Jaarlijks archief: 2018

Uit de nalatenschap van Hans Warren 63 – Regenafsmeker

Ze zijn geen van beide wat ze lijken. Het boek niet en het beeldje niet. Het boek is méér dan de aankondiging ‘vierde, vermeerderde druk’ inhoudt. De pas verschenen bundel biedt namelijk voor de allereerste keer werkelijk álle gedichten van Gerrit Komrij (1944-2012). De derde druk van Alle gedichten uit 2004 is een gepasseerd station. Het beeldje is minder dan het wil zijn. Een vervalsing en nog een slechte ook, het ding kan niet eens op het voetstukje staan. Het is een beeldje van hardhout, een figuur met geheven armen, een voor het Dogonvolk kenmerkend gebaar, naar men vermoedt een gebaar om regen af te smeken. Dit ‘regenafsmekertje’ werd in 1971 verworven in de Amsterdamse kunsthandel door Gerrit Komrij en Charles Hofman (aan wie Alle gedichten is opgedragen). Ze gaven het aan Hans Warren voor zijn vijftigste verjaardag, 20 oktober 1971. Die besefte meteen, schrijft hij in zijn dagboek, ‘dat het een nepding was’. Maar tegelijk realiseerde hij zich dat hij de gulle gevers niet mocht teleurstellen: ‘Ze dachten me erg blij te maken en het lor had ongetwijfeld ook nog een hoop geld gekost.’ Zo is dit beeldje toch nog een symbool, voor goede bedoelingen, voor begrip en onbegrip, voor een vriendschap die uiteindelijk jammerlijk misliep. De dichter Komrij, van bladzij tot bladzij somberder, wist het: ‘Op mensenliefde staat straf.’

MARIO MOLEGRAAF

Volkenkundig Museum Gerardus van der Leeuw

Op zijn zwerftocht door Nederland fotografeert Martin van der Kamp landschappen en gebouwen die verbonden kunnen worden met het leven en werk van Hans Warren. Deze keer het voormalige volkenkundig museum Gerardus van der Leeuw aan de Nieuwe Kijk in ’t Jatstraat 104 te Groningen.

14 juli {1995] – 14.50 – [over 13 juli] (…) Om even na tweeën kwamen we aan in het Museum Gerardus van der Leeuw voor de tentoonstelling Goudglans en schaduwen, het hoogtepunt van de dag. Na vieren had het geen zin meer nog naar het nieuwe Groninger Museum te gaan. (…)

5 aug. [1998, noterend over 4 aug.] – 16 u. – (…) Vervolgens reden we naar Groningen, een veel aangenamer stad dan Leeuwarden. Hier bezochten we het volkenkundig museum Gerardus van der Leeuw, vooral vanwege de tentoonstelling over Theo van Baaren. Er waren reeksen van zijn collages, veelal met heel felle ogen erin geplakt. Grappig, gek, vervreemdend, maar wat van dat geknutsel te zeggen? Leuk spelletje, maar ietwat kinderachtig om op je oude dag mee door te gaan. Dan zijn ethnografica, die loopt van troep tot de prachtigste dingen. In het begin van de jaren veertig is hij begonnen met het aanleggen van de collectie. Heel wat stukken kocht hij bij Leendert van Lier, met wie hij bevriend was. Uiteindelijk telde de verzameling ruim tweeduizend voorwerpen, uit allerlei gebieden zodat een soort encyclopedie van de volkskunde is ontstaan. (…)

Uit de nalatenschap van Hans Warren 62 – Mensje van Keulen

De titel is pover, de rest is geweldig. Zojuist verscheen Neerslag van een huwelijk, het dagboek dat Mensje van Keulen tussen 1977 en 1979 bijhield. Hans Warren speelt er een belangrijke rol in. Ze past op zijn woning wanneer hij op reis gaat: ‘Van werken zal niet veel komen in dit heerlijke huisje met al die vogels rondom, de chocoladebruine duiven die in een vertrek naast de zitkamer huizen.’ Ze wil óók zo’n huisje en vindt dat in het naburige Driewegen, op de hoek van de Baandijk en de Paulushoekseweg. De overeenkomsten tussen het huisje van Hans Warren en het hare (zie de uit het boek overgenomen foto) zijn frappant. Het werd geen gelukkige periode voor haar. Dat lag niet aan Driewegen maar aan Lon, haar trouweloze echtgenoot. Waarom is het zo’n indrukwekkend dagboek? Vanwege de eerlijkheid over haar instortende huwelijk en over een abortus die ze ondergaat. Maar zeker ook vanwege het einde met paukenslag. Ze wordt opnieuw zwanger, krijgt een zoon en besluit haar dagboek jubelend: ‘Ik kan mijn ogen amper van hem afhouden.’ Ze reist in deze jaren veel van Amsterdam naar Zeeland: ‘op weg naar Hans’ noemt ze het. Ergens halverwege duik ook ik op: ‘Hij is veertig jaar jonger dan Hans, maar heeft iets ouds, alsof hij geen jeugd heeft gekend.’ Hoezeer ze ook met zichzelf bezig was, ze bekijkt mijn achttienjarige ik aandachtig en vooral ook kritisch. Desondanks of misschien wel daarom ben ik blij met dit boek: het lanceert me veertig jaar terug in de tijd, even keert het verloren verleden weer. Toen ik het uit had, zei ik zachtjes: dank je wel, lieve Mensje.

Mario Molegraaf

 

Nisse

Op zijn zwerftocht door Nederland fotografeert Martin van der Kamp landschappen en gebouwen die verbonden kunnen worden met het leven en
werk van Hans Warren. Deze keer de NH-kerk te Nisse.

Midden in de oorlog vermeldt Warren tweemaal in zijn dagboek een bezoek aan het kerkgebouw te Nisse. De eerste keer om de koster te assisteren en de tweede keer met vriendin Sibylle. De “P” in het citaat staat voor “Prufung”, een markering van de Duitse klokkenvordering vanaf 1943. De klokken met een P zijn exemplaren die
nader onderzocht zouden gaan worden. Bij een grote cultuurhistorische waarde zouden deze exemplaren alsnog van vordering vrijgesteld worden.

 

8 maart 1943 – In Nisse met de koster op de kerktoren geweest ten
einde een grote P te schilderen op de klokken die helaas versmolten
moeten worden voor de oorlogsindustrie. Of die (valse) P nog helpen
zal betwijfel ik, het is te hopen. Het zijn mooie oude klokken, een
grote en een kleine. Het uitzicht boven van de tinnen was prachtig,
het panorama van de Poel in het helle maartlicht. (…)

31 augustus 1943 – Jl. zaterdag zijn Sibylle en ik inderdaad een hele
dag op stap gegaan, maar ik heb niets gevraagd. Ik schuif het maar op
het koude weer. ’s Morgens ging het nog. We bezichtigden de kerk van
Nisse, Sibylle klom op de preekstoel en gaf een geslaagde imitatie van
een dominee, ze was aanbiddelijk met de roodblonde stralenkrans van
haren onder het donkere glanzende klankbord. Heel hoog in het gewelf
is een ‘kroning van Maria’ geschilderd, een klein, rond, primitief
werk dat ze door de verrekijker bestudeerde terwijl ik de stoel waar
ze op zat achterover balanceerde. We klommen op het orgel, ik
probeerde het even, en bestegen de smalle wenteltrap van de hoge
toren. Het woei boven erg hard. (…)