Maandelijks archief: februari 2025

Uit de nalatenschap van Hans Warren 142 ~ Levende dichters

Het is, weten we inmiddels, altijd opletten bij de opmerking ‘Hans Warren meldt in zijn dagboek’. Maar in zijn dagboek, de gedrukte editie én de oorspronkelijke versie, meldt Hans Warren op 13 april 1947 in een boekwinkel een bloemlezing te hebben ingekeken, Levende dichters: ‘Jawel, Warren, Hans, pagina zoveel. Het liet me koud, ik heb het boek niet gekocht’. Maar toch niet zo koud dat hij erover zweeg. Hij staat er inderdaad in, in Levende dichters, samengesteld door W.J. van der Molen, in 1946 verschenen bij uitgeverij West-Friesland, volgens mij verder niet actief op literair gebied. Levende dichters: de dichters dienden in leven te zijn. Wat niet altijd het geval was: zo is er een gedicht opgenomen van Augusta Peaux, terwijl zij in 1944 was overleden. Oók in april 1947 stond in het ‘maandblad voor letterkunde’ Ad Interim (het nummer waarin Hans Warren debuteerde als prozaschrijver met ‘De bron in het park Alverà’) een boos stuk van Barend de Goede over de bloemlezing, voor de gelegenheid ondertekend met Mr. Barend de Goede, hij maakte er namelijk een juridische kwestie van. ‘Inbreuk op auteursrechten’ noemde hij het artikel: er was geen toestemming gevraagd en geen honorarium betaald, niet eens aan Mr. Barend de Goede (met één gedicht aanwezig). ‘Dat als criterium voor de opneming in de bloemlezing de voorwaarde geldt dat de dichter leve, is voorts driewerf ridicuul,’ tiert De Goede verder. Geen toestemming, geen geld, geen bewijsexemplaar, maar Hans Warren stond erin. Voor het eerst in een bloemlezing. Niemand, ook hijzelf niet, kan me wijs maken dat hem dit koud liet. Hij sloeg het boek op en stuitte op ‘Landelijke Herfst’, pal naast ‘Het oude park’ van zijn goede vriend Jan Vermeulen. Het schokje van pagina 173.

MARIO MOLEGRAAF