Auteursarchief: Ronny en Eric

Uit de nalatenschap van Hans Warren 82 ~ Charles Hofman

De foto is van zaterdag 2 januari 1993. De plaats is Veere, het huis van uitgever Bert Bakker. Voor Gerrit Komrij was het de mooiste avond die hij in jaren had beleefd. Hij was ziek, maar vergenoegd steekt hij zijn zoveelste rokertje op en voor hem staat zijn zoveelste Grolsch. Rechts op de foto tussen Yteke Waterbolk en Hans Warren zit Charles Hofman, onlangs overleden en begraven naast Gerrit Komrij. Natuurlijk naast Gerrit Komrij, want naar het idee van al hun vrienden was Gerrit & Charles eigenlijk één woord. In die volgorde, dat wel, voor vrijwel iedereen stond Charles in Gerrits schaduw. Voor vertrouwelingen een stuk minder, Charles was altijd nadrukkelijk aanwezig, doorgaans gul en sprankelend, op mindere momenten bijna bruut. Charles Leopold Hofman, van begin af aan droeg Gerrit Jan Komrij zijn werk aan hem op. Hij had, behalve zijn schoonheid, allerlei gaven. Een bijzondere aanleg voor koken bijvoorbeeld, nauwelijks aan moeilijke eter Gerrit besteed. Maar ook voor kunst, hij maakte opmerkelijke glas-in-lood ramen en interessante grafiek. Soms sieren Hofmans prenten bibliofiele bundels van Komrij. Zie bijvoorbeeld dit speciale exemplaar van Het schip De Wanhoop uit 1979, nummer II, dat herinnert aan een maaltijd in het Amsterdamse restaurant ‘New Delhi’. Charles Hofman levert een portret van Gerrit Komrij. O ja, er was die vreselijke verwijdering tussen Gerrit en Hans, en daarmee tussen Charles en mij. Maar op een dag ga ik langs in Vila Pouca da Beira om bloemen te leggen op het graf van Gerrit & Charles, voor altijd één woord.

MARIO MOLEGRAAF

Oudemirdum

Op zijn zwerftocht door Nederland fotografeert Martin van der Kamp landschappen, graven en gebouwen die verbonden kunnen worden met het leven en werk van Hans Warren. Deze keer: Oudemirdumer klif.

In het tijdschrift In weer en wind publiceerde de jonge Warren (die zich hier nog Joh. A.M. Warren noemde) een reiskroniek. Deze aantekeningen uit zijn natuurdagboek stammen uit 1942 en werden in 1946 gepubliceerd. In zijn Geheim Dagboek noteerde hij over dit uitstapje: “27 juli – 12 u – Zaterdagavond thuisgekomen van een elfdaagse zwerftocht naar de noordelijke provincies. Ik voel me apathisch, opgejaagd, kom nergens toe.” (GD 1942 – 1944, p. 33).

21 juli [1942]. (…) Over Sondel en Nije Mirdum reden we naar Oude Mirdum, waar we plotseling in een heel ander landschap arriveerden: de lage weiden hadden plaats gemaakt voor heuvelig, zandig terrein, het golvende land van Gaasterland, met zijn roggeakkers, eiken en grasklokjes. Natuurlijk bezochten we de Oude Mirdummerklif, een steile rosgele zandkant, vol aardige zwerfstenen aan de voet, waarvoor zich velden met kruis- en zeedistel en gedoornd stalkruid uitstrekten, de zeedistels het meest naar de waterkant toe. Daarop volgde een moerassige strook, vervolgens een paalschoeiïng en daarachter het IJsselmeer met zeilschepen en heel ver weg, als je boven op de hoogte stond, de kust van het uitstekende gedeelte van Noord-Holland flauw zichtbaar.We bekeken geïnteresseerd de prachtige glanzende zwerfstenensoorten, de bonte bloemenpracht en vermeerderden onze zeer geringe kennis van de Friese taal door conversatie met een heel gezelschap vrolijke Friezinnetjes, die een uitstapje van Leeuwarden naar de klif hadden gemaakt.Er waren weinig vogels, slechts wat grote sterns visten boven het water, hun krachtige roep “tierra, tierrie” weerklonk telkens. (…)

Uit de nalatenschap van Hans Warren 81 ~ Te koop: Pijkeswegje 1

De omgeving is bijna onherkenbaar. Huizen, wegen, wegrestaurants, om er een vriendelijk woord voor te gebruiken. Maar binnen blijkt de verandering minstens even groot. Binnen in Pijkeswegje 1, Hans Warren woonde er vanaf zomer 1957 tot aan zijn dood in 2001. Ik verscheen er in 1978, in wat oorspronkelijk twee arbeidershuisjes uit de zeventiende eeuw waren, behorend bij de naburige boerderij. Een woning met een verhaal, de Provinciale Zeeuwse Courant wijdde er een artikel aan toen het pand onlangs te koop kwam te staan. De prijs bedraagt 395.000 euro. En er is erfpacht verschuldigd, €6.742,62 per jaar, geen cent minder. Die erfpacht was voor uitgever Mai Spijkers reden van aankoop af te zien. Anders had hij van het pand, even ten zuiden van Goes, misschien het ‘Prometheus Schrijvershuis’ gemaakt. De erfpacht heeft met het verleden te maken, een testamentaire bepaling die wil dat de begunstigde minstens een stukje Zeeuwse grond behoudt. De bazin van Hans Warrens huis (eveneens van de boerderij en de omringende landerijen) was Marcella Catharina Clotterbooke Patijn van Kloetinge (1905-1994), geen woord minder, ofwel eenvoudig Lady Trench, vanwege haar huwelijk met Nigel Clive Sir Trench 7th Baron Ashtown KCMG (1916-2010), ex-Eton, ex-Corpus Christi Cambridge. In zijn dagboek noemde Hans Warren hen altijd met sympathie, bijvoorbeeld in 1977: ‘Mijn dierbare huisbazen, ruim twintig jaar al.’ We gingen een keer bij hen op bezoek in hun deftige huis in Londen, 4 Kensington Court Gardens. Er staan nog wat adressen in Hans Warrens befaamde boekje. Sir Trench, die uitstekend Nederlands sprak, was onder meer in Korea en Portugal ambassadeur van Groot-Brittannië geweest. Ook de Trenches zouden zijn geschrokken van Pijkeswegje 1 anno 2019. Hier is een wel zeer ijverige doe-het-zelver aan de slag geweest. Niets is overeind gelaten. Zelfs de plattegrond biedt nauwelijks een aanknopingspunt. Een zo vertrouwd huis waarin je toch zou verdwalen. Er is nu centrale verwarming en een slimme meter. Maar ik wil het toilet weer terug waar het acht graden kon vriezen, de bedsteden natuurlijk, door ons omgetoverd tot wijnkelder en bibliotheek, en de schuur vol koerende duiven niet te vergeten. Het was niet ons bezit, maar wel onze enclave. Verleden tijd, niet zijn huis meer, niet meer het huis van Hans Warren. Waar is hij nu nog thuis?

MARIO MOLEGRAAF

Menkemaborg, Uithuizen

Op zijn zwerftocht door Nederland fotografeert Martin van der Kamp landschappen en gebouwen die verbonden kunnen worden met het leven en werk van Hans Warren. Deze keer de Menkemaborg te Uithuizen.

Geheim Dagboek 1 juli [1992] – 13.15 – (…) We waren gisteren naar Groningen en Drenthe. (…) Het was inmiddels zo laat geworden dat we enkel nog naar Uithuizen konden, naar de Menkemaborg. Het was er heerlijk stil, op schreeuwende pauwen, druk kakelende kauwtjes en liederlijk rochelende reigers na. Het zijn eigenlijk drie achter elkaar staande, talloze malen verbouwde huizen zonder stijl. In de tuin een haast feeëriek rosarium met veel trosroosjes in volle bloei. Overal reigers die kotsgeluiden maakten. (…)

Uit de nalatenschap van Hans Warren 80 ~ Brockhurst

Ik kan niet wachten om naar Gorssel te gaan, naar Museum MORE, waar tot en met 5 januari 2020 de tentoonstelling For Real. Britse Realisten uit de jaren ’20 en ’30 is te zien. Met vanaf Adshead, Mary tot en met Zinkeisen, Doris Claire namen die mij nog niets zeggen. Eén naam zegt mij des te meer, de naam Brockhurst, Gerald Leslie. Hans Warren was zeer enthousiast over het werk van Brockhurst (1890-1978) en verzamelde vanaf 1977 zijn etsen, in technisch opzicht ‘een wonder’ zoals Hans Warren in een bijdrage aan het literaire tijdschrift Maatstaf schreef. Het onderwerp van Brockhursts etsen was, vervolgde hij in het artikel, ‘Young Womanhood’. Een Brockhurst-expositie in de National Portrait Gallery in Londen heette zelfs A dream of fair women. (De cover van de bijbehorende catalogus is afgebeeld, het RA achter de naam Brockhurst staat voor Royal Academy.) We gingen er natuurlijk heen, in mei 1987, twee keer zelfs. Op het omslag van Maatstaf liet Hans Warren Viba zetten (afgebeeld), een ets uit 1922, de eerste Brockhurst die hij verwierf, april 1977, bij de onvolprezen Galeria Pictura te Middelburg. Later volgde bijvoorbeeld The West of Ireland (afgebeeld), een dubbelportret uit 1928 van twee meisjes. Ik word ook vandaag nog door zijn werk omringd en over Brockhurst de etser bestaat geen twijfel: het is overtuigende, zo niet overrompelende kunst. Eén zo’n portret heeft honderd keer meer te zeggen dan drie zalen vol ‘installaties’ in het Stedelijk Museum. Maar Brockhurst de schilder? Hij gold als een wonderkind, bijvoorbeeld vanwege het zelfverzekerde zelfportret uit omstreeks 1905 (zie afbeelding). Bij het eerste bezoek aan de National Portrait Gallery neigde Hans Warren ertoe Brockhurst ook als schilder ‘groot’ te noemen: ‘Hij was een meester in het weergeven van een zijden shawltje, de wol van een vest’. De tweede keer was hij kritischer. Het bezoek aan Gorssel zal het misschien leren: had hij de eerste keer of de tweede keer gelijk? En wie weet maken ook Mary Adshead en Doris Clare Zinkeisen een verpletterende indruk.

MARIO MOLEGRAAF