Op zijn zwerftocht door Nederland fotografeert Martin van der Kamp landschappen, graven en gebouwen die verbonden kunnen worden met het leven en werk van Hans Warren. Deze keer: de eendenkooi van Berkenwoude.
Uit Geheim Dagboek:
20 juni. [1943] – Naar Stolwijk, een lange tocht met heerlijk licht schouwtje, geleend van boer Anker, door de Krimpenerwaard, tot aan het Pragergat, de Loet, waar we, teken des tijds! verbasterde jonge wilde eenden verschalkten en zonder pardon de nek omdraaiden als mondvoorraad voor later. Naar de eendenkooi van Berkenwoude. Vogels, planten, alles was er prachtig. Op de terugweg moesten we af en toe ‘overtrekken’, met de boot over de weg, van de ene naar de andere sloot. We kochten een liter melk zo warm van de koe (de boer zat te melken) en dronken die gulzig op. Verbrand en moe keerden we thuis, veel te laat voor het eten natuurlijk.
Op zijn zwerftocht door Nederland fotografeert Martin van der Kamp landschappen en gebouwen die verbonden kunnen worden met het leven en werk van Hans Warren. Deze keer het voormalige restaurant Hermitage (thans: Ross Lovell) aan de Rijksstraatweg 67 te Rijsoord (bij Ridderkerk).
Uit Geheim Dagboek: 27 feb. [2000] – zondag, 15.30 – Gistermiddag zijn we op pad gegaan. Het was overal prachtig, (…) M. genoot zo dat ik er m’n eigen ongerieven graag voor over had. We besloten in Hermitage in Rijsoord te gaan eten, mooi gelegen aan het water. De kreeft was goed en mals, maar saai gepresenteerd, verloren in hopen konijnenvoer. (…)
Vroeger stond het op de vensterbank, nu is het verwezen naar een vitrine. Een doodkistje van de Batak, een volk dat in het noorden van Sumatra leeft. Foto’s zijn eigenlijk overbodig, Hans Warren leverde het hele plaatje in woorden: ‘Iedereen wordt geboeid: het is/ een bronzen doodkistje, met voor en achter/ een singa-masker, haast een prauw,/ en daarin ligt het kleine bronzen lijk/ van een Batak./ Niemand weet meer waartoe het ooit gediend heeft.’ De regels komen uit een van zijn bekendste gedichten, ‘Op een Bataks doodkistje’. Hij gaf het een prominente plaats, het werd het openingsgedicht van de bundel Winter in Pompeï (1975). Precies de plaats die programmatische poëzie hoort te hebben, want onder deze categorie valt het gedicht waarin een dichterlijk ideaal wordt geformuleerd:
Zó een gedicht schrijven. Een fascinerend huls
met daarin een geheim dat niet te duiden is
maar blijft trekken, ook al is de tovenaar
voorgoed verdwenen met zijn riten en zijn doel.
Sommige dichters schrijven vrijwel alleen poëzie over wat poëzie zou moeten zijn. Hans Warren komt in zijn werk zelden met zulke voorschriften. Je kunt er zelfs over twisten of in het in ‘Op een Bataks doodkistje’ uitgesproken ideaal strookt met de praktijk van zijn eigen poëzie. Maar het verband tussen kunst en werkelijkheid is duidelijk. De foto’s tonen die werkelijkheid van alle kanten. Op 26 november 1973, het was de tijd van de autoloze zondagen, kwam het Bataks doodkistje in zijn bezit. Leendert van Lier was op bezoek, de befaamde kunsthandelaar had wat schatten op zicht meegebracht. Ook hij, misschien wel de deskundigste verzamelaar van Batak-kunst, had nog nooit zoiets gezien. In de vakliteratuur vindt Hans Warren geen tweede exemplaar, maar op 5 februari 1974 schrijft hij zijn gedicht. ‘Haast een prauw,’ beweerde hij, begrijpelijk, maar in feite heeft het metalen kistje de vorm van de stenen sarcofagen van de Batak. Het mysterie is in 2021 nog steeds even groot. Hans Warren haalde het kistje soms van de vensterbank om het kleine bronzen lijk aan het leven te laten ruiken. Ik pak het voorwerp uit de vitrine en til de Batak even, even richting hemel.