Hans Warren noteert in 1994, na een zoveelste televisieoptreden, in zijn Geheim dagboek: ‘In de vijftig jaar dat ik nu publiceer ben ik geen gigantische conifeer geworden, eerder een soort onuitroeibaar onkruid.’ Het onkruid ‘Hans Warren’ zal nooit meer weggewied kunnen worden, juist door zijn dagboek, misschien het meest uitgebreide, in elk geval het meest intense egodocument uit onze literatuur. Een eeuwig spoor nalaten, meer dan in welk deel ook blijkt hij daarvan dagelijks bezeten: ‘Men móet weten hoe op 18 januari 1993 om tien voor elf ’s morgens het zonlicht op je bureau viel.’
Zoveel onbescheidenheid tussen ongekende oefeningen in bescheidenheid, over dit dagboek kun je alleen in paradoxen spreken. Waarschijnlijk omdat de schrijver de grootste paradox die er bestaat tracht te vatten, de paradox die leven heet. Hij doet dat met zijn geest, maar vooral met zijn lichaam. In het jaar dat hij 72 wordt, noteert hij beteuterd: ‘M’n potentie is sterk gedaald. De score blijft pover, ik tel 35 kruisjes.’ Toch schrijft hij uitbundiger dan ooit over zijn avonturen met een zware handborstel en zijn dromen over jongens, en hij fantaseert over de Vlaamse schoonheid Goedele: ‘Ze denkt vaak aan me en mijn boeken liggen onder haar kussen.’
Heel wreed is de reactie op de zelfmoord van Adriaan Venema: ‘Zojuist hief M. een dolzinnige juichkreet aan en begon hij een woeste vreugdedans.’ Juist heel teder wordt de honderdste geboortedag van Hans Warrens moeder herdacht: ‘Nog even keken we om, op het grauwe, bloemloze kerkhof vlamde de azalea.’ Een boek over afscheid nemen en verzamelen, reizen en thuisblijven, grote nederlagen en kleine overwinningen, hoe onkruid niet vergaat.
Zie ook de site van uitgeverij Bert Bakker.