Op zijn zwerftocht door Nederland fotografeert Martin van der Kamp landschappen en gebouwen die verbonden kunnen worden met het leven en werk van Hans Warren. Deze keer het Jachtse Bos (ook bekend als Abbekindersebos), ten zuiden van Kloetinge.
3 jan. [1944] – (…) Ik heb in Sibylle’s bed geslapen, haar uitzicht gezien op de achterkant van de huizen, de tuintjes, de bomen van ’t bolwerk, en, heel ver weg, bij de watertoren, de donkere streep van het Jachtse Bos, als een heuvel. (…)
31 dec. [1972] – 18 uur. – Stralende dag, zon zolang het maar kon, lichte vorst. In de middaguren hebben we met ons vijven een fietstocht gemaakt. Via Kloetinge naar Kattendijke, langs de Oosterschelde tot Wemeldinge, over Kapelle en langs het Jachtse Bos terug. Het was vrijwel windstil. (…)
29 sep. [1976] – 9.15 – Om kwart voor twaalf ben ik gisteren met Nico gaan wandelen, naar het Jachtse Bos. Het was warm, wollig herfstweer. (…)
24 sep. [1977] – Het gedoe met de ridderorde is achter de rug. Dinsdagmiddag de twintigste om drie uur arriveerde Theo die zo aardig was om voor de gelegenheid de rol van partner te spelen. (…) Theo vroeg weer of ik hem om twaalf uur wilde wekken. Ik was toen eerst al naar Goes geweest om boodschappen. Het was fraai weer en we hebben na de lunch een wandeling gemaakt naar het Jachtse Bos. (…)
30 juli [1978] – 21.30 – (…) Ik ging hem [= Mario] gisteren met een taxi afhalen, hij zou om kwart over twaalf op het station van Goes aankomen. (…)
Wegens de warmte gingen we onder de spar in de voortuin zitten. We praatten luchtig, verkennend, bij sandwiches en koffie. Later maakten we een lange wandeling. Door de boomgaard, door het Jachtse Bos, langs de Maria-Magdalena-hoeve en terug. (…)
25 mei [1994] – 23 u. – (…) vanavond hebben we een rondritje gemaakt, M. stelde het voor. (…) Op de terugweg wilde M. langs het Jachtse Bos om een uil te zien. Hij werd op zijn wenken bediend: er zat een ransuil op een bordje langs de weg.
11 aug. [2001] – 20.15 – Ik voelde me vanmiddag opgesloten. Ik speelde M. alle mogelijkheden voor een tocht toe omdat ik een goede stoelgang heb gehad, maar hij reageerde niet. Hij gaf me een plaspil en dirigeerde me naar m’n hokje. Later zijn we toch even op pad geweest. Hij had, naar we dachten, een briljant idee: me regelmatig mijn wandeling in het Jachtse Bos laten maken. Het gaat niet door. Het bos bleek alleen toegankelijk voor buizerds (we zagen er vier) en voor ervaren woudlopers. De paden waren nauwelijks begaanbaar en overal waren er obstakels, ik dreigde te vallen. (…)
Zie ook Warren’s bundels Pastorale (1946) en ’t Zelve Anders (1975).