Maandelijks archief: maart 2014

J.C. Bloem

Op zijn zwerftocht door Nederland fotografeert Martin van der Kamp graven en gebouwen die verbonden kunnen worden met het leven en werk van Hans Warren.

Voor deze aflevering bezocht Martin van der Kamp het graf van de dichter J.C. Bloem (1887 – 1966) op het kleine kerkhof van Paasloo.

Geregeld schrijft Warren in zijn dagboek over Bloem. Hij heeft Bloem slechts één keer ontmoet, in 1947 in Den Haag bij een feest van uitgeverij Stols (‘lang met Jacques Bloem geboomd’). Enkele jaren later schrijft Warren, wanneer hij een pakket kleren cadeau doet aan Mohammed: “Het was geen offer, al was er een Zwitsers colbert bij met een literair souvenir: Bloem had, druk betogend over een patrijzenjacht ooit in de Van Citterspolder, met zijn sigaar een gat in de mouw gebrand.” (GD 1952 – 1953, p. 14 – 15)

Dat dit gebeurde tijdens het feestje bij Stols lezen we in 1977 als Warren naar aanleiding van de verschijning van Leven met J.C. Bloem van Clara Eggink herinneringen aan die gebeurtenis ophaalt: “Bloem was dronken en nam me terzijde uit het gedrang van een feestje, geanimeerd maar zacht sprekend. Hij hield me aldoor bij de arm en omdat ik nogal langer was dan hij, boog ik me naar hem over om hem beter te verstaan. Het viel me op wat een zachte, haast rimpelloze huid hij had, bleek en toch donker, mat. (…) Opeens een brandende pijn op mijn biceps. Bloems sigaar was door de mouw van mijn colbert heengeschroeid. Het drong niet tot hem door, zo dronken was hij, maar ik moest het wel even afkloppen. Ik vond hem beminnelijk en charmant.” (GD 1977 – 1978, p. 125 -126)

Over het werk van Bloem was Warren kritisch: “Het is mij onbegrijpelijk dat zovelen J.C. Bloem een groot dichter vinden.”

GD 1952 – 1954, p. 102)



Uit de nalatenschap van Hans Warren – deel 25: Anthonie de Roo

Momenteel werkt Mario Molegraaf aan de biografie van Hans Warren. Op zijn ontdekkingstocht door het leven van Warren stuit hij regelmatig op interessante vondsten. Op de eerste dag van elke maand deelt hij zo’n vondst met de bezoekers van onze website.



Een biografie gaat niet slechts over één mens, maar eveneens over een heleboel mensen uit diens omgeving. Ze kunnen zich niet verschuilen, de goeden en de slechten, de dapperen en de lafaards, en natuurlijk alle tinten persoon daar tussenin. Mijn held bij het schrijven van Hans Warrens biografie is Anthonie de Roo (Vrouwenpolder 1898 – Kampen 1990) geworden, de vader van Maria de Roo, in Geheim dagboek Sibylle geheten. Lees vooral de indringende reconstructie van haar leven in het blad De Parelduiker (2008/4, helaas uitverkocht) door Ronny Boogaart en Eric de Rooij. Maar nu gaat het dus over haar vader, de schoonvader van Jan Wolkers en de net-nietschoonvader van Hans Warren. De verleiding is groot om aan deze moedige man onevenredig veel aandacht te besteden. Hij, de zoon van een wagenmaker, was allerminst voor waaghals in de wieg gelegd. Toen hij in 1919 trouwde, was hij journalist. Maar het grootste deel van zijn leven werkte hij als accountant, in 1922 begon hij een kantoor in Goes. Verder was hij actief in de plaatselijke politiek, liberaal maar vooral conservatief. Een man die veel te verliezen had, zijn positie, zijn rijkdom, zijn gezin. In de zomer van 1941 worden op een nacht vernielingen gepleegd in de winkel in Goes van de Nederlandsche Unie. De plaatsvervangende burgemeester De Roo treedt hard op. In het Kringhuis van de NSB worden de gestolen spullen teruggevonden. Bij de NSB schakelen ze vlug hun Duitse vriendjes in, maar hij wijkt niet. Zelfs niet wanneer eind 1941 in Goes een NSB-burgemeester wordt geïnstalleerd. In een zaal vol NSB’ers en belangrijke vertegenwoordigers van de bezetters zegt hij wat hij meent te moeten zeggen. Het verhaal over zijn koelbloedige optreden in het woelige hol van de leeuw kwam gek genoeg gewoon in de krant. Inclusief zijn slotwoorden. Hij zegt tegen de ongewenste burgemeester dat ‘de Goesche gemeenschap in zijn geheel van U mag eischen, dat gij het als uw onverbrekelijke plicht zult beschouwen, die gemeenschap op de beste wijze, die mogelijk is, te dienen.’ De NSB’ers in de zaal onderbraken hem regelmatig met kreten als ‘Laten we zijn gezicht dichtslaan’, maar dat haalde de krant niet. Kort nadien moet hij letterlijk en figuurlijk ondergronds. Anthonie de Roo, de grote held van de kleine stad.

Mario Molegraaf