Daar zijn we weer! Terug naar Zeeland, een zeer zomerse zondag. Terug naar plaatsen waar ik lang niet ben geweest. Terug naar onder meer de Deesche Watergang, ofwel eenvoudig De Dee, nabij het Oosterscheldedorpje Kattendijke. Op een herfstmiddag in 2005 werd hier een uitzichtpunt geopend. Op de achtergrond zien we de torens van Kapelle, Goes, Kloetinge, akkers en velden. Dan natuurlijk De Dee, een kreek vol typische vogels. Er zijn bijna altijd kluten, de kittige koninkjes van het Zeeuwse vogelrijk. Vaste gasten zijn ook de bergeenden, geen bergbewoners maar vogels die bij de Delta horen. Maar de blikvanger is sinds 2005 een plaquette, dat deftige woord is wel gepast, in de vorm van een opengeslagen boek, met Hans Warrens gedicht ‘Thuiskeer in Zeeland’. Het uitzichtpunt, een soort dijkbalkon, maakt na al die jaren een ietwat vervallen indruk. De bordjes waarop de verantwoordelijken stonden vermeld, onder meer Staatsbosbeheer, óók beheerder van De Dee, zijn verdwenen. Maar de plaquette, blijkbaar van een degelijk metaal, blinkt nog in volle glorie. Een witte kwikstaart trippelt over de rand ervan, maar wacht helaas niet op de foto. Wat een eerbetoon, en wat een goed gekozen plaats. Hans Warren en ik stopten hier altijd, om vogels te kijken, en onze observatiehut was de auto. Zelfs de allerlaatste natuur-rit, vrijdag 14 december 2001, luttele dagen voor zijn dood, voerde ons hierheen. Even gevlucht uit de barre realiteit die onze dagen waren geworden. Maar op het grootste deel van ons leven samen blik ik gelukkig terug. Misschien was het slothoofdstuk juist zo ontluisterend omdat de rest van het ruim drieëntwintig jaar durende verhaal zo rijk, goed en mooi was. Het blijft een onverdraaglijk idee dat de achteraf zo onalledaagse dagelijkse dingen wegspoelen uit de herinnering. Er bestaan geen plaatjes van, hooguit plaatjes die mijn geheugen toch weer op gang brengen. Neem de verrekijker, meegenomen naar vele vogelterreinen, natuurlijk ook meegenomen naar De Dee. We spraken als echte mannen, en dat is anders dan soms gedacht een kwestie van bedeesdheid in plaats van botheid, nooit over relatiedingen, maar op een of andere manier melden we elkaar zonder woorden alles. Wie weet ook tijdens het vogelkijken, voor mij zeker de eerste jaren tevens natuurlessen waarbij ik bijvoorbeeld de vertegenwoordigers van de Zeeuwse avifauna leerde onderscheiden. Ze zijn bijna als goede vrienden. Iedere keer (veel te weinig) als ik een kluut of een bergeend zie, fluister ik verheugd: ‘Daar zijn jullie weer!’