Jaarlijks archief: 2014

Uit de nalatenschap van Hans Warren – deel 27: Kitty Koorevaar

Momenteel werkt Mario Molegraaf aan de biografie van Hans Warren. Op zijn ontdekkingstocht door het leven van Warren stuit hij regelmatig op interessante vondsten. Op de eerste dag van elke maand deelt hij zo’n vondst met de bezoekers van onze website.




Kitty Koorevaar, een naam als uit een boek, maar zij is werkelijkheid. Eigenlijk moet ik zeggen: was werkelijkheid. Enig speurwerk leert namelijk dat zij in 1988 is overleden. Ze heeft óók een boekennaam, want ze komt in Hans Warrens dagboek voor. Daarin heet ze Cynthia. Waar zal ik de historie van Kitty Koorevaar beginnen? Bij Herman Klomp (1920-1985), uiteindelijk hoogleraar dierecologie aan de Landbouwhogeschool te Wageningen geworden. In de gedrukte versie van Geheim dagboek, waarin hij éven een grote rol speelt, heet hij Hein Kaasjager. Zijn verloofde, in werkelijkheid was haar naam Jeanne A. Kerper, werd door de dagboekschrijver tot Marianne omgedoopt. Hein/ Herman schrikt wanneer hij hoort dat het uit is tussen Sibylle, in het echt Miep de Roo geheten, en zijn goede vriend Hans Warren. Hij voegt daaraan in zijn brief van 12 juni 1945 toe: ‘M’n zus Nel is nog vrij; dat zou ik nou nog eens verdomd leuk vinden.’ Verder dringt hij niet aan, maar Marianne/Jeanne is bij een volgende koppelpoging daadkrachtiger dan haar aanstaande. Op 27 september 1945 stuurt ze een brief naar Borssele waarin ze haar beste vriendin Kitty aanbiedt, een maand jonger dan Hans: ‘Ze (…) heeft een dergelijke teleurstelling achter de rug als jij.’ Een paar dagen later verstrekt Herman een wervend signalement, ‘een mannelijk oordeel’ noemt hij het. Hij beschrijft haar als ‘slank, goed figuur, lieve snuit’ en meldt dat ze ‘een exotische indruk’ maakt. Jeanne heeft aan Hans gevraagd: ‘Schrijf haar eens, misschien worden jullie vrienden. En jij kunt de dingen zoo fijn zeggen.’ Vrijwel onmiddellijk doet Hans Warren een poging de dingen eens fijn te zeggen, een kladversie van dat bericht bleef bewaard. Er komt snel bericht terug uit Ommen (Overijssel), uit het Evacuatiekamp ‘Arriën’ waaraan Kitty als sociaal werkster is verbonden. Op grond van Geheim dagboek zou je zeggen dat spoedig een ontmoeting is gevolgd. ‘Reeds de eerste seconde wisten we allebei nee,’ staat er. Maar het geschreven dagboek kent in deze tijd een chaotische periode, waardoor de aantekening in het gedrukte dagboek op een verkeerde plaats is beland. Bijna een jaar na het begin, op 18 september 1946 schrijft Kitty: ‘’k Vind ’t fijn om je eens te zien en te spreken. Ik zal geen luchtkastelen bouwen.’ In haar eerste brief had ze meteen het verhaal van haar leven verteld, een heel treurig verhaal. Later kreeg dat, zo begrijp ik, alsnog een gunstige draai. Ze leefde misschien niet lang maar wel gelukkig. Adieu, Kitty Koorevaar.

Mario Molegraaf

Havelte

Op zijn zwerftocht door Nederland fotografeert Martin van der Kamp graven en gebouwen die verbonden kunnen worden met het leven en werk van Hans Warren. Voor deze aflevering bezocht Martin van der Kamp de hunebedden van Havelte.

Uit Geheim dagboek: 20 juli 1991 – 19.45. Afgelopen woensdag zijn we naar Drente geweest. (…) Het is gek: vanaf de lagere school hoor je erover, maar je moet ongeveer zeventig zijn voor je een hunebed te zien krijgt. (…) We reden eerst naar Havelte. Tegen halftien stonden we bij de hunebedden 53 en 54, aan de weg naar Frederiksoord. Een groot en een wat kleiner. Bij het kleine kraste een troep zwarte kraaien, bij het grote zong onverdroten de boompieper, die had ik al jaren niet gehoord. De hunebedden lagen er netjes bij, met duidelijke borden en bijschriften.



Uit de nalatenschap van Hans Warren – deel 26: Mensje van Keulen

Momenteel werkt Mario Molegraaf aan de biografie van Hans Warren. Op zijn ontdekkingstocht door het leven van Warren stuit hij regelmatig op interessante vondsten. Op de eerste dag van elke maand deelt hij zo’n vondst met de bezoekers van onze website.

Mensje van Keulen, als ze me nog eens ziet, doet ze alsof ze me niet ziet. Dat alles omdat de vriendschap tussen haar en Hans Warren zo pijnlijk eindigde. Ze was boos over een recensie, boos over het Geheim dagboek. Het begon allemaal zo mooi in augustus 1974, zoals uit hetzelfde dagboek valt op te maken. ‘Voor Mensje voelde ik direct een grote sympathie,’ schrijft Hans Warren. ‘Hoe was het mogelijk dat die briljante vrouw, half engel, half heks, neiging voelde over die kleinburgerlijke typen te schrijven?’ Er is een contra-dagboek, heel interessant, Alle dagen laat haar journaal over 1976 dat Mensje van Keulen in 2000 publiceerde. ‘De hartelijke man verandert in een lelijke, vieze vent als hij drinkt,’ noteert ze op 25 augustus. ‘Ik ben stomdronken geworden en herinner me vrijwel niets,’ schrijft Hans Warren over hetzelfde avondje Amsterdam. Zij voelt enig wantrouwen, schrijft ze later: ‘Het komt misschien door de manier waarop hij over zijn kinderen spreekt.’ En terwijl Hans maar blijft jubelen over Giovanni Nurchi, concludeert zij over de man: ‘Alles wat hij zegt is dom (…) zijn gezicht heeft meestentijds de uitdrukking van een oud, chagrijnig wijf.’ In één alinea weet ze heel de toverwereld van het Pijkeswegje op te roepen, de kamer waarin Hans Warren en zij winter 1978 zijn gefotografeerd. ‘Oude prenten, een zestiende-eeuws beeld, een erotisch schilderij, Perzische kleden en kussens, diepe inpandige kasten vol boeken (en drank), wajangpoppen, met de hand beschilderde doosjes, Louis XV-stoelen, een licht zoet parfum, klavecimbelmuziek: het huis van Hans.’ Ook de volgende keer dat ze haar toneelstukje opvoert, lach ik dankbaar naar Mensje van Keulen terug.

Mario Molegraaf


Nelleke Maljaars (1961 – 2014)

Op 26 maart – op haar verjaardag – overleed Nelleke Maljaars in haar woonplaats Middelburg.

Zij was een van de eerste supporters van onze website. Regelmatig bezorgde zij ons, als Zeeuwse correspondent, nieuwtjes over Warren. In 2003 koos zij Niet opbranden van Warren als gedicht van de maand. In datzelfde jaar bezochten wij met haar het verlaten huis aan het Pijkeswegje bij Goes.

Maar we herinneren haar ons vooral als een bijzonder dichter. Haar gedichten werden gepubliceerd in Ballustrada en ten gehore gebracht bij Omroep Zeeland en Plein Publiek van de NCRV. In 1984 verscheen haar debuutbundel Evenwicht. Bekendheid genoot zij door de bundels Man en Paard (2005) en Vale Gieren (2011). Vorig jaar verscheen In dubbeling verschijnen, ter gelegenheid van het 15-jarig bestaan van de Werkgroep Poezie Middelburg. Daarin werd haar gedicht Ego struikelblok opgenomen. (Foto van http://zeelandboeken.pzc.wegenerwordpress.nl/poezie/vale-gieren/.)

Ego struikelblok
Met grote stelligheid door het leven gelopen.
Directheid is van kleur veranderd.
Stel je voor dat iemand zegt
dat je niets bent veranderd
en dat het klopt.
Denk dat de redevoeringen
bij mijn begrafenis tegenvallen.
Dat er een beeld wordt geschetst.
Ik ten voeten uit.
Niet aan eigen verschijning wennen.
Zitten staat niet.

J.C. Bloem

Op zijn zwerftocht door Nederland fotografeert Martin van der Kamp graven en gebouwen die verbonden kunnen worden met het leven en werk van Hans Warren.

Voor deze aflevering bezocht Martin van der Kamp het graf van de dichter J.C. Bloem (1887 – 1966) op het kleine kerkhof van Paasloo.

Geregeld schrijft Warren in zijn dagboek over Bloem. Hij heeft Bloem slechts één keer ontmoet, in 1947 in Den Haag bij een feest van uitgeverij Stols (‘lang met Jacques Bloem geboomd’). Enkele jaren later schrijft Warren, wanneer hij een pakket kleren cadeau doet aan Mohammed: “Het was geen offer, al was er een Zwitsers colbert bij met een literair souvenir: Bloem had, druk betogend over een patrijzenjacht ooit in de Van Citterspolder, met zijn sigaar een gat in de mouw gebrand.” (GD 1952 – 1953, p. 14 – 15)

Dat dit gebeurde tijdens het feestje bij Stols lezen we in 1977 als Warren naar aanleiding van de verschijning van Leven met J.C. Bloem van Clara Eggink herinneringen aan die gebeurtenis ophaalt: “Bloem was dronken en nam me terzijde uit het gedrang van een feestje, geanimeerd maar zacht sprekend. Hij hield me aldoor bij de arm en omdat ik nogal langer was dan hij, boog ik me naar hem over om hem beter te verstaan. Het viel me op wat een zachte, haast rimpelloze huid hij had, bleek en toch donker, mat. (…) Opeens een brandende pijn op mijn biceps. Bloems sigaar was door de mouw van mijn colbert heengeschroeid. Het drong niet tot hem door, zo dronken was hij, maar ik moest het wel even afkloppen. Ik vond hem beminnelijk en charmant.” (GD 1977 – 1978, p. 125 -126)

Over het werk van Bloem was Warren kritisch: “Het is mij onbegrijpelijk dat zovelen J.C. Bloem een groot dichter vinden.”

GD 1952 – 1954, p. 102)