In de bundel Tijd (1986) wijdt Hans Warren een gedicht aan Adalbert Stifter (1805-1868). Het is vernoemd naar Der Trauermantel, een boek waarin feit en fictie over de Oostenrijkse schrijver worden vermengd. ‘Met Stifter moet men de afgrond in/ om de serene rust der toppen te waarderen,’ lezen we in het gedicht. Het gaat ook over ‘een bovenmenselijke harmonie/ die gonst van tijdelijk beheerste driften’. In maart 1964 had Hans Warren twee letterkundige kronieken geschreven over Stifter. Het lezen van diens werk was voor hem, naar hij zegt, ‘een bepalende ontmoeting’. Een ontmoeting ‘met een figuur die datgene belichaamt waar men zelf bewust of onbewust naar streeft’. Hij jubelt over boeken als Witiko en Der Nachsommer. ‘Het begon met bladeren in een tweedehandsboekhandel in Parijs; thans hebben we een plank vol werken van en over Stifter,’ vertelt hij in de PZC. Die werken bestaan nog, al dan niet watervlekkig. En in sommige vinden we het bewijs: van hem geweest. In een exemplaar van Freiheit und Mass, een uitgave uit 1948, staat het stempel ‘Boek van Hans Warren’. Het is verder voorzien van een etiketje van de Parijse boekhandel Joseph Gibert, Boulevard St. Michel 26-30. Dan is er een Zwitserse editie van Der Nachsommer waarin hij achterin de aanschafdatum 6 februari 1957 schreef. In een door Karl Privat samengesteld boek over Stifter zette hij de datum 15 februari 1957. En een deeltje van de Studien uit 1958 blijkt op 4 april 1962 te zijn gekocht. Wanneer Hans Warren zomer 1957 Parijs voor Zeeland gaat verruilen, zijn er nog Franse francs over die hij ‘beter op kan maken’. Hij schaft dan méér Stifter aan. Even eerder stond hij in zijn Geheim dagboek bij de schrijver stil. Waarom de fascinatie? ‘Deze keurige burgerman, deze deftige inspecteur had iets van een vulkaan’. Hij zei in 1964 in de krant: ‘Men voelt, met de huivering van eerbied, een verwantschap’. Zag hij, het brave gezinshoofd, achter Stifter zichzelf?
MARIO MOLEGRAAF