Momenteel werkt Mario Molegraaf aan de biografie van Hans Warren. Op zijn ontdekkingstocht door het leven van Warren stuit hij regelmatig op interessante vondsten. Op de eerste dag van elke maand deelt hij zo’n vondst met de bezoekers van onze website.
Ze dachten, geloof ik, dat kattenbakken zelfreinigend waren. Mijn luchtwegen protesteerden hevig en ook in andere opzichten had ik moeite met hun huishouding. De huishouding van Gerrit Komrij en Charles Hofman in Amsterdam. Charles maakte verschrikkelijke ruzies als hij dronk, en hij dronk vaak. De uren verliepen traag aan de Jacob van Lennepkade, alsof je bij een oma langs moest. Het eerste bezoek dat Hans Warren en ik aan hen brachten was in het weekend van 12 en 13 augustus 1978. Ik was zeventien, plus vijftig weken. Een boek dat ik van Gerrit kreeg, een herdruk van de door hem vertaalde roman Pausin Johanna, herinnert aan die eerste logeerpartij. Ook is er een aantekening in Hans’ dagboek, een verslag dat allerminst aan een bezoek aan grootmoeder doet denken. Van besmeurde kattenbakken en ruzies is ook al geen sprake. Misschien heeft mijn herinnering het allemaal erger gemaakt dan het was, want de prachtige vriendschap van Gerrit Komrij en Hans Warren kende een lelijk einde. Op deze foto, gemaakt door Wim Helm in de aula van de Zeeuwse Bibliotheek, is daarvan weinig te bespeuren. Het was de dag dat een grote tentoonstelling over Hans werd geopend, september 1996, Gerrit was een van de sprekers. De twee mannen zagen elkaar niet vaak meer, de verwijdering was al ingezet. De rollen leken een beetje anders verdeeld dan in het verleden. Vroeger was het de succesvolle Gerrit Komrij geweest en de veelbelovende Hans Warren. Nu zag hij dat zijn naamsbekendheid niet hielp: het werk van Hans, het Geheim dagboek vooral, werd beter verkocht dan Gerrits proza en poëzie. Dat moet hem onbewust hebben dwarsgezeten. Vooral ook omdat hij zoveel had gedaan om de roem van zijn vriend te bevorderen. Ik vergeet het niet, dat nare einde, ik kan het niet vergeten. Maar ik vergeet ook niet die wervende artikelen, die lieve brieven. De eerste brief, nog heel formeel, is deze uit 1969. Het literaire tijdschrift Maatstaf was net overgegaan naar De Arbeiderspers, de redactie bestond uit Martin Ros en Gerrit Komrij. In de loop van het jaar zou Tussen hybris en vergaan verschijnen, Hans’ dichtbundel die een wonderbaarlijke terugkeer in de literatuur inluidde. Hoe zou het met Hans Warren verder zijn gegaan als Gerrit Komrij niet op zijn weg was verschenen? Zoals alle vragen met als erin een zinloze vraag. Vast staat dat Gerrit in een beslissende fase een onmisbaar klankbord is geweest. Hij wakkerde de dichterlijke eruptie aan die Hans rond zijn vijftigste beleefde. En Gerrit en Charles waren in zijn leven, ook al was hij een kwarteeuw ouder, een ongelooflijk belangrijk voorbeeld: zo kon het ook, zo kon je ook als homo leven. Maar Hans Warren heeft ook iets teruggegeven: zijn vriendschap in ieder geval. Deze foto getuigt daarvan. Gemaakt op een ongeluksdatum, vrijdag de dertiende, maar wat zijn beide mannen gelukkig. Gelukkig met het weerzien, gelukkig met elkaar.