In 1980 zei Mensje van Keulen in een interview
In 1976 ben ik aan het dagboek begonnen en sindsdien is het een dwangneurotische handeling: ik moet er in schrijven. Ik zal het nooit publiceren. Tenzij ik aan het eind van mijn leven zo razend ben dat ik het dagboek, voordat ik mij in de strop verhang, naar mijn uitgever breng. Dat zou een satanische daad zijn.
Deze week verschijnt onder de titel Alle dagen laat bij Uitgeverij Atlas haar dagboek uit 1976. Uit Warrens dagboek uit dezelfde tijd weten we dat de twee schrijvers toen (nog) met elkaar bevriend waren en Warren treedt dan ook een aantal malen in het dagboek op. Niet altijd in positieve zin. “De hartelijke man verandert in een lelijke, vieze vent als hij drinkt. Zweterig en geil”. Maar vooral Warrens toenmalige liefde Gianni Nurchi moet het een paar keer ontgelden. “Wat ziet Hans in die jongen? Zijn uitspraken zijn een al gezwets en gesnoef. (…) alles wat hij zegt is dom, zijn lippen mogen dan sensueel heten, zijn gezicht heeft meestentijds de uitdrukking van een oud, chagrijnig wijf”. Van Keulen schrijft in haar dagboek ook over haar eerste bezoek aan het Pijkesweegje in Kloetinge. “De benedenkamers in het lage, donkere huis – op het eerste gezicht een nederige boerenwoning – zijn schemerig, rustgevend, antiek ingericht”. Over Warrens prozawerk Demetrios is dan weer een stuk minder enthousiast: “geregeld ontsporen zowel de dialoog als de beschrijving en vervalt het verhaal tot iets wat meer heeft van een krantenartikel, te haastig, te prozaïsch”.
Ook schrijft ze: “Niet altijd voel ik me op mijn gemak bij deze man. (…) Het komt misschien door de manier waarop hij over zijn kinderen spreekt.” In de publiciteit rondom het dagboek valt de naam Warren regelmatig. Arjan Peters citeert de Warren-passages in zijn bespreking in de Volkskrant van afgelopen vrijdag. Saillant is natuurlijk dat Warren en Van Keulen gebrouilleerd zijn geraakt juist nadat Warren zijn dagboeken ging publiceren. Maar in een interview in HP/De Tijd van vorige week zegt Mensje van Keulen dat het één niks met het ander te maken had. “Waar ik mies van werd, en dat is Gerrit Komrij ook overkomen, was de manier waarop Warren ineens een boek van mij recenseerde. Daarmee raakte hij me veel meer dan met alles wat hij in die dagboeken ook maar had kunnen schrijven. (…) Bij het tweede boek dat hij afkraakte, dacht ik: hier heb ik geen zin meer in. Toen heb ik niet meer van me laten horen.” Ze vertelt dat Warren haar een paar jaar voor zijn dood nog een brief schreef om het contact te herstellen, maar dat ze daar nooit op heeft gereageerd.
Het eind van de vriendschap tussen Van Keulen en Warren wordt ook besproken in een radio-interview met Mensje van Keulen dat afgelopen maandag werd uitgezonden (Radio 747, Kunststof) en dat hier nog te beluisteren is.