Jaarlijks archief: 2021

Uit de nalatenschap van Hans Warren 105 ~ Adrie van Griensven

De eerste keer dat Boudewijn Büch de naam Hans Warren liet vallen – een voorspel op jarenlange hartelijke betrekkingen – was op 4 december 1976 in het tijdschrift Hollands Diep. Op zijn bekende baldadige toon, nog steeds danig gemist, besprak hij elf dichtbundels. Hans Warrens Zeggen wat nooit iemand zei riep hij uit tot ‘een regelrecht meesterwerk’ en hij adviseerde de lezer ‘de boekhandel te bestormen’. In hetzelfde artikel berichtte hij vernietigend over de bundel Restauratie van Adrie van Griensven, hij verwees de dichter naar ‘de poëtische WW’. Een pijnlijk geval, want uitgerekend Adrie van Griensven speelt in Zeggen wat nooit iemand zei en in het Geheim dagboek uit deze periode een hoofdrol, zij het dat hij in het gedrukte dagboek de schuilnaam Theo Willemsen kreeg. Hij nam Büchs raad ter harte en koos inderdaad voor de poëtische WW, na een korte maar krachtige carrière. Voor een bundel als Restauratie zou ik, heel terughoudend geschat, 99% van de Nederlandse poëzie inruilen. Nog altijd voel ik de bedwelming van regels als: ‘Toen de sterren gunstig stonden volgde ik/ het ridderspoor en liet/ me insluiten in het paradijs; het sneeuwde licht.’ Adrie van Griensven (geboren in 1947) was in 1969 gedebuteerd met Niets te bewijzen, een jaar later verscheen Niets nieuws onder de zon, en tenslotte was er dus Restauratie, met op verzoek van de dichter veel weelderig goud op het omslag. Indertijd deelde niet iedereen Büchs mening over Van Griensven. Er had zelfs ‘Schitterende poëzie’ boven de bespreking van zijn bundel gestaan in Het Parool van 30 oktober 1976. Recensent Anton Korteweg sprak van ‘één van de grootste poëtische verrassingen van dit jaar’ en had het over ‘schitterende geraffineerd-erotische gedichten, ietwat morbide van karakter, waarvoor de meester in dat genre, Hans Warren, zich niet zou hoeven schamen’. De meester in dat genre zelf had, op 1 mei 1976, Restauratie ook besproken in zijn wekelijkse Letterkundige Kroniek. Hij prees de dichter ‘met een volkomen eigen wereld, een heel eigen stem’. Hans Warren dichtte in Zeggen wat nooit iemand zei: ‘In jouw kast, op de bovenste plank,/ tegen mijn eigen werk aan, staat Kavafis’. Adrie van Griensven schreef terug in de opdrachten van zíjn bundels, bundels die een ereplaats in de kast van Hans Warren kregen, niet ver van de boeken van Boudewijn Büch.

MARIO MOLEGRAAF

Honderdste geboortedag Hans Warren (1921-2021)

Vandaag, 20 oktober, is het honderd jaar geleden dat Hans Warren werd geboren. Ter gelegenheid daarvan verschijnt bij de Avalon Pers een bibliofiele uitgave met Vijf vroege verzen, waarvan het onderstaande er een is.

Soms houd ik van hem, wanneer langs zijn lippen
Het lamplicht donzig glanst als langs fluweel
Hij is zo jong nog, en iets leuks trekt om zijn wangen
Terwijl zijn ogen somber branden. Er is veel

Dat hij zo juist en zwaar weet te verklaren
Dan broeit er iets donkers in zijn zware kop
En het is stug en sterk. En ik, verlegen,
Laat hem de stelling op de plompe top.

Hij ziet meer van mijn leven dan mij lief is
En toch ga ik naar hem, en spreek te veel
Wanneer het lamplicht om zijn open lippen
Zo donzig glanst als donkerrood fluweel.

(23 februari 1944)

De PZC besteedt vandaag aandacht aan de geboortedag van Warren in een interview met Mario Molegraaf.

https://www.pzc.nl/zeeuws-nieuws/het-is-de-honderste-geboortedag-van-hans-warren-een-monumentje-voor-hans-zou-niet-verkeerd-zijn~a15bc45d/

Theo Sontrop

Op zijn zwerftocht door Nederland fotografeert Martin van der Kamp landschappen, graven en gebouwen die verbonden kunnen worden met het leven en werk van Hans Warren. Deze keer Theo Sontrop.

Theodorus Alexander Leonardus Maria Sontrop (Haarlem, 2 mei 1931 – Vlieland, 3 september 2017), was dichter en uitgever. Hij werd begraven op de begraafplaats bij de Nicolaaskerk, Kerkplein 7 te Oost-Vlieland.

Uit Geheim Dagboek:
10 april. [1971] – (…) Met Theo Sontrop afgesproken dat mijn Schetsen dit najaar in De Ceder uit zullen komen. (…)
10 juni. [1972] – Gisteren was ik al om tien uur in Amsterdam. Charles haalde me af. Eerst naar Gerrit, en om twaalf uur naar Martin Ros. Ook Theo Sontrop was er, hij is directeur van de Arbeiderspers geworden. (…)
1 maart. [1974] – 21.45. – Vanmorgen was er een brief van Theo Sontrop, met de mededeling dat hij ’t Zelfve Anders dit jaar niet meer kan uitgeven omdat er dan in korte tijd te veel poëzie van mij verschijnt. Hij wil de bundel in het voorjaar van 1975 laten verschijnen. (…)
15 aug. [1974] – (…) Charles en ik bezochten antiekwinkels. Brachten Gerrit om vier uur naar een redactievergadering van Maatstaf op de uitgeverij. Daar Mensje van Keulen ontmoet, en William Kuik. Later op het terras van Scheltema met Lon van Keulen, de man van Mensje, kennisgemaakt. Ook Theo Sontrop, Martin Ros, Morriën, The Selfkicker, Iwan Sitniakovski kwamen daar. (…)
15 maart [1982] – (…) Gisteravond op televisie het eerste programma van Theo Sontrop. Zelden heb ik iemand gezien die daar zo goed en overtuigend optrad. Hij heeft een mooie stem, spreekt gesoigneerd en toch niet geaffecteerd, was tot in de puntjes maar onopvallend verzorgd, en toonde geen spoor van nervositeit. Dit was de Theo van vroeger toen ik hem leerde kennen. De laatste jaren vond ik hem achteruit gaan, vooral zijn flauwe grappen kon ik niet waarderen. (…)

Uit de nalatenschap van Hans Warren 104 ~Vétiver

De maand van zijn honderdste geboortedag. Hij had in theorie nog kunnen leven. Maar ook zonder hem wordt het 20 oktober 2021, het eeuwfeest van Hans Warren. Hij raakt steeds verder van mij verwijderd, of misschien is het andersom, tenslotte ben ik degene die andere wegen neem. Niets meer van hem te horen, niets meer van hem te zien, niets meer van hem te voelen, niets meer van hem te ruiken. Of toch? De geur van iets of iemand is voor mij, gezegend of gestraft met een gevoelige neus, zo belangrijk dat die de doorslag kan geven voor afschuw dan wel genegenheid. Hier in de badkamer, op een hoge plank, staan nog twee geurige getuigen van vroeger. Mijn fles en zijn fles, nooit meer gebruikt, maar na al die jaren nog steeds bruikbaar. Ik onthoud mij al jaren van reukwater, zelfs van mijn favoriet, Guerlain Habit Rouge. Warm leder en bos, belooft het bedrijf. Zelf rook en ruik ik vooral schuimpjes, de snoepjes uit mijn jeugd. Hans Warrens voorkeur ging uit naar Guerlain Vétiver. Men verwerkt er de wortels in van een vetiver geheten grassoort. Hij heeft ooit een parfumgedicht geschreven, in opdracht van De Bijenkorf, ‘Op de gang’. Ze vroegen hem voor het ‘verkeerde’ merk, Aramis. Poëzie als parfumerie: ‘Ik sla de ogen neer/ en duizel in de lichte bries van Aramis’. Ik draai zijn fles open, ogen dicht, en onderga de verrukking van Vétiver. Een ‘évocation de premier matin du monde,’ is de door Guerlain beloofde betovering. Ik snuif mij juist terug naar heel oude ochtenden, middagen, avonden. Op 20 oktober 2021 wil ik gehuld worden in onze geschiedenis. Nog één keer gebruik ik parfum. Niet uit mijn fles, maar uit de zijne.

MARIO MOLEGRAAF

P.J. Meertens

Op zijn zwerftocht door Nederland fotografeert Martin van der Kamp landschappen, graven en gebouwen die verbonden kunnen worden met het leven en werk van Hans Warren. Deze keer P.J. Meertens. 

Pieter Jacobus Meertens (Middelburg, 6 september 1899 – Amstelveen, 28 oktober 1985) was letterkundige, volkskundige, dialectoloog en oprichter (later ook directeur) van de Bureaus voor Volkskunde, Dialectologie en Naamkunde (tegenwoordig het Meertens Instituut). Na het gymnasium in zijn geboortestad studeerde Meertens Nederlandse taal en letterkunde te Utrecht en promoveerde op het “Letterkundig leven in Zeeland in de zestiende en de eerste helft der zeventiende eeuw”. Warren was in 1941 korte tijd volontair van het Dialectenbureau.Meertens’ graf (en van zijn moeder Adriana Jacomina Mak; Rotterdam, 11 januari 1870 – Utrecht, 29 januari 1944) bevindt zich op begraafplaats Soestduinen aan de Gansstraat 167 te Utrecht.

Uit: Ik ging naar de Noordnol:

1 okt. [1941] – (…) Wat een stommiteit is het geweest, naar Amsterdam te komen. Meertens kan me het eerste jaar niet veel hoop op een gesalarieerde baan geven, akkoord. Maar wat ik hier doen moet is zelfs voor een eerste dag ietwat tè onnozel. (…)
2 okt. [1941] – Ik heb eens voorzichtig geïnformeerd: er werken op dit ‘Dialectenbureau’, behalve Dr. P. Meertens, slechts twee andere, uiterst mager gesalarieerde krachten. Het heeft geen enkele zin dit geestdodende werk voort te zetten, ik stop er dan ook mee, (…).
4 okt. [1941] – (…) Ik heb Meertens laten weten dat ik morgen, zondag, al vertrek, maar ik ga denk ik dinsdag pas. Meertens is me niet sympatiek, hij heeft iets arrogants, zelfs in zijn spreken. (…)

Uit: Geheim Dagboek:
22 juni. [1958] – Zondag, 20.30. – Ik hoor tot de mensen die, als het enigszins kan, een siësta houden. (…) Maar men vindt siësta houden blijkbaar een decadente aangelegenheid. Het lijkt iets te zijn waarvoor je je dient te verontschuldigen, zelfs al word je gestoord, iets voor douairières en fatten. Dat bleek me vanmiddag weer eens toen P.J. Meertens onaangekondigd op bezoek kwam. Ik lag te rusten, stond direct op, maar kreeg niettemin op nauw verholen misprijzende toon te horen: “Siësta houden, dat heb ík me nog nooit kunnen permitteren.’ (…) Het werd best een gezellig bezoek.
1 okt. [1970 – Om vier uur vanmiddag werd in Middelburg het Zeelandnummer van Maatstaf aangeboden aan de Commissaris van de Koningin, Van Aartsen. (…) Op de bijeenkomst waren onder andere ook: Andreas, Faro, Meertens, Van Schagen (…).
29 sep. [1996] – zondag, 11.20 – In oktober 1941 heb ik welgeteld vier dagen op het Dialectenbureau van P.J. Meertens gewerkt. (…) Zestien jaar later zou een andere schrijver bij dezelfde instelling gaan werken. Hij moet het er minstens even onaangenaam hebben gevonden als ik, maar hij hield het er dertig jaar vol. J.J. Voskuil. (…)

ertens