Maandelijks archief: juni 2019

Rijksmuseum voor Volkenkunde

Op zijn zwerftocht door Nederland fotografeert Martin van der Kamp landschappen, graven en gebouwen die verbonden kunnen worden met het leven en werk van Hans Warren. Deze maand: het voormalige Volkenkundig Museum Justinus van Nassau (Rijksmuseum voor Volkenkunde), Kasteelplein 13 te Breda.

Geheim Dagboek 2 sep. [1973] – Zondag. – Deze middag zijn Mabel en ik naar Breda gegaan voor de tentoonstelling ‘Aziatische Schaduwspelen’ in het Rijksmuseum voor Volkenkunde. (…) We hebben er vele uren, tot sluiting, doorgebracht. (…) Een openbaring waren voor mij de grote Nang-schijven uit Thailand. (…) Het mooist en geheimzinnigst blijf ik de Javaanse en Balische wajangs vinden. De overige schaduwspelsoorten zijn voortbrengselen van volkskunst met weinig artistieke waarde

Uit de nalatenschap van Hans Warren 76 ~ De Oosterse Bibliotheek

Op zaterdag 29 juli 1978, de dag dat ik Hans Warren leerde kennen, stond ook gewoon zijn wekelijkse letterkundige kroniek in de Provinciale Zeeuwse Courant. Het boek waarvoor hij op deze dag de aandacht vroeg, was (je zou er bijna iets achter zoeken) Liefde rond, liefde vierkant, een keuze uit zeven eeuwen Koreaanse poëzie, vertaald en toegelicht door Frits Vos. Het was deel 7 uit ‘De Oosterse Bibliotheek’, een prestigieuze reeks van uitgeverij Meulenhoff. ‘Een grote aanwinst in deze prachtige serie,’ oordeelde Hans Warren. En hij kon het weten, want het lijkt wel of hij erop had zitten wachten, op ‘De Oosterse Bibliotheek’ bedoel ik. Deel voor deel, met literatuur uit onder meer het oude India, China, Japan, Arabië, werd door hem uitbundig en uitvoerig besproken. Om te beginnen natuurlijk deel 1, De schending van Soebadra, een Javaans schimmenspel, waarop hij in de krant van 27 november 1976 inging. Het artikel telt drie kolommen, in de derde roept hij zichzelf tot de orde met een ‘Doch terzake’, in de eerste twee vertelt hij over zijn eigen ervaringen met wajang: ‘Nooit zal ik het ogenblik vergeten dat ik voor het eerst een wajangpop zag. Nooit ook dat ik voor het eerst de betoverende klanken van de gamelan hoorde.’ Bij het boek had hij enige bedenkingen: ‘Zoiets alsof je het libretto van een opera leest en er de rest maar bij verzinnen moet.’ Na vierentwintig delen was het afgelopen. ‘Niet verder verschenen,’ meldt de catalogus van de Koninklijke Bibliotheek over de reeks. Maar wat een tijden waren dat, tijden die nooit meer terug keren. Tijden dat zulke veeleisende boeken konden verschijnen, ze gelezen werden en minstens één bespreker er helemaal in opging. Hans Warren zette al zijn zintuigen in bij ‘De Oosterse Bibliotheek’. Zo kon hij de lezers van zijn krant over het eerste deel verzekeren: ‘De drukinkt ruikt lekker.’ Ik ga deze boeken toch weer eens uit de kast halen. Snuif ik daar de lucht van 29 juli 1978 op?

MARIO MOLEGRAAF