Maandelijks archief: februari 2021

Uit de nalatenschap van Hans Warren 96 ~ Dagboek 1965

Het midden van Hans Warrens leven, het lijken wel duistere Middeleeuwen. Met af en toe de hoop, zoals hij het op 19 maart 1965, Tweede Paasdag, om 16 uur omschrijft: ‘Er is toch nog een renaissance mogelijk?’ Hij weerde, vast vanwege de verhaallogica, de notitie uit Geheim dagboek 1963-1970, terwijl die toch de essentie van deze periode samenvat. Een periode van stilte: bijna geen gedichten en ook bijna geen dagboek. In het gedrukte Geheim dagboek lijkt het of de draad enigszins behouden blijft, door het binnensmokkelen van aantekeningen uit andere bronnen. Een belangrijke bron blijken zijn zakagenda’s, die hij niet gebruikt voor notities vooraf maar voor notities achteraf. Het is verbazend hoeveel hij in deze mini-dagboekjes kwijt kan. Maar in het ‘echte’ dagboek, cahier nummer 11 in dit geval, zie je het zijden draadje. De 288 pagina’s lopen vanaf 20 november 1956 tot en met 11 april 1974. Vanaf 1958 tot en met 1970 grijpt hij zelden naar zijn cahier. En als hij er wél naar grijpt, is het of hij beschaamd in de spiegel kijkt. ‘Ik dreig hoe langer meer in het moeras te zinken,’ begint hij de aantekening van 1 oktober 1962, 9 uur ’s morgens, in zeer afgezwakte vorm in Geheim dagboek opgenomen. De originele tekst is onthutsend. Hij beseft ‘onmachtig’ te zijn: ‘Niet alleen dat ik geen poëzie meer schrijf, ik doe helemaal niets meer. M’n enige werk bestaat uit: wat in ’t huishouden scharrelen, één keer per week een boek bespreken voor de krant en duiven fokken’. Zijn hersenen, zo meent hij, ‘verkalken en verstoffen’. ‘In plaats van de ruwheid en de scherpe kanten van vroeger is er nu een soort venijnige melancolia’ die ‘zelfvergiftigend’ werkt. De mensheid kan het zich eigenlijk niet veroorloven ‘zulke onproductieve experimenten als ik 40 jaar en meer in leven te houden’. Hij zegt in alle opzichten op Helen te drijven, zoals hij vroeger op zijn ouders dreef. Het erfenisje van zijn vader is inmiddels ‘helemaal opgeconsumeerd’ en ‘een arbeidersjongen net van school verdient meer dan ik’. Het jaar 1964 biedt niet één aantekening en 1965 levert één notitie op, die van Tweede Paasdag. Er is geen vlucht en geen uitkomst meer, stelt hij vast. ‘En toch, die renaissance waar ik op doelde, is er een mogelijkheid?’ Wij kennen het antwoord: een volmondig ja. Maar in de Middeleeuwen van Hans Warren leek het nee, nee, nee.

MARIO MOLEGRAAF