwe uitgaven. Het is bijna verbluffend hoe men bij uitgeverij Bert Bakker (inmiddels helemaal opgegaan in uitgeverij Prometheus) van min of meer dezelfde bundel steeds weer een heel ander boek heeft weten te maken. Zoek de verschillen! In 1984 verscheen de eerste editie, met een omslag van onvervalst Grieks blauw en belettering in even onvervalst Grieks wit. De derde editie van 1991 had op het omslag een geschonden, maar mooi gezicht van een Alexandrijnse koning. De vierde editie, kort na Hans Warrens dood maar nog mede onder zijn verantwoordelijkheid verschenen, had op het omslag dat verbluffende gedicht ‘Zoveel je kunt’. Nu in 2018, zestien jaar later, komt dus de opvolger, editie nummer vijf, met vele aanpassingen en aanvullingen, Kavafis helemaal compleet. Op het omslag deze keer, met bronvermelding, Afar, een foto uit 1907 van Fred Holland Day, de beroemde en in sommige kringen beruchte Amerikaanse uitgever en fotograaf die bijna dezelfde jaartallen heeft als Kavafis (in zijn geval 1864-1933). Ik heb de tweede editie, die van 1986, even overgeslagen. Deze uitgave heeft mijn favoriete omslag. Hans Warren en ik spraken van de ‘postzegeleditie’, want voor het omslag was, naar ik vrees zonder enige bronvermelding, gebruik gemaakt van een zegel die de Griekse post aan Kavafis had gewijd. Wat waren wij, op het gebied van de filatelie geheel onwetend, verrukt toen we de postzegel ontdekten. Pas sinds kort ken ik het hele verhaal van de zegel, op 11 juli 1983 uitgebracht. Kavafis had, zo blijkt, een heleboel gezelschap: liefst zeven andere in Griekenland bekende persoonlijkheden. We zien de hele club bij elkaar op twee eerste-dag-enveloppen. Probeer ze maar eens thuis te brengen. Naast Kavafis, op de postzegel van 27 drachme, zien we Nikos Kazantzakis, de Griekse prozaschrijver, inderdaad, de schepper van ‘Zorbas de Griek’. Behalve de postzegels bood de Griekse post, op de linkerkant van de envelop, als bonus een portrettengalerij, Kavafis weer voorop. Zoek de verschillen!

Mario Molegraaf

Oostermiddenmeerweg bij Medemblik

Op zijn zwerftocht door Nederland fotografeert Martin van der Kamp landschappen en gebouwen die verbonden kunnen worden met het leven en werk van Hans Warren. Deze keer de Oostermiddenmeerweg in de Wieringermeerpolder bij Medemblik.

27 sept 1943 –  Vanmorgen reisden Hein en ik al vroeg af naar de Wieringermeer. Via Utrecht, Amsterdam, Zaandam. Overvolle treinen. (…) Vanaf Schagen gefietst. De ontvangst bij Jannetje en Piet was buitengewoon hartelijk. We gingen met Piet de velden in. De oogst was al grotendeels binnen, enkel suikerbieten en bruine bonen stonden nog op het land. In een vaart langs Piets land lag een baggermolen, al een jaar buiten dienst, te verroesten en daar zijn we boven op geklommen. Je had dan een prima uitzicht over de uitgestrekte Wieringermeerpolder. Overal kronkelde dikke witte rook omhoog van brandend aardappelloof, loodrecht, want er was geen aasje wind. Het was zoel weer.

’s Avonds naar de IJsselmeerdijk. Er vielen brandbommen aan de Oostermiddenmeerweg. Waarschijnlijk is er geen plekje meer in heel Europa waar je de oorlog een dag totaal ontlopen of vergeten kan. (…)

 

Uit de nalatenschap van Hans Warren 58 – Leendert van Lier

Was hij een aardige man? Leendert van Lier, de hofleverancier voor de kunstcollectie van Hans Warren. Wat reden we graag én gretig naar zijn huis aan de Torenlaan te Blaricum. Bij zijn crematie, in de eerste week van 1995, klonken er uiteraard louter lovende woorden. Hans Warren herdacht hem in zijn dagboek: ‘Ik heb een paar keer om hem gehuild, voor het laatst vanmiddag toen ik m’n hoofd boog voor zijn kist. Het was een edel verdriet om een bijzonder mens.’ Leendert van Lier, de tovenaar van de Torenlaan. Of was hij eerder de tiran van de Torenlaan? Aardig was hij in ieder geval niet voor zijn echtgenote Nelly, terwijl ze haar leven aan haar man wijdde. Ze stierf zeven jaar later, en werd net als hij gecremeerd in ‘Den en Rust’ te Bilthoven. Aardig was hij ook niet voor zijn dochter Tjarda, die toch haar leven goeddeels door haar vader liet bepalen. Ook zij is alweer jaren dood, en haar laatste reis voerde eveneens naar ‘Den en Rust’. Tjarda schonk me ooit een schilderij van haar vader, een schilderij met heftiger bloemen dan je ooit bij een bloemist zult vinden. Leendert van Lier was niet in de eerste plaats kunstenaar, al had hij dat misschien gewild, maar kunsthandelaar, een hele grote. Juist ook omdat hij een zelfgemaakte man was, zonder eigen middelen, afkomstig uit de Czaar Peterstraat in Amsterdam. Op zijn zestiende (volgens andere bronnen op zijn achttiende) kocht hij een magische staf van de Batak, misschien wel de mooiste die er bestaat, een soort heilige graal in de wereld van de etnografica. Dit voorwerp, zijn allereerste aankoop, was tevens het allerlaatste wat hij verkocht, aan Hans Warren en mij, op een ongezond warme zomerdag in 1994. Ik zal Leendert van Lier niet vergeten en ik kan hem onmogelijk vergeten, met zoveel dingen om mij heen die door zijn handen gingen. Was hij aardig? In ieder geval wél voor zijn prachtige, bezielde dingen. Ik herinner mij de blik, het strelende gebaar waarmee hij afscheid nam van de verkochte staf, en huiver. Hans Warren had gelijk: Leendert van Lier (1910-1995) was een bijzonder mens.

Mario Molegraaf