Door Rutger Vahl
Gisteren was Gerrit Komrij te gast in het radioprogramma Desmet Live. Interviewer Theodor Holman ondervroeg de Dichter des vaderlands over zijn nieuwe prozabundel Demonen. Uiteraard kwam het gesprek al snel op Hans Warren, aan wie Komrij in dit nieuwe boek een essay heeft gewijd (zie nieuws 3 en 30 oktober en 6 november 2003). Holman was als beginnend journalist en schrijver regelmatig aanwezig op de drinkfeesten van Gerrit Komrij, zie Geheim Dagboek, en toonde zich geschokt door het stuk. Het leest als een afrekening, vond Holman. Waar was de vriendschap misgegaan? Komrij vertelde dat hij Warren lange tijd als een heel goede vriend had beschouwd, maar dat hij ‘diep, diep teleurgesteld’ in hem was geraakt. Het begon met ‘dat vriendje’, die het leuk vond om ‘een beetje te stoken’ in de vriendschap. Daarna volgden de dagboeken, die in de ogen van Komrij een volstrekt eenzijdig beeld van de werkelijkheid gaven. Komrij noemde Warren verder een ‘grote opportunist’. ‘Ik heb zijn duizenden brieven onlangs herlezen. Steeds maar die vragen: Gerrit, wil je dit voor me doen, wil je daar over schrijven… Ik heb dat keer op keer gedaan op een manier waardoor ik bijna een hekel aan mezelf begon te krijgen.’ Ook: ‘Warren was nooit zo’n groot dichter geworden als ik het niet [van hem] had gezegd.’ Tot slot vroeg Holman of Komrij zijn grieven ooit rechtstreeks had geuit. Komrij: ‘Ik heb er één keer een stuk over geschreven. De volgende dag was Warren dood.’ Voelde hij zich schuldig? Nee, want er was geen causaal verband. ‘Maar het was wel een vreemde gewaarwording.’